behoef het stellig aan H. F. C.'ers niet te vertellen, dat men die slechts hebben kan
voor de eigen club, voor de eerste sportieve liefde, die men jong krijgt en die blijft,
tot men oud is.
En als de jonge liefde dan tot een huwelijk groeit, in hetwelk men spoedig
weduwnaar wordt, dan staat men in de voetbalwereld wel wat heel zielig alleen en
dan weet men met zijn clubliefde geen raad.
Zoo is het mij gegaan, toen het oude R. A. P. met eere gesneuveld is als eerste
slachtoffer van den modernen tijdgeest in de voetbalsport.
Een andere club krijgt men dan op ouderen leeftijd niet meer terug men zoekt
het niet meer en men mist, ouder geworden, het gemak, om zich aan te passen in nieuw
H. F. C. I in 1917/18.
milieu, om zich gelukkig te voelen in een vereeniging, met welke men de prilste jeugd
jaren niet heeft meegemaakt.
Dan blijft, voor eenzamen als ik, genegenheid, waardeering, bewondering.
Welnu, die heb ik nog in ruime mate voor tal van oudere voetbalclubs in den
lande want wat heb ik met haar alle veel doorleefd, veel meegemaakt. Dat bindt.
En daarom was het mij zoo'n genoegen, toen ik de uitnoodiging van Karei Lotsy
ontving, om wat te schrijven in het boek, dat verschijnen zou bij het 50-jarig jubileum
van „the good old".
Ik bewaar tal van herinneringen aan H. F. C.; ze zijn van ouden datum en ze zijn
van belang, uitsluitend voor mijn eigen sportleven. Maar al hebben ze dan geen alge-
J. Oei, K. J. J. Lotsy, J. J. Laan, B. Verweij. Jhr. M. Sandberg, Mr. J. Francken, J. v. Breda Kolff,
P. Francken, E. Kaars Sijpesteijn, E, Kervel, P, E. Smits, J. Wiechert.