IN DEN GREEP VAN DICK LAAN gij den inwendigen dienst van de Good Old gaat het meestal 'n beetje militairement. Ik kreeg 'n mobilisatiebriefje van den heer Dick Laan, of ik Zondag a.s. te 10.30 precies aanwezig wou zijn te Haarlem in Hotel den Hout. Effentjes nadenken, ik ben uit de vorige eeuw... Dat is dus wijlen Scholten. Ik er heen, was er prompt 10.30. Er waren daar reeds aanzienlijke oude knarren, Tinus Loosjes, den Pelt en de rector. De heer Laan ontvangt me met z'n bekend-aimabelen glimlach No. 2, onmiddellijk klinkt z'n menschkundige vraag U koffie, meneer Pernel Als 't u blieft, zeg ik. Mag ik ook weten, waarom ik O zeker, 't is voor 'n film, expliceert hij. Een kellner brengt op 'n blad achttien volle glazen klare jenever. Gelukkig had ik die koffie al aangenomen. Royale kerel toch, denk ik, en een liedje uit oude tijden wil mij maar niet aus dem Sinnhet is uit de elfde eeuw meen ik. „Ziet, daar ginder op die rots, daar staat er 'n held zoo fier en trotsch, In z'n hand 'n kop koffie van vijftien cent, o wat 'n royale vent We zaten 'n meter of tien van de plek, waar Nurks moet gezeten hebben. Ik wist nu, waarvoor ik gemobiliseerd was, de een of andere slampampers- of verradersrol in 'n rolprent zou mijn deel zijn. Er ontbraken echter 'n paar collega's-figuranten en we wachtten. Om mij totaal te verbijsteren, wipt een der bestuursknarren twee volle bellen klare jenever naar binnen. En dat vóór elven, even spalken zich m'n oogen open. Dan grijnst de ellendeling, ,,'t Is maar filmaccessoir, 't is water", zegt hij. Hoon- grinnekend kijkt de bende me tersluiks aan. Op eens schiet Karei Lotsy als 'n halfwas-tulpje de lucht in, want de rector heeft donker gekeken, de wenkbrauwen gefronst. Hij jompt over de ballustrade, zit aan z n stuurrad, 'n baaierd van ontzettend onaangename vóórgeluiden en woetsch, weg is de club-auto. (Karei heeft daar toch wel 'n aardig bijbaantje aan). Binnen 10 minuten is het Blauw-witte gevaar terug, staat witgloeiend na te ronken. De achterblijvers worden er uit geladen en het kan beginnen. De heer Dick Laan ontdekt altijd wel weer 'n jongen held, zoowat tusschen pension- tafellakentje en volwassen servet. De Reydon's zijn uitverkocht, allemaal hommes arrivés. De nieuwe filmheld, 'n zeer jong hoentje nog, keek zeldzaam filmachtig. Langzaam de oogen naar rechts, diep- en semi-treurig, bijna intellectueel peinzend, erg langzaam even naar links, knikte bedaagd, zéér ernstig even, luisterend naar 't opsnijden van den Pelt, Tinus Superbus en Muiier. Deed het meesleepend. Ik moest 'n bel klare jenever omslaan (waarom weet ik niet). Kort daarna nog twee. (Dit gaat hoop ik het heele land door met de rolprentIk deed het in den stijl, keek begeerig schelend in de vloeistof, toen het professioneele nekknikje des potators, even nalikken, grijns van welbehagen, zuchtte nog eens diep van wege den geluksstaat en heb dit m.i. zeer bedriegelijk nagebootst. Laan knikte bemoedigend. Toen kwam het moeilijkste deel. Tjonge! wat is dat lastig! Laan gaat voor je op z'n hurkement zitten. „Nou lachen zegt hij en als n latta patiënt uit onze Overzeesche bezittingen, lach je hem na. Lach dan Pagliaccio Je voelt het falsaris achtige gekrinkel op je facie kriebelen, verstarrend langs je wanglobben. „Natuurlijk"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1929 | | pagina 143