ONZE GRIJPVOGEL EiGejus mijn vriend, ik kam je niet op, Ik weet het, je bent zeer bescheiden. Maar je vlag moet zoo'n enkelen keer eens in top Dat is niet altijd te vermijden. Jij, aalvlugge baas, je bent ze te glad, Te kwiek meest, je neemt ze te grazen. Vaak juicht het publiek al „die bal zeg, die zat Te vroeg steeds jij laat ze maar dazen. Je grijpt ze zoo klem, zoo stevig en vast Je lacht wat om zeepklei of modder, Je hebt ze soms wel van de lat weggeratst, Zoo n zeepgladde, vettige klodder. En als ze je nemen het dénken te doen Dan komen z eerst recht op de koffie Het is goochelwerk jong, men ziét 't je doen, En altijd is 't raak, nooit 'n boffie. Rechts gooit ie weg, denkt zoo n forward gewis, Maar mis poes juist links zag je 't gaatje. Ergo réchts springt de vent en dat is juist mis, Je tapte uit 't andere vaatje Vaak dringen ze aan, soms wel 4 tegelijk, En jij Welje speelt „op zien kommen", Ze hebben op jou nou éénmaal geen kijk, En zoo n charge, die kan je niet bommen Een tik, dan 'n draai, een aai en een veeg, En weg wipt de bal weer naar voren. Ze stormen, ze rammen, maar het doel is al leeg, En 'n zalm van 'n kans ging verloren. En als er zoo'n hoekschop-bal zweeft door de lucht, Dan sta jij in den hoek van je veste, Dan brom ik „Kijk uit nou Want dan komt de klucht, Die schamp-aaien zijn wel je beste. Gejus als Internationaal, bijgestaan door zijn Mascotte.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1929 | | pagina 114