ters van ouder dan 35 jaar ruimschoots terugverdiend omdat zij fit en
zelfstandig blijven, minder medische zorg behoeven, minder afhankelijk
van sociale voorzieningen blijven en minder vereenzamen. We hoeven
zaken als het plezier in bewegen en de gezelligheid van de clubs niet eens
te kapitaliseren om voor de sport een gunstige balans aan te tonen, al
blijft natuurlijk kaarsrecht overeind dat de schadeposten onverminderd
bestreden moeten worden.
Waarom staan deze overwegingen in een verhaal over (piep)jongeren?
Omdat ook de latere gunstige gevolgen van sportbeoefening duidelijker
zichtbaar worden wanneer men jong met sport begint. Technische vaar
digheden, berustend op een goede coördinatie, zijn bij uitstek trainbaar
op zeer jonge leeftijd. Zij verhogen niet alleen het spelpeil, maar vermin
deren de kans op blessures, op jongere en - vooral - op oudere leeftijd.
Ook daarom doen onze trainers en jeugdleiders zo'n belangrijk werk en
profiteert later ook de maatschappij daarvan. Honderden kinderen spor
ten dankzij de Koninklijke HFC op onze velden. Onze jeugdafdeling is
een levend voetbalmonument, een echte maatschappelijke topper.
Een zondag in 1992. Toen ons Eerste elftal tegen Ripperda speelde,
werd deze dag één van de zwartste dagen in de HFC-geschiedenis. John
van Norde, de HFC'er die ook in Ripperda had gespeeld en daar ook
vele vrienden had, werd 10 minuten voor het einde van de wedstrijd
getroffen door een hartstilstand. Reanimatiepogingen op het veld, in de
kleedkamer en in het ziekenhuis bleven zonder resultaat en John over
leed korte tijd later.
In het ziekenhuis en in ons volle clubhuis hadden leden van Ripperda
en HFC gezamenlijk in angstige spanning gewacht. Zelden ontstond
zo'n massale verbijstering en zo'n intens verdriet als op die dag, toen de
leden van de twee verenigingen het bericht van John's overlijden verna
men. Wat is troost op zo'n moment? Misschien nog het bij elkaar zijn,
de eensgezindheid van de twee verenigingen in dat ene verdriet en het
samen alles moeten verwerken. Het duurde lang voordat ieder zijns
weegs ging; een hele droevige dag.
Het lijkt verwarrend: enerzijds een vrolijke reeks van wekelijkse
hoogtepunten en anderzijds, op datzelfde veld, dat dramatische diepte
punt waarbij zij zomaar, van het ene op het andere moment, een HFC'er
voorgoed verloren. Er doemen vragen op, want er lijkt een tegenspraak
te zijn tussen het stimuleren van sport, zoals HFC dat voor zijn jeugd
doet, en die trieste gebeurtenis in 1992 bij precies dezelfde sportbeoefe
ning. Hoe moeten wij hiermee omgaan? Weten we eigenlijk wel waar
mee we bezig zijn?
Ja, we weten dat wel degelijk. Het plotselinge overlijden van sporters