Van ons Gouden jubileum tot 1939
ig September 1929 bestond H.F.C. go jaar en dit zou waardig herdacht moeten worden. De feestelijkheden
waren eigenlijk reeds in Augustus begonnen met het verspelen van de Mulier-beker, athletiekwedstrijden,
gecombineerd met vaardigheidsdemonstraties met het bruine monster. Piet Hagenaar won de beker, hij werd
gevolgd door Ato van der Togt, Nico Dorsman en Wim Kruyer. Tien jaar later zou 'Ome Piet' in dezelfde
wedstrijden nog vierde worden!
De Algemene Vergadering bracht ons een nieuw Erelid, nu wijlen de heer Th. Peltenburg en drie Leden
van Verdienste: Jan Laan, Nico Bouvy en Ben Verwey.
De sixes vormden het zeer geslaagde slot van het iste week-einde van de jubileumfeesten. Wij zullen deze
niet verder op de voet volgen. Een tournooi met Haarlem, R.C.H. en E.D.O. won H.F.C., dat dus blijk
gaf de gastvrijheid niet te ver te willen doorvoeren.
In een volgend tournooi met H.V.V., Hercules en Robur et Velocitas eindigden wij meer bescheiden
op de derde plaats. Vanzelfsprekend waren er nog veteranenwedstrijden, een Juniores-avond, een feestavond
in de Stadsschouwburg met daaraan voorafgaande receptie, die zeer druk bezocht was. Het 3de Jubileumboek
werd op de receptie aan Ere-Voorzitter en Voorzitter uitgereikt. Het was een mooi stuk werk, zijn voorgan
gers waardig.
Zo stonden wij dus na vier weken feestvieren aan het begin van het seizoen 1929-1930. Wij hadden op
papier geen slecht elftal, een achtertrio bestaande uit v. d. Meulen, Wamsteker en Jaap van Baasbank, verder
Marius v. d. Lee, de twee Jongeneelen, Constant Lamp, Ernst Reydon, Miezérus e.a. De resultaten waren echter
bar slecht. Toen wij de eerste helft van het seizoen achter de rug hadden (9 wedstrijden) hadden wij 6 pun
ten vergaard en stonden wij op de laatste plaats. De Elftal-commissie kreeg er grijze haren van, uit Dordrecht
kwamen weer noodkreten, wederom was het degradatiespook angstig nabij.
En weer kwam de opleving. Weer zette het elftal de tanden op elkaar en ziet, de overwinningen en gelijke
spelen volgden elkaar snel op. Elf punten leverde de tweede ronde op en met 17 punten uit 18 wedstrijden
eindigden wij op de 6de plaats met vier verenigingen onder ons. Weer was het onheil afgewend en hadden wij
ons van onze beste zijde laten kennen. Insiders echter vroegen zich angstig af: 'hoe vaak nog?' Eenmaal moest
het spaak lopen. Hierbij kwam nog, dat het tweede elftal zich slechts met de grootste moeite staande hield
in de res. ie klas. Leefden wij niet boven onze stand? De komende seizoenen zouden het leren.
Het seizoen 1930-1931 dreigde lange tijd de gevreesde degradatie te zullen brengen.
Onze achterhoede redde het wel, 38 tegenpunten in 18 wedstrijden wezen uit, dat de slechte resultaten
niet aan de achterspelers te wijten waren. Met de voorhoede was het echter droevig gesteld. Twintig
goals was de oogst van een geheel seizoen en de machteloosheid van onze voorspelers werd niet beter ge
demonstreerd dan in de laatste wedstrijd, die tegen Excelsior uit. Een gelijk spel zou ons ten koste van deze
club voor de eerste klas behouden en wij speelden gelijk: 0—0 was de uitslag van een der meest zenuwslopende
wedstrijden, die wij ooit hebben meegemaakt. Nog zien wij voor ons hoe Piet Jongeneel enkele ogenblikken
voor tijd een zeker schijnend doelpunt voorkwam. Weer was ons eerste klasseschap voor een jaar verlengd,
en kon ons eerste rustig op zomerreces gaan.
Het tweede elftal deed het zeer behoorlijk, eindigde als no. g in de Res. ie klasse, terwijl het 3de zelfs
kampioen werd van de afd1A van de HVB
Het volgend seizoen 1931-1932 bracht dan tenslotte de débacle, die wij zolang voorzien hadden. De eerste
helft van het seizoen deed de tragische afloop echter geenszins vermoeden: 8 punten uit 9 wedstrijden was
zeker geen onbevredigend resultaat. De volgende 9 matches leverden echter evenzovele nederlagen op, zodat
wij aan het eind van het seizoen hopeloos onderaan bungelden en degradatie-wedstrijden moesten spelen
tegen D.H.C. en Gouda. De automatische promotie en degradatie was n.l. in de loop der tijden alweer
afgeschaft.
Vol moed togen wij naar Delft. Het eerste was versterkt door oudjes als Kuipers en Miezérus, die echter
zomin als de geblesseerde v. d. Meulen een débacle konden verhinderen. Met 6-0 toonde D.H.C. zich over
alle linies de meerdere. Een 3o overwinning op Gouda, waar Houtkooper en Sigmond meespeelden, bracht
daarop weer even moed, doch in de returnmatch in Gouda brachten wij door erbarmelijk slecht spel onze
laatste kleine kans, het eerste klasseschap nog te redden, om zeep (1-0 voor Gouda).
Eindelijk was het dus zover. Het degradatiespook had toegeslagen. En dat, terwijl de vereniging overigens