DE TRAP VAN JE LEVEN
Er zijn wedstrijden, welke je je leven lang bijblijven. Wedstrijden, die ie als toeschouwer hebt bijgewoond,
zoals m'n eerste interland, tegen België, gespeeld in het oude Amsterdamse stadion in 1925, die we met
5-0 wonnen en waarin Wout Buitenweg drie goals scoorde; 6-0 uit tegen Haarlem in datzelfde seizoen;
de beroemde 9-3 tegen België in '34 met de vijf doelpunten van Leen Vente.
Maar ook die waarin je zelf hebt meegespeeld: bijvoorbeeld tegen E.H.S. 2 thuis, die eerste wedstrijd
als Vierde halverwege het seizoen, toen we overnight van H.F.C. 5 vrijwel en bloc een hoger elftal werden
(we wonnen door enthousiasme met 4-3); dan die match tegen I.V.O. uit, een jaar eerder, die onge
looflijk stom met 3-2 verloren en daardoor een kampioenschap verspeelden.
Maar het helderst en toch hier en daar weer vaag! staat me die uitwedstrijd voor de geest, waarin
we (junioren A) als volslagen underdogs aantraden en toch. Maar laat ik niet op m'n relaas vooruit
lopen.
We moesten zondagmiddag om 12 uur spelen. Waar? Vraag 't me niet lezer, t Kan in Zandvoort zijn
geweest, in Velsen, IJmuiden, Beverwijk, wellicht aan de Vergierdeweg. Ik weet t niet meer. In ieder
geval was het een open veld, waar de op dat weekeinde heersende storm vrij spel had.
De zaterdagmiddag ervóór waren we al met bange voorgevoelens naar H.F.C. gegaan. We wisten reeds
van een paar griepgevallen in ons elftal (toen nog niet van Mao afkomstig, alhoewel deze in die tijd al
aardig in China aan het donderjagen was), maar verhinderingen wegens ziekte en anderszins 't liep
al tegen het einde van het seizoen maakte de slachting compleet.
Het lijstje van namen dat ik, als loco-captain voor de occasie, van Berg kreeg, loog er niet om: slechts
vier 'eigen' spelers (als ik mij goed herinner Jan Kuyk, Eddy Diisterbeck, Claas Poederbach en mijn
persoon), aangevuld met HVB-aspiranten. Weinig florissant uitzicht, maar ach, t deed er niet veel toe.
we stonden onbekommerd in het midden en al zouden we verliezen, dan was er nog niets verloren.
Wanneer dit alles precies geschiedde? Vraag ook dat niet, lezer, 't Moet zo ergens aan het einde van de
twintiger begin dertiger jaren zijn geweest, dus al weer zo'n veertig jaar geleden.
Toen we (de vier 'oudjes' wat voelde je je toen eigenlijk!) op het veld kwamen, bleken er al vijf
krieltjes aanwezig te zijn, volledig gekleed, die 'n balletje aan het trappen waren. De twee anderen zouden
door een vader per automobiel worden aangevoerd, werd ons verteld. Een ogenblik later bleek dit waar te
zijn. Papa had ik zie hem nóg voor me een grijze, dikgerande hoed a la John van Eeghen op, slob
kousen aan en een pijp rokend. Gek dat je je dergelijke futiliteiten nu nog herinnert!
De reden waarom we om twaalf uur moesten spelen werd ons al gauw duidelijk. Onze tegenstanders
hadden slechts één punt nodig om zich kampioen te noemen, 's Middags speelde hun eerste thuis, vlak na
ons. Ergo: leuke voorwedstrijd voor de thuisclub
Ik won de toss en koos de storm vóór rust mee. Eddy Diisterbeck ging in de goal. Jan Kuyk speelde
achter, ikzelf op m'n eigen plaats als midhalf (4-2-4 en dergelijke kenden we toen nog niet!) en Claas
Poederbach ergens voor. De rest verdeelde ik zo goed mogelijk: de minst kleine krieltjes achter en
midden, en het kleinste grut vóór. Proberen maar jongens!
De tegenpartij, voor het merendeel een stelletje stoere knapen, nam het geheel aanvankelijk gemakkelijk
op: 't zou een zacht eitje worden, voorlopig niet al te hard van stapel (die wind is wel erg. en dan na
rust toeslaan.
De storm was voor rust een machtige bondgenoot van ons. Soms behoefden we de bal niet eens te raken,
vanzelf woei-ie de vijandelijke kant op. De krieltjes weerden zich geducht, liepen de tegenstanders behoor
lijk voor de voeten, zodat er van enige meerderheid van de aanstaande kampioenen eigenlijk niet eens
sprake was. Wij vieren zwoegden als paarden, niet alleen met het lichaam doch ook met de geest: talloze
raadgevingen en opwekkingen voor de krieltjes daverden over het veld.
Dank zij de orkaan konden we stand houden en op een gegeven moment forceerde 'n krieltje een
corner. Ik zou 'm nemen en wenkte Jan om ook in de buurt van de vijandelijke goal te komen, vier krieltjes
werden voor alle zekerheid naar onze helft teruggestuurd. Ik nam een ruime marge vanwege de storm
(mikte ongeveer naar de middenstip) en ziet: de wind fikste het zo voortreffelijk, dat Claas, op de juiste
plaats staande, alleen maar behoefde te knikken (0-1).
De tegenpartij raakte allerminst in paniek: zo straks wind mee en zo. Zonder ongelukken kwamen we
111