HOUDT HOOG UW VAAN
.W" moeten een stukje van je hebben voor het gouden jubileum-gedenkboek van
h. f. c: is mij meermalen in het oor gefluisterd, maar of ik al zeide, dat ik
van dergelijk werk geen ervaring had, het gaf niets. Men wilde mij niet eens een beetje
wegwijs maken, waarover het dan wel zijn moest.
Ten slotte ben ik voor den aandrang bezweken, maar ten koste van groote
verlegenheid, wat ik nu wel schrijven zou en het is mij bij nadere overdenking het
beste toegeschenen, om de herinneringen aan de jubilaresse, welke mij het aangenaamst
en het levendigst voor den geest staan en zullen bijblijven, neer te schrijven.
Allereerst gaan mijn gedachten dan naar H. F. C., lang geleden, ongeveer ten tijde
dat de gouden jubilaresse haar zilveren huwelijksfeest met de sport vierde.
Wij hadden destijds als schooljongens natuurlijk veel gehoord over „de keien van
het eerste" uit dien tijd, over de van Waveren's, de van der Vinne's enz. je had ze
misschien wel een enkelen keer in levenden lijve zien spelen bij een competitie-wedstrijd,
toentertijd ergens buiten den Haag, aan den Wassenaarschen weg over het zevende
bruggetje, of op t H. B. S.-veld, toen nog te midden van moestuinen en weiden aan de
Valkenboschlaan, doch verder strekte de kennismaking niet.
Het was dan ook een buitengewoon gebeuren voor ons, blauw-witte Quick-
menschen, dat op Hanenburg op een goeden Zondag naar ik meen als onzijdig
terrein een wedstrijd van het tweede elftal van H. F. C. was vastgesteld. Voor ons,
jongeren, was dit elftal eigenlijk nog veel belangrijker en interessanter dan het eerste,
want deze gebeurtenis speelde in den tijd, dat H. F« C. II, ik zou haast zeggen, nog
beroemder was dan het eerste, toen nog allerlei fantastische verhalen van het tweede
den rondgang deden, welke onze onbegrensde jongensbewondering en -verbazing opwekten
en natuurlijk grif geloofd werden, zoo b.v. dat het tweede eigenlijk sterker was dan
het eerste e.d. Het was dus een onverhoopt geluk, dit wonderelftal op eigen veld
te mogen ontvangen en te zien spelen. De verwachtingen werden niet beschaamd
zelden heb ik een homogener, keuriger samenspelende ploeg van spelers van zoo
jeugdigen ouderdom gezien. Een prettig, joviaal geheel, verbluffend van tactiek, frisch
en enthusiast, gestoken in een, voor alle spelers, volkomen gelijk costuum, in die
dagen nog een sporadisch voorkomend feit. Wij genoten voor het eerst van het
spel van Mannes Francken en Adé van Gogh, Witkop en Rein van der Woude,
Schalkwijk, Mauk van Lennep en Oosterhoff en last not least van dat van Cees Spoelder,
wiens stalen schenen reeds toen als 't ware een muur voor H. F. C.'s doel vormden.
Zelfs het beklimmen en afdalen van den destijds beroemden Hanenburgschen heuvelrug
was geen beletsel voor hen om een groote zege te behalen, met hoeveel dat is mij
ontschoten.
Een verdere herinnering is mij het spelen op H. F. C.'s onvergelijkelijk terrein achter
den Houthet schitterend gelijke grastapijt toovert mij voornamelijk twee wedstrijden voor
oogen: den eersten, mijn eigen debuut in eerste-klasse voetbal, toen ik voor het eerst in
Quick I speelde en medehielp, om het aloude R. A. P. met groote cijfers te verslaan,
waardoor zij spoedig daarop, helaas, moest degradeeren; den tweeden wedstrijd, op dien