HERINNERINGEN AAN H. F. C.
Te hebt zooveel wedstrijden van H. F. C. gescheidsrechterd, dat het je gemakkelijk
moet vallen eens wat van je herinneringen te vertellen"! aldus schreef Karei Lotsy
me eenige maanden geleden. Inderdaad heb ik nog al eens bij H. F. C. gefloten, doch
m'n loopbaan als scheidsrechter heb ik reeds ettelijke jaren geleden afgesloten, zoodat
die herinneringen ook wel wat zijn vervaagd, wat, naar ik meende, tegenover Karei
Lotsy een voldoende verontschuldiging was, om me aan het schrijven van een bijdrage
voor dit jubileumnummer te onttrekken. Lotsy is echter de verpersoonlijking van den
geest van H. F. C. of is het soms juist andersom? volhouden tot het einde en
nooit opgeven, al ziet het er nog zoo hopeloos uit. Derhalve werd mijn verontschuldiging
niet geaccepteerd, kreeg ik alleen een paar weken uitstel. Het artikel moest en zou er komen!
„Je schrijft zooveel, dat zoo'n enkel artikel er nog wel bij kan!" beweerde Lotsy,
het slot is dan ook, dat ik thans aan mijn schrijftafel zit om te trachten aan Karel's
verzoek te voldoen.
De eerste maal, dat ik een wedstrijd van H. F. C. floot was in het seizoen 1901 '02,
toen de Haarlemsche club een zwaren strijd heeft moeten voeren, om aan de laatste
plaats te ontkomen. Toch waren het in dat seizoen prettige wedstrijden, die ondanks
de spanning, in een sportieven geest werden gespeeld. Zoo herinner ik me nog een
wedstrijd in dat seizoen op het terrein van het Leidsche Ajax. De Leidenaren waren sterk
in den aanval, plotseling kwam een hoog schot van den vleugel vöör het H. F. C. doel,
dat, naar ik meen, door Ferf werd verdedigd. Alleen de oudste van Waveren stond voor
het doel. Daar de Leidenaar, die uit den voorzet een doelpunt maakte, op het oogenblik.
dat de bal het laatst werd getrapt, slechts die twee voor zich had, gaf ik buitenspel. Hevig
protest van de Leidenaars volgde, ze beweerden, dat het geen buitenspel kon zijn, daar
de bal niet door een van hun spelers, doch door Wijn van Waveren voorgezet was.
De bal was zoo keurig van den vleugel gekomen, dat ik geen oogenblik aan de
mogelijkheid, dat dit door een H. F. C.'er gedaan was, gedacht had. Om de Leidenaars
van hun vergissing te overtuigen, liep ik naar van Waveren toe met de vraag „U
heeft toch dien bal niet voorgezet?" waarop deze het verrassende antwoord gaf, dat
hij het inderdaad had gedaan en derhalve het Leidsche doelpunt ook geldig was. Ik
heb daarop het Leidsche doelpunt geldig verklaard.
Hoeveel spelers zouden tegenwoordig op zoo'n vraag een dergelijk antwoord
geven? De wedstrijd werd ten slotte ook door H. F. C. verloren, waardoor H.F. C.
op de laatste plaats geëindigd zou zijn, indien het bondsbestuur in dat jaar niet aan
H. F. C. om de een of andere reden een papieren overwinning op H.V.V. had toegekend,
waardoor H. F. C. door een miniem verschil in doelgemiddelde boven Ajax en in de
eerste klas bleef.
Uit het volgend seizoen herinner ik me een wedstrijd van H. F. C. tegen de
Hanauer F. C„ een Duitsch elftal, dat onder leiding stond van Tok Begeer, die in
die dagen de goudsmidskunst te Hanau trachtte machtig te worden. Van den wedstrijd
zelf weet ik alleen, dat Begeer vrijwel de eenige speler bij de gasten was, die kon
voetballen. De rest liep een beetje mee. Wat de heeren echter wel konden, dat was