Hoe dit ook zij, ik lag aan den ketting, in 'n hotel te Bloemendaal, mollig gebed aan den oever van een duinmeertje, waaraan ook onze secretaris Mollerus zijn woonst heeft gekozen. In deze absoluut mollige omgeving nu lag ik op twee stoelen, repeteerde het gebruikelijke „O! 't is niets, morgen ben ik weer klaar." Waarmee je natuurlijk heelemaal niet opschiet. Want de mensch wikt, doch de kuitspier zwikt en beschikt over je bewegings vrijheid. Ik zeg (telefonisch): „Mollerus! zeg.de uitvinder van het blauw-witte gevaar aan de Spanjaardslaan is op de helling. Z'n kuiten laten los." „Allright cockey," zegt hij weer telefonisch „Ik zal je Bob zenden." „Heel vrindelijk," zeg ik, „maar ik heb geen hok, en als ik hem uitlaten moet, zou ik kou kunnen vatten, soms moet je zoo lang wachten, tot zoo'n beest den specialen boom heeft gevonden, welken hij gelukkig wenscht te maken en „Schei uit, 'tis geen beest, 'tis notabene onze trainer." „Dat is andere thee," zeg ik. Zooveel als bedankt. En zoo geschiedde. Den volgenden dag hoorde ik 'n zekere veerkrachtige dreuning in gangen en trappen, een klop op de deur. Deze werd geopend en, het licht absoluut onderscheppend, perste zich daar doorheen Bob, één meter vijf en zeventig hoog, één meter zestig breed, ruw geschat. „Morning Sir!" zeit hij. Onmiddellijk begreep ik, (dat hebben wij H. F. C.'ers toch zoo sterk) dat dit een Engelschman en vermoedelijk Bob was. „Excuse me," zeg ik, „mijn naam is Mieoeljié" (het is beter dit dadelijk in het Engelsch te verdraaien, dan ben je hen ten minste vóór). „Bob," zei hij. „Very happy." Ik zeg: „Ik ben ook very happy, maar je van?" „Glendenningzeit hij. „Uit Wales of uit Schotland?" „That's it," zeit hij weer, laat ongeveer 32 van de sterkste tanden zien, die je van 'n man verwachten kan. En ik kijk in 'n oer-prettig gezicht, vóórzijde van 'n athleten- kop, stevig geplant op 'n machtig sterk lichaam. „Been wrestling, boxing, have you?" vraag ik. „Right you are," lacht hij terug, zet z'n bicepsen 'n paar duim op, spelenderwijs. „Top hole, good egg," zeg ik, gezellig in de papping-on stijl beginnend. Ondertusschen trekt hij z'n jas uit, stroopt z'n mouwen opWat 'n materiaal BrrIk dachtMisschien had ik beter gedaan niet zoo maar familiaar weg te spreken van „good egg"Hij kan je maken en breken. Ik zeg, om 'm wat zachter te stemmen: „Have a cigar?" „No thank you," zegt-ie, haalt de flesch met Glendenning's Universal pain-killing- Extract uit z'n jas, en opent 'n paar handjes (No. 8V2 handschoennummer) van ai je vous la. Ik zegIk bedoelde niets onvriendelijks met dat „good egg", probeer te lachen. „Never mind, allright", zeit ie weer. Blijkbaar was hij niet ontstemd. En toen dacht ik: Pimmetje, man, zit nou vast. Je ouwe kakement klemvast en niet piepen, nou begint ie. Onder z'n overhemd zag je z'n bicepsen op en neer deinen. Ik dacht nog even:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1929 | | pagina 124