van het voetbalspel bracht de overtuiging: wij kunnen onze jongeren niet langer in de gewone elftallen van volwassenen en vaak meer dan dat opnemen, ook al zouden zij qua voetbalcapaciteiten daarin thuis hooren; wij moeten voor onze jongeren gelegenheid scheppen te spelen tegen zooveel mogelijk physiek gelijkwaardigen en kunnen dan des te meer aandacht schenken aan de fijnere kanten, de techniek en tactiek van het spel". De H. F. C. is in deze richting zeker niet voorgegaan, maar gevolgd. Toch is het goed, zich erop te blijven bezinnen of de gegroeide toestand juist is te achten, speciaal voor de H. F. C. Want vast staat, dat het systeem ook zijn nadeelen heeft. Tiet houdt immers in, dat prominente spelers van de juniores- elftallen pas dan hieruit omhodg verdwijnen, wanneer zij voldoende voetbalcapaci teiten bezitten om met succes in een betrekkelijk hoog elftal, stel het derde, te kunnen uitkomen met voorbijgaan van de lagere elftallen, waar uiteraard een soort voetbal van lagere klasse wordt gespeeld óf de leeftijdsgrens overschrijden en dus in een gewoon elftal geplaatst moeten worden. En nu valt aan te voeren, dat de mogelijkheid om steeds van elftal tot elftal te stijgen een prikkel, ja een noodzakelijke prikkel en daarmede een voorwaarde is voor de juiste ontwikkeling van den voetballer. En 168 i H. F. C. juniores: Kampioen Seizoen 1931/32. i Cliché O.H.C. Onze menschen v. I. n. r.C. Spoelder, B. Weenink, Ph. Adrian, C. ten Have, J. Duinker, H. Potjewijd, M. Slingenberg, B. Munster van Heuven, C. Beets, H. Hoeflake en J. Lamoraal Wie Kers.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1939 | | pagina 172