JAN HEESTERBEEK
Het personeel, waarover de H.F.C.
de beschikking heeft, is weinig talrijk.
De laatste jaren, waarin de financieele
toestand van onze vereeniging van
dien aard was, dat, waar mogelijk, de
grootst mogelijke bezuiniging moest
worden betracht, is dit aantal nog
ingekrompen. Wat overbleef, was een
kern van toegewijden, die voor den
goeden gang van zaken niet gemist kon
worden. Zoo is daar Roobol. Hij is de
man, die met zwierige pen de namen
uitschrijft op lidmaatschapskaarten en
clubbladbanderolles (sloeg hij nimmer iemand over?); die voorts mysterieuze hande
lingen volvoert met ruilformulieren, hem iedere Zondagavond uit aanvoerdershanden
toevertrouwd. Zoo zijn daar onze controleurs, die oude getrouwen, waarvan ver
scheidene reeds meer dan vijfentwintig jaar het H. F. C.-publiek op de vingers
zien. Zoo is daar de man, die met zijn zitjes" zit vóór de onoverdekte; weliswaar
behoort hij niet tot onzen staf van gedienstigen, maar hij doet tenminste alsof. Zoo
zijn er nog anderen te noemen. Een ieder kent die stille medewerkers en daarom
willen wij over hen er het zwijgen toe doen, hun gewaardeerden arbeid in stilte
gedenkend. Maar één van hen moge hier voor het voetlicht geroepen worden. De
trouwste onder de getrouwen! Jan Heesterbeek!
Toen de Heeren Loosjes en Davidson nu ruim vijftien jaar geleden Heester
beek als hoeder en verzorger der H. F. C.-velden aanstelden, zal het hun en vele
anderen wellicht ietwat benauwd om het hart geweest zijn. Deze man leek nu
,,heelegaar" niet de robuste figuur, die daar eens op rigoureuze wijze ons kostbare
terreinenbezit zou vrijwaren voor vijandelijke invasies van opgeschoten straatjeugd;
of die met bruut klompengeweld het grastapijt zou vasttrappen na de omploeging,
170