- 117 - geregeld geestesgeschenken en beleert velen. Tegen béte menschjes trekt Kees geen degen, vertelt, cementeert het denken, vertelt de helden-legenden, de gevechten veler, reeds eeuwen geleden gesneefde Hellenen en Perzen en derzelver teergeweefselde, veel en ter snede beschrevene Hetaeren, bespreekt met hen het mennen der hengsten, der sterk bezweete, fel gemepte en bezweepte peerden, celebere beesten, welker beenderen wel reeds geheel verbleekten, de renners, snel reppend de schenkels en verzenen, wendend en keerend en centen reekend ten beste der Helleensche peerde-heertjes, de weddende snertventjes, de gehelmde spekkevers, weeë geld-peeën, meest smeerkeesjes, deze steeds weer echtbrekende Helleensche peerdevlerken, deze leeperds des verledens, het verleden, hetwelk Kees hen leert, hen desgewenscht met verve be-bekvechtend. Kees leert hen 'n heelen berg belegen geleerdheden. Geen Engelsch, geen neger- Engelsch, geen Deensch zelfs, besprekend en gedenkend slechts het verleden der vele gesneefde Perzen en Hellenen en de desbetreffende eeuwen. Kees pest je zelden, eer het tegendeel, belevend de levensherfst des geleerden. Het schemert hem geensdeels. Vele keeren betreedt Kees de speelvelden, de tent, regelt treffend-zeker, de scheper veler spelers en leden, reflecteert, beveelt, herstelt het veld, bevelen gevend, zegt: weg de stekels, de netels, vel deze éénbes, deze weegbree, scheer deze heg, weg met venkel, veldkers, steenbreek, weede, melle en kweek, weg er mee Zeker, Kees weet te ketteren, kent hetWee eiken schetterbek, wee de leebrekende nestwelpjes, wen Kees eens kregel werd. Den klepel terdege wetend en de geslepen leeperds geheel beheerschend, legde Kees ze zeker even neer, deed ze sneven, elk tegenwerpsel verpletterend. Take care, heertjes. Kees, weet je te nemen Kees knettert deze geslepen wezens lens, z n geest schept sterk gepeperde, met pek besmette, felle gezegden, echte peren, zéér kwetsend. Kees kent echter de pers eveneens, weet ferm tegen vermetele, vervelende, den levenskenner spelende, persmenschen te netelen, keggen en peggen stellend tegen verstemd, vermetel geblèr echter steeds schelmsch, gereserveerd de weersteken gevend en ter snede. Kees heeft een hekelend, berechtend gezegde steeds gereed, 'n hennepvenstertje ten geschenke gevend, wen zwetsende, bevende kereltjes hem, bevreesd fleemend, kweelend wenschen te besmeren, het recht verëngend, de veege gewetens dekkend, de kern verzwengelend. Fel mept de praeses deze spelertjes, steeds fair play vereerend, geeft hetgeen te geven werd gegevenleesn geeselende flets, een peer, n lel, n kletterenden fleer Kees bleef steeds de chef, de praeses, je kerel Je bent me 't ventje wel, zeg We hebben heden deze denkbeelden betreffende den praeses bedeesd neergeschreven. Geen effect werd begeerd, het behelst meer een beleefd gepresenteerde geste. Kees, je bent me d'r eentje Ben je effentjes 'n kerel zeg 'n Prent ben je. Leef ze Steeds je zeer genegen, P. PERNEL.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1929 | | pagina 121