BOB
^yANNEER je kans ziet je zelf te suggereeren, dat je aan je vierde jeugdperiode
begint, sterker en miserabeler nog, dénkt, dat een ieder dat aan je zien kan,
dan doe je uit jeugdigen overmoed wel eens domme dingen. Het gaat je hinderen, als
een slagersjongen voor je uit water-trapt met 'n bakbeest van n ribstukken mand voor
zijn jolige gezicht en je grijnslachend voorbij rijdt. Dan gooi je er nog n schepje op
en verrekt 'n kuitspiertje, ligt, voor je 't weet, voor anker, hinkepoot dóór en ligt dan
voor 'n heelen tijd absoluut aan den ketting door dit on-medisch gepruts.
Dat is niets, absoluut niets op zich zelf.
Zwitserland—Nederland (21), Bazel, 6 Mei 1928,
Maar dan komen bloedverwanten, magen en vrienden tot vlak onder je neus
gordijnenpreekjes en paedagogische Meniste waarheden opdienen en zeggen
„Kijk 's vadertje je moet ook niet vergeten, zie je, (ze zeggen die dingen treiterig
langzaam en wijs en gewichtig) niet vergeten, zie je, dat je nu niet zoo héél, héél jong
meer bentenz. enz." Het is om dol van te worden
„Denk toch 's aan je hartwat je niet meer bezit, omdat je getrouwd bent en
wat bovendien niet in je kuiten zit, tenzij 't juist op weg ware naar je schoenen te
verhuizen, wat ten slotte weer onmogelijk is, want een H. F. C.'er kent geen angst
wij vreezen niets behalve het Degrad...tie spook.
Gejus* te midden der Ned. Elftalspelers en Officials op den dag, dat hij zijn 25en wedstrijd voor het Ned. Elftal speelde.