I
12
Verder gaat het bestaan der H. F. C. Het derde geslacht, weer een generatie ver
schijnt de tijdsruimte tusschen Muiier en het zoontje van Eijsvogel is een baan niet
te overzien, een weg van oneindige verschieten, H. F. C. is dezelfde gebleven
Het wonder heeft zich voltrokken aan de eene zijde 1879, aan het andere einde
1929, een evolutie der maatschappij en der sportwereld, die somtijds bijkans alles uit
zijn voegen leek te rukken, H. F. C. veranderde in haar kern niet
Voelt gij dat woord ook al naderen, lezer; huivert ook gij er voor terug, het
woord, dat in deze feesttijden zoo dikwijls zal herhaald worden, dat zoo afgezaagd
lijkt, zoo hol en makkelijk te benutten voor tafelredevoeringen, gebruikt, zoo niet
misbruikt, te zien En toch, het moet er uit, het is zoo'n mooi woord voor een nobele
zaak, het is traditie
Een Latijnsch dichter heeft van de opeenvolgende geslachten der menschen gezegd
„En gelijk estafette-loopers, zóó geven zij de levenstoorts aan elkander over".
Wie zijn het in onze vereeniging, die die toorts, het leven der H. F. C., telkens
aan elkander overreiken, die de keten der traditie vormen Wat mag eigenlijk die
toorts wel wezen, welker bezielende afstraling ons allen tot levenslust wekt
De toortsdragers, behoef ik het U nog te zeggen, zijn onze grooten in de eerste
plaatsik noem U de namen Muiier, Peltenburg, Loosjes, Lotsy, Verwey, Francken,
van der Meulen enz., vertegenwoordigers van diverse generatiën, maar anders dan bij het
menschengeslacht door den Latijnschen dichter bedoeld, geven onze toortsdragers wel de
fakkel over, maar zij blijven meeloopen, vuren den fakkeldrager aan, zij steunen hem,
bemoedigen hem, ja blijven paraat, hoe oud ook, zoo noodig de toorts wederom over
te nemen en omhoog te heffen
Maar toortsdragers zijn ook allen, die met toewijding en trouw de H. F. C. willen
dienen, gij oud-speler, die in Indië onzen naam hoog houdt, gij, voetballer in de kracht
van uw jeugd, die in hooger of lager elftal onze kleuren verdedigt, gij, bestuurder, die
de baan der H. F, C. moet effenen en haar in het goede spoor houden, ja, gij allen,
vrienden, jong of oud, al wien de H. F. C.-das, de H. F. C.-vlag pleegt te sieren, ik
zeg U, toortsdragers zijt ook gij
Bedenkt dit ten allen tijde, geeft U hier rekenschap van, opdat, voorzoover van U
afhangt, de glans der fakkel niet verduisterd worde
Het moet mij van het hart, niet zoozeer als vertegenwoordiger van het tweede
geslacht, maar als officieel representant der H. F. C. in haar geheel, hier toch U, beste
Muiier, nog afzonderlijk te noemen.
Ik weet het, gij zucht en zegt„Muiier und kein Ende", ik weet het, gij oordeelt
U al genoeg bewierookt op voetbal- en H. F. C.-gebied, ik weet het, er zijn zooveel
andere zaken door U tot stand gebracht, zoo menige belangrijke bemoeiing Uwerzijds
op geheel ander dan sportgebied tot succesvol eind geleid, wellicht zoude het Uw
wensch zijn, dat hier nu ook eens over gesproken werdebeste vriend, het mag niet
zoo zijn, ik zou dan tegen mijn zin gaan schrijven, ik wil U thans alleen als H.F.C.'er
beschouwen. In deze Inleiding, waar ik mij geheel aan de H. F. C. wil geven, zij alle
lof voor wat gij elders op het gebied van sport of maatschappij gewrocht hebt, ver
zwegen, ik zie U uitsluitend als H.F.C.'er, nobelen toortsdrager gedurende vijftig jaren
lang, zelf voor ieder, die een baken voor zijn handelingen en gedachten wil hebben,
een hel stralend licht, waarnaar men koersen kan.
t.