Vader en zoons hun intrede deden aan de Spanjaardslaan. Willen we hen stuk voor stuk onder de loupe nemen, dan beginnen we met R. D. Jongeneel, zooals hij officieel te boek staat, in de wandeling heet hij gewoon VADER JONGENEEL. Een meer allround sportsman kan ik me niet voorstellen. Om den lezer meteen even op de hoogte te stellen, hij beoefende na elkaar en door elkaar, al naar gelang hij ambities had: voetbal, hockey, tennis, cricket, roeien, athletiek, golf en paardrijden, waarbij ik meen nog niet alles te hebben opgesomd. In zijn jeugd speelde hij eerst een drietal jaren voor het eerste elftal van de voetbalclub Sparta te Rotterdam. In dien tijd wist hij ook met turnen (dat ik vergeten had op te sommen) mooie prijzen te winnen en sleepte op twee gewestelijke turnwedstrijden een eersten prijs in de wacht. Inmiddels vertrok hij voor een verblijf van 23 jaren naar de Tropen. Terug in Holland mocht hij zijn rust niet vinden en moest nogmaals naar Ned. Indië om een reorganisatie van zijn zaak door te voeren. Ook toen was zijn sportvuur nog niet uitgedoofd, want niettegenstaande zijn leeftijd, die inmiddels de 5 kruisjes had bereikt, zag hij kans een reusachtige beker, uitgeloofd door den Sultan van Deli, te winnen in de paardensport en wel in een race, waaronder zich tal van beroemde rijders, ja zelfs beroepsrijders, bevonden. Na zijn tijdelijk verblijf van 10 maanden in Indië, werd hij in 1935 penningmeester van de H. F. C., als opvolger van den Heer van Rijn van Alkemade, die tengevolge van zijn overplaatsing naar Den Haag genoodzaakt was zijn functie neer te leggen. Sinsdien behartigt hij in nauwe samenwerking met Wim Heybroek tot heil van de Good Old de moeilijke taak om onze weinig rooskleurige financiën te beheeren. Voor de buitenstaanders is het moeilijk zich een oordeel te vormen over den omvang van deze taak, wij insiders weten haar dubbel te apprecieeren. Een financier van den ouden stempel, nauwkeurig en voorzichtig, moge hij nog tal van jaren op zijn post blijven en de H. F. C. van zijn capaciteiten blijven profiteeren. Ook als veteraan, alhoewel niet meer zoo trouw als vroeger, naar ik meen, zal hij nog een reeks van jaren met zijn stuwende kracht tal van jongeren tot voorbeeld kunnen strekken. Van Vader op zoon, komen we bij RUD JONGENEEL. De oudste der gebroeders, één mijner beste vrienden, een vroolijke, gulle, royale knaap en last but not least een brillant sportsman. Veel vijanden had hij niet, zoowel tegenstander als eigen partij en publiek, iedereen bekeek hem als een prettig voet baller, één van het slag, waarvan men er weinig ontmoet. Op L7-jarigen leeftijd kwam hij reeds uit voor het eerste elftal, dat was in 192 i om daar met de regelmaat van een klok Zondag in, Zondag uit mee te spelen, slechts een enkele maal onderbroken 54

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1939 | | pagina 58