- 233 -
Bobbeltje. Hij ratelt maar weer door...! Wie waren d'éérste knapen.
Die speelden voor de club Dat ben je vast weer kwijt.
Bobbelmans. Van Lennep Schorer toch? je hebt ze voor het rapen,
Drie Schiffs, gebroeders Hoog en Beets Wat heb ik je gezeid
Van Walchren en van Dorsten nog en d oudste der Ypey-en.
Nu heb 'k ze allemaal, nu ben ik wel compleet
Bobbeltje. Ik schenk je graag excuus, want 't is zoo lang geleden,
Maar 'k geloof, dat je het kuifïe en douwen Pelt vergeet
Bobbelmans. Mijn schattebout, m'n duifje, ik ben toch geen geléérde!
Ik doe voorwaar m n best, maar alles weet ik niet,
't Gaat over 50 jaar, waarin de kans vaak keerde,
Noem Pleyte nog en Schuyt en Bok, de Haas, den langen Piet.
Bobbeltje. Waar blijven Arriëns, Hubèrt de namen al dier braven?
Puckie Meyer, Jantje Feith en Angenent in 't net
Krijn Schorer, Karei Pies, die zich zoo volop gaven.
En Klaas? de schaatskampioen? Zeg, tik eens aan je pet!
Bobbelmans. Met Puck, Wim Bok en Jantje Feith, met Pim en Klaas, Krijn Schorer,
Met Wilkens, Co van Manen, Pies en Angenent in 't net.
Werden ze één, de jonge bentZeg Bobbel, wie verloor er
Zij niet, zij werden kampioen. Ze snoven van de pret
Bobbeltje. En in dien gouden tijd, dat moet jij niet vergeten,
Was zware training mos, short passing was het spel.
Holland's Fijnste Combinatie waren zij geheeten,
Dat deden soberheid en tucht, die oudjes wisten 't wel
Bobbelmans. Vijf jaren gaan er heen, voordat de clubgenooten
Zich vechtende opnieuw verheffen tot den top.
Naast Krijn speelt Putje Cramer, Flier, je hoort 't, nieuwe loten,
Na Tromp kiept Alex Cool, we gaan weer aan den kop.
Met Co van Manen back, met Otje, Frits en Mary
Trekt men ten strijde weer. Dra steekt men de klaroen
Des stichters laatste jaar, 'n jaar zonder penarie,
De club staat boven aan, weer zijn ze kampioen
In 't jaar, dat daarop volgt, dan teist'ren plots de rampen.
De gouden glorie taant, men zinkt weer snel omlaag.
Verliezen is 't parool, vergeefsch is 't zwoegend kampen,
Men zinkt ter tweede klas. Dwars ligt het in de maag.
Bobbeltje. Maar dan... duikt Menten op, uit d'Oost teruggekomen,
Hij blaast het vuur weer aan, ze vechten zich weer vrij,
Zij promoveeren weer en k zeg het zonder schromen -
Dat danken zij aan hemdie redder, Ot, was jij.