voor hem zijn er andere dingen te doen, waarmede hij de vereeniging minstens even
belangrijk dient als de beste speler van het eerste elftal.
Wanneer echter een speler het voetballen eraan geeft, dan is het tegenwoordig
een uitzondering wanneer hij dezelfde belangstelling en hetzelfde medeleven toont
met het wel en wee van zijn club als voorheen, toen hij als actiei speler optrad.
En helaas is dit de laatste jaren het geval bij de H. F. C. en is het ook zoo
moeilijk om iets te schrijven over veteranenvoetbal, omdat dit, zooals het vroeger
het geval was, feitelijk niet meer bestaat. De aanvoer van spelersmateriaal is niet
meer toereikend om de gaten, die vanzelfsprekend ontstaan aan te vullen. Van de
echte veteranen, die jaren lang als zoodanig zijn opgetreden, zijn alleen Vader
Jongeneel, de nog immer snelle Flip Jürgens en de kleine felle Boko Faber over
gebleven als geregelde spelers.
Het Zaterdagmiddagvoetbal van de veteranen is zoodoende ten doode
opgeschreven. Na deze jammerklacht vraagt de lezer zich af, of er dan in de toekomst
heelemaal geen veteranenvoetbal meer zal zijn, maar hierop kan een gunstig antwoord
worden gegeven.
Als zoogenaamde jeugdige veteranen treedt de laatste jaren een elftal in
de H. V. B. op, dat mettertijd de ontstane leegte weer zal vullen.
133
Welwillend afgestaan door de O.H.C.
Onze Zaterdagmiddagveteranen: najaar 1933.
Onze menschen van links naar rechts zijn: R. D. Jongeneel, Mr. M. A. van Rijn van Alkemade, Mr. M. C. Sigmond,
P. Peereboom, Dr. C. Spoelder, Ir. T. H. van Wisselingh en H. Ch. J. Roelofsz.
Onderste rij: J. Faber, R. Mac Neill en Mr. Ph. Jürgens.