SAMENSPRAAK VAN BOBBELMANS EN ZIJN VROUW B. (tikt eenige malen aan zijn glas Bobbelmans. Mijn liefste hart'lap-mijn, en brave feestgenooten, Ik tik hier aan mijn glas, ik groet U allen zeer Nu „hebben ze mekaar", het zaakje staat op pooten, Mijn Bobbeltje en ik, we leggen er ons bij neer. Bobbeltje. Jawel, mijn trouwe vrind, maar jij moet niet vergeten, Dat er nu in dit huis een keur van menschen zijn, Die voor iets anders nog, te zaam hier zijn gezeten, Voor 't gouden voetbalfeest, het H. F. C.-festijn Bobbelmans. Ik weet het Bobbeltje... Welaan! Gij blijde schare, Ik jubel met U mee, en als ik 't zeggen mag Dan wil ik, losjes weg, wat feiten nu vergaren, Uit 't leven der „Good Old", vanaf den eersten dag. Bobbeltje. Die gouden tijd der jeugd, waar we altijd zoo op stoffen, Dat was toch niet je dat, heb ik wel eens gehoord, Daar zat geen tempo in, 't ging alles op z n sloffen, Men „wandelde" met Pa en Moe en Fanny aan een koord. Het jonge volk van toen, het speelde zoet met knikkers Een jongeheer destijds, droeg heilig-waar, glacé Men kiende honderd uit, men speelde niet, ving kikkers, Ze hoepelden, al kuierend, of speelden „Délivrez". Bobbelmans. Precies, maar toen, op eens... toen gloorden nieuwe tijden, Daar werd een vriendenband, van jongens, snel gesmeed, Van de H. B. S. en 't Gym, die zich te zaam verblijdden, Want enkelen van hen waren op reis geweest Vertelden van een spel, dat in de Britsche landen, Door jong en oud, te zaam, gespeeld werd met een bal. Een spel voor heel het volk, een spel voor alle standen, Voor vader en diens zoon, het klonk haast al te mal Maar weldra kwam zoo'n bal in handen van die makkers, De wolf was in de kooi, de kogel door de kerk Het ding was heel lichtgeel, te hoop liepen de makkers, Een clubje vormden zij en togen rap aan 't werk. Bobbeltje. 't Was me je Kluppie wel! Ze schooierden den boer op, Verinneweerden t gras en schopten ruiten stuk, Zes „oomes" had de stad en die hadden er loer op. Bobbelmans. Maar 't jonge volkje, zeg, dat straalde van geluk!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1929 | | pagina 235