- 18 - Als men dingen heeft helpen overeind zetten, met eenige geestverwanten, als men wat „uitgeprakkezeerd heeft" zooals de Haarlemmers zeggen, en men gaat op zij, geeft de teugels over, dan wordt men, meestal een jaar of wat later, gebombardeerd tot eereknar. En dan breekt 'n moeielijke tijd aan. Al heel spoedig, tenzij men buskruit of iets van dergelijke dingen in beweging zet, dan wel voortdurend met portretten werkt zooals Gillette, of voortdurend adverteert hij klopt, hij zuigt al heel spoedig zeggen de menschen „Wat moet die vent daar, die nu in eens zoo n mond op zet? Wat is dat voor 'n vent. Hoe zei je? Nooit van gehoord". En dat is in zekeren zin wel goed ook. Men dient zich, eenmaal buiten de krijtlijntjes, 'n beetje koest te houden. Maar het is soms wel eens 'n toer om dat te doen, wanneer men ziet, dat er van den bok met 'n watertrensje gereden wordt, dat er verkeerde stroomingen de overhand krijgen, dat gebreken of funeste gewoonten binnen sluipen en het geen zuivere koffie meer is, wat er geschonken wordt En wanneer de oude garde bij de pakken neer zit en niets meer van zich hooren laat, is het óók weer niet goed. Dan zegt mendie trekken zich van den gang van zaken al bitter weinig meer aan. Op groote feestdagen echter, hari besar zeggen ze in Indië, worden ze van stal gehaald, dan gaat het zilveren tuig met de pluimen over de schonkige oude ribbekasten en dan maken ze 'n eererondje. Ja dan kloppen ze ons op den schouder en zeggen „Kom zeg, ouwe, vertel jij nog maar 's van toén, van den ouwen tijd Och ja men is hors concours. Het is 'n onschuldig gevaarloos iets, zelfs voor hen, die, als ze er lust toe kregen, nu en dan nog wel eens een knuppel in het hok zouden willen gooien en dingen zeggen en doen, die toch achteraf zouden blijken geen onbelangrijke verbeteringen te zijn in het knibbelspel van pietepunterige kleinzielige peuterbelangetjes, waarop men de goegemeente getraind heeft zich blind te staren als of het zaken van overwegend belang waren. Herinneringen dus, niet waar Goed Maar ook hier wringt de schoen weer. Hebben wij niet bij ons 40-jarig bestaan alles tot uit onze sokken opgehaald, wat we van den oertijd wisten En dat wel, omdat ik dachtHoe eerder die ouwe mémoires gelucht worden, hoe beter. Wie weet of ik het 50-jarig bestaan nog wel beleef en allengs vervagen die dingen, die nu, waarempel, al 'n halve eeuw oud zijn Ik houd niet van jubileums, o.m. om de bijbedoelingen. Ik zie soms met zeer gemengde gevoelens, hoe die dingen in elkaar worden gezet, buitengemeen gewichtig opgeblazen vaak. Die recepties zijn somwijlen meer vermakelijk dan zot. Maar nu wij eenmaal zelf voor dat feit staan, nu moet ik mij zelf wel tot de orde roepen en zeggen: Is dat dan geen aardig moment, dat een zoo speelsch opgezet dingetje als 'n jongens- speelclub, kans heeft gezien om 'n halve eeuw te blijven bestaan En dan dien ik de hand wel even in eigen boezem te steken, (hoe je dat doét is bijzaak) en moet ik mijzelf wel afvragen of het niet ongepast zou zijn, indien ik niet dankbaar ware voor vele dingen, die aan dit jubileum annex zijn. De oude voetbalclubs, R. A. P. en hare nakomelingen, de kern der Haagsche, met hare onderscheidene naams veranderingen en groote nakomelingschap, het oude Concordia en Olympia, de Ahnengalerie van Sparta en zoovele andere Rotterdamsche vereenigingen, zij en, kort na hen, nog vele anderen, houden van ons, H.F. C.'ers Vijanden hebben wij geloof ik niet. Ze spreken weinig kwaad, veel goeds van ons, H. F. C.'ers. Beweren, schrijven het vaak, bij allerlei gelegenheden, dat wij door de bank nog al behoorlijke, dragelijk- fatsoenlijke spelers zijn geweest, nu zoowat 'n halve eeuw lang En ze zeggen van ons, dat die fairheid er al met de zuigflesch in is gegaan en dat we prat kunnen gaan v v -x -i ft

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1929 | | pagina 22