I I1 L I Wat is dat toch met onze H. F. C., Dat wij ons niet van 't lijntje laten weren, Hoewel er, om het zacht te constateeren, In 't spel niet zooveel schoons valt te waardeeren, Als 't geestesoog nog ziet van lang geleê, Wat is dat toch met onze H. F. C. Want het bezorgt ons dikwijls ergernis, Als wij aanschouwen, hoe de spelers falen, En wij uit de memorie op gaan halen, H oe dicht wij kwamen bij het ideale, En hoe gebrekkig het nu dikwijls is, Dat is ons vaak een bron van ergernis. WAt is dat toch met onze H. F. C., Dat wij, de lang reeds uitgespeelde ouden, Aan 't lijntje, zelfs in barre winterkoude, Zweetdroppels op 't gerimpeld voorhoofd houden, Bezeten door 't blauwwitte wel en wee, WAt is dat toch met onze H. F. C. Het is, dat wij in een vervlogen tijd, Op onze beurt nog jong van daad en dagen, Elk meer of minder hebben bijgedragen, Om onze oude voetbalclub te schragen, In haar toen ook al dikwijls zwaren strijd. Het is de geest van een vervlogen tijd. Dit is 't geheim van onze H. F. C., Dat allen, die zich H. F. C.'ers noemen, Hun jeugd weer telkens voor zich op zien doemen, Al viel daar ook zooveel niet op te roemen, Zij leeft weer als een schoon vergaan idee Buiten de lijn bij onze H. F. C. P. GASUS. 22 MÏÈmm I IIIII Ill III■■Hi

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1939 | | pagina 26