...degave lel, de lekkere knoeperd, de malse godsdreun. Volgens Godfried Bomans (1913-1971) kan er buiten H.F.C. eigenlijk niet van voetballen gesproken worden." Als het Waalwijkse W.S.C. in 1956 vijftig jaar bestaat, is hij niet te beroerd voor het Gedenkboek een stukje te schrijven over "de op één na beste ploeg van het land." U begrijpt dat er voor Bomans maar één club bestaat. "Andere clubs doen hun best en hebben misschien hun verdienste, ik geef dat onmiddellijk toe, maar het echte, fijne voetbal: de gave lel, de lekkere knoeperd, de malse godsdreun, die worden alleen bij ons aan de Spanjaardslaan in Haarlem verkocht." Bomans voorziet dat, mocht W.S.C. dat jaar promoveren, de twee clubs elkaar weldra op het veld zullen ontmoeten. "Dan komen jullie naar Haarlem, aan de Spanjaardslaan, en mogen we het jonge, leergierige en goedwillende W.S.C. eens laten zien wat voetbal eigenlijk is. Het zal een harde leerschool voor jullie zijn, maar wat dondert dat, zulke dingen zijn goed voor 't moreel. Dan zul je zien wat 'n overstapjeis en hoe je de knikker met een fijn trekballetje in de touwen kunt lepelen. Dan zul je bele ven wat een loeier is, dwars door het centrum heen, en waaruit eigenlijk de 'voedende taak' van de middenlinie bestaat. Dan zidje meemaken hoe je 'n midvoor kunt 'mangelen en tóch heer blijven. En als jullie dan na afloop weer met de autobus terugrijden naar Brabant, dan zal het stil zijn achter de rug van de chauffeur. Hindert niks. Want volgende Zondag komen jullie in 't veld tegen 't plaatselijke grut, tegen die knoeiers uit Roosendaal, tegen die rare schutters uit Stampersgat, tegen de koekebakkers uit Oudenbosch en tegen het machteloos gepeuter uit Breda en Zevenbergen, en dan, jongens, zullen jullie profijt trekken van de harde les in Haarlem en al die provinciale keutelboertjes van het veld vegen!" Toen HFC honderd jaar bestond, in 1979 dus, organiseerde het Frans Flalsmuseum een tentoonstelling over de honderdjarige in de Vishal. Een van de bezoekers was de columnist van NRC-Handelsblad, G.L. van Lennep, die in zijn jonge jaren aan de Flaarlemse Paviljoenslaan woonde. "De oudste voetbalclub de Good Old, was mij niet geheel onbekend, want eens lag ik, volledig in hun voetbalkostuum gestoken in de wieg, omdat mijn vader zeer lang penningmeester van HFC was, ik meen zelfs 35 jaar, hoe wel me dat wat overdreven lijkt. Ik zag dus op veel lidmaatschapskaarten zijn handtekening (het bekende rode stempeltje, zei mijn moeder) en besefte toen dat ik mijn handtekening op de zijne heb geënt, hoewel hij veel mooier schreef dan ik." In haar verhaal De plattegrond van Haarlem beschrijft Renate Dorrestein hoe zij, door steeds nieuwe liefdes, de genoegens van stad en ommelanden leert kennen: "Wel kwamen er weer vele pannen soep aan te pas, want mijn nieuwe min naar voetbalde 's winters en speelde 's zomers cricket, en dat moest calorisch stevig onderbouwd worden. Nooit eerder zelfs maar van de Spanjaardslaan gehoord, ik, maar nu kon men mij er elke zondag vinden, op de velden van de Koninklijke HFC en Rood en Wit. Ik leerde verontwaardigd maar toch Citaat Godfried Bomans: "Wat een speler altijd voor ogen moet houden, is dit: hoe maak ik de bal rijp? Hij moet niet willen schitteren. Hij moet weten: ik ben niets, de bal is alles. Ik moet opgaan in de bal. Ik moet mijn persoonlijkheid prijsgeven en mij als het ware oplossen in de bal. Ik moet bal worden." "Bent u zelf bal geweest?" "Tien jaar lang. Ik had mijzelf zozeer met de bal vereenzelvigd dat mijn medespelers mij ten slotte van het veld aftrapten." (Uit: 'Kopstukken, de voetbalkenner' - Godfried Bomans. Uitg. Elsevier) Godfried Bomans (Collectie Letterkundig Museum, Den Haag). n 6

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 2004 | | pagina 120