30 September bracht een keerpunt in onze achtereenvolgende competitie- en beker successen. Sinds 27 November van het jaar 1927, toen Feijenoord ons met 8—1 ver pletterde, was ons eerste elftal in dergelijke ontmoetingen niet geslagen. Het was V.U.C., dat ons trotsche record brak door een 0—1 aan de Spanjaardslaan. 't Was de laatste wedstrijd van Ernst, die naar Londen vertrok. Jan Kruijt verving de Ruyter, die een beetje rillerig te bed lag. De nederlaag was te wijten aan onze weinig doortastende voorhoede, waardoor de lang niet „safe" Haagsche keeper de nul kon handhaven. Half October volgde de Schiedamsche ontmoeting, waaruit door toedoen van de Ruyter wederom een punt in de wacht gesleept werd (1 1). Werden dus in vier wedstrijden even zoo vele punten verspeeld, de keurige overwinning op het, na 5 wedstrijden ongeslagen, A. D. O. in den Haag (23), bracht ons plotseling te midden van de kampioenscandidaten. Hein kwam tot eigen verbazing enkele minuten voor de rust ongemerkt alleen voor Quax, zoodat wij nog juist bijtijds beslag op de leiding legden (was het maar altijd goal, als je alléén voor den keeper staat, hè Hein?). Een tweede doelpunt werd door van der Lee, ongeveer van eigen helft af, gemaakt. Door een fout van Lamp boetten we een gedeelte van den voorsprong in, waarna de spanning ten top steeg, tot Mies er met een huppelaartje 1—3 van maakte. Tegen het einde werd het nog 2—3, maar de punten werden veilig in Bob s koffertje met allerhande naar Haarlem vervoerd. De Holland België wedstrijd, waarbij Gejus zijn reputatie handhaafde, werd voor afgegaan door een „jeugd'ontmoeting van beide landen. In het oranje-team vinden we Hein v. Renesse, als den aanvoerder. Hij gaf een goed voorbeeld aan de anderen. De jongelui wisten de Belgen met de odd goal te slaan. Sparta aan de Spanjaardslaan geeft altijd iets aardigs. Vrijwel steeds zijn het matches, die het aanzien waard zijn en inmaakpartijen behooren tot de groote uitzonderingen. De vooruitzichten waren niet best. Jaap van Baasbank verving Wamsteker, terwijl Guusje de plaats van Hein innam. Alhoewel Sparta de leiding nam, zorgden Mies en van Beem er voor, dat de voordien ongeslagen Spartanen het eerste koppel punten kwijtraakten. Onnoodig was het daarop volgende gelijke spel in IJmuiden tegen een der zwakste vereenigingen van de afdeeling. Invaller Dijkhuyzen (voor van der Lee, die wegens eene blessure nog voor de rust moest uitvallen) verzwakte de voorhoede, die, waar Hein center-half speelde, toch al niet sterk was, op een dergelijke wijze, dat scoren uitgesloten was. Gelukkig weerde van Baasbank, die ditmaal Tonny verving, zich beter, waardoor de match tenminste niet verloren werd. Bovenstaande ontmoeting bleek een inleiding te zijn voor drie opeenvolgende neder lagen, n.l.uit U. V. V. 3 2, thuis H. D. V. S. 2 3 en A. D. O. 3—7, waarmede de kampioenskansen natuurlijk naar de maan waren en er zelfs weer ondersteplaats-nacht merries geconstateerd werden, 't Lamste was, dat grove fouten in voor- en achterhoede oorzaak waren van dit puntenverlies. Zoo zakte ons, anders zoo schitterend, achtertrio finaal in elkaar tegen A. D. O. bij een 3 2 stand in ons voordeel. In Utrecht werden de eenvoudigste kansen om zeep gebracht, terwijl het tegen Hermes niet veel beter ging. 't Was misschien maar goed, dat vorst, sneeuw enz. verder competitie-voetbal voor enkele maanden stop zette. We moesten er eens heelemaal uit zijn en rustig op verhaal komen. 't Was anders voor ons ouderen, die weinig meer voor ijsbaan gedoe voelden, een nare tijd. Je wist met je Zondag geen raad, je miste je goede vrienden en bekenden, temeer, waar je nooit zeker was, of er misschien toch nog gespeeld zou worden. Piet en Chris van Houten vertrokken naar Zuidelijker landen. Beiden hadden een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1929 | | pagina 205