OFFICIEEL RAADSVERSLAG
GRATIS bijvoegsel v|d IJMUIDER COURANT
der gemeente VELSEN.
3e Zitting 1919.
RAADSVERGADERING OP DINSDAG 28 JANUARI 1919
DES AVONDS 7'/j UUR.
Voorzitter Mr. Dr. H. Ver Loren van Themaat, Burgemeester,
Aanwezig de heerenF. P. Vermeulen en W. Landeweerd,
wathoudersR. Brink, B. G. Schuitenmaker, M. Uijtendaal,
W.Blom, F. C. J. Netscher, J. Hoooeland, P. Bosman, J.
Sluiters,J. P. Handraaf, D. F. G. Schilling, J. A. Dalmeijer,
H. vooren en J. van der steen.
Aanwezig waren alle leden van welke de heeren Dalmeijer,
Netscher en Schilling tijdens de behandeling der ingekomen
stukken kwamen.
Twee vacaturen.'
Na lezing der onveranderd goedgekeurde notulen deelt de
VOORZITTER mede dat de heer Labree, secretaris van het
plaatselijk Steuncomité heden bij hem was om een voorschot
uit de gemeentekas van f 6000 te vragen voor steun voor
miliciens. Het geld is niet tijdig genoeg voor de uitkeeringen
ontvangen, zoodat de menschen gedupeerd zouden zijn als de ge
meente niet hielp.
De heer BRINK: Mag ik eens vragen waarvoor dit is?
De VOORZITTER: Het betreft geldelijken steun aan miliciens;
vroeger werden bons voor kleeding op rekening gegeven, thans
wordt de steun in contanten verleend.
De heer BRINK vraagt verder of de vereeniging, die den steun
verleent, rekenplichtig aan den staat is.
De VOORZITTER: Ze is net als het Steuncomité verant
woording schuldig aan de regeering.
De heer SLUITERS stelt de vraag of de gemeente het geld
wel kan voorschieten.
De VOORZITTER: Zeker het gaat naar het Steuncomité.
Morgen komt alreeds vier duizend gulden uit Haarlem. Voor
de uitkeeringen aan miliciens heb ik al wettelijke opdracht gelden
voor te schieten uit de gemeentekas.
1. INGEKOMEN STUKKEN.
Ingekomen zijn de volgende stukken:
brieven van Gedeputeerde Staten betreffende ter goed
keuring ingezonden raadsbesluiten;
De ingezonden begrooting is nog in behandeling bij Gede
puteerde Staten.
Voor kennisgeving aangenomen.
Als voren.
Als voren.
Hieraan kan nog worden ontleend:
1. dat de buitengewone rentevoet-bijdrage zal zijn hoogstens
274.92®
2. dat de buitengewone materiaalprijzen-bijdrage ten hoogste
f 1952.20* zal bedragen;
Als voren.
eene mededeeling van de Rijkskolendistributie van den
volgenden inhoud:
„In het bezit van uw telegram dd. 8 dezer berichten wij
u, dat door de Brandstoffen-Commissie aan elk gezin 6
eenheden van het minimum-winterrantsoen van 10 eenheden
kunnen worden verstrekt. De afzending van de per deze
maand toegewezen kolen hebben wij dringend gereclameerd.
Tot ons leedwezen kunnen wij echter op het oogenblik
niet meer toewijzen."
De heer BRINK: Het doet mij vreemd aan dat aan onze ge
meente nog maar zes eenheden verstrekt worden, andere ge
meenten hebben reeds meer.
De VOORZITTER: lk weet ook niet hoe dit komt.
De heer HANDGRAAF: Er zijn meer gemeenten in de
zelfde positie als Velsen. In sommige steden heeft men klassen
ingericht, waar enkele al meer hebben dan wij.
Als voren.
„lk heb de eer u mede te deelen, dat mij uit het naar
den toestand van het bakkersbedrijf te uwent, ingesteld ac
countantsonderzoek is gebleken, dat het meerendeel der
in uwe gemeente gevestigde bakkers bij een meelprijs van
f 6.50 eene zeer ruime winst kan maken. Ik acht het even
wel noodzakelijk, dat allen bakkers bij de uitoefening van
hun bedrijf eene voldoende winst wordt gewaarborgd zoo
dat ik heb besloten den meelprijs voor uwe gemeente te
bepalen op f 6.per 100 K.G."
De heer BRINK vraagt of het de bedoeling is aan alle bakkers
het meel voor zes gulden te geven, waarop de VOORZITTER
bevestigend antwoordt.
Als voren.
A. een bericht van P. J. Huijg, dat hij ontslag neemt als lid
van den gemeenteraad;
In verband met dit schrijven van den heer P. J. Huijg kan
het volgende worden opgemerkt:
Aan de redactie van de „Gemeentestem" is de vraag gesteld
of Burgemeester en Wethouders verplicht zijn binnen 6 maanden
eene verkiezing ter vervulling van de openvallende plaats uit te
schrijven, afgescheiden van de periodieke verkiezingen in dit
jaar.
De redactie beantwoordt deze vraag ontkennend.
„Wel is waar", zoo schrijft zij, „bevat add. artt. XII der
Grondwet een voorschrift voor verkiezingen, die vóór 2
September a.s. noodig zijn ter vervulling van tusschentijd-
sche vacatures in den gemeenteraad, maar het gebiedend
voorschrift van art. 8 gemeentewet, dat voor de nieuwe
verkiezing een termijn van zes maanden stelde, is met het
in werking treden der Grondwet vervallen."
Dit neemt echter niet weg, dat zoowel ter vervulling van de
vacature P. J. Huyg als van de vacature W. baron van
Tuyll van Serooskerken nog verkiezingen kunnen worden uitge
schreven. Burgemeester en Wethouders achten deze echter met
het oog op de kosten niet gewenscht, doch zouden hierover
gaarne het gevoelen van den raad vernemen.
VERVULLING TUSSCHENTIJDSCHE RAADSVACATURES.
Ter aanvulling van de terzake betrekkelijke mededeeling in de
toelichting tot de agenda voor de vergadering van den gemeente
raad op Dinsdag 28 Januari a. s. volgt hieronder de inhoud van
een ingezonden stuk in de Gemeentestem en het onderschrift dat
de redactie daaraan toevoegde. Een en ander is opgenomen in
no. 3513.
Mijnheer de Redacteur,
Uw antwoord in no. 3509, onder 12, betreffende de raadsver
kiezingen voor thans ontstaande vacatures gaf dezerzijds aan
leiding den Minister van Binnenlandsche Zaken te vragen, welke
bedoeling aan het woordje „noodig" in add. art. XII der Grond
wet moet worden toegekend, zoomede of art. 8 der Gemeentewet
nog toepasselijk moet worden geacht.
De Minister schrijft dienaangaande
„Ter verklaring van het woord „noodig" in het add. art. XII
der Grondwet, moet dat woord gelezen worden in verband met
den aanhef van het artikel, voorschrijvende dat de Prov. Staten
en de gemeenteraden tot de daarbij genoemde tijdstippen samen
gesteld blijven zooals zij op het tijdstip van de afkondiging van
de wetten, houdende veranderingen in de Grondwet, bestaan.
„Teneinde die samenstelling tot bedoelde tijdstippen te hand
haven zijn bij vacatures, ontstaan wegens ontslag, overlijden
of andere reden, verkiezingen noodig, om de opengevallen
plaatsen aan te vullen.
„Deze verkiezingen geschieden luidens het slot van het add. art.,
volgens de op den dag der afkondiging van de Grondwetswijziging
bestaande kiezerslijsten en geldende bepalingen. Tot deze
geldende bepalingen behoort ook art. 8 gemeentewet. Binnen
6 maanden na het openvallen van de raadszetels, in den aanhef
van bovenvermeld schrijven bedoeld, is mitsdien in de vervulling
van die plaatsen te voorzien volgens de regelen van de oude
kieswet."
M. Z.
(Het antwoord van den Minister berust, naar ons voorkomt,
op eene verwrongen lezing van add. art. XII. Er staat immers
niet in dit artikel, dat verkiezingen voor Prov. Staten en gemeente
raden moeten gehouden worden, wanneer deze volgens de
vroegere bepalingen noodig zijn, maar alleen dat, wanneer ze
noodig zijn, de verkiezingen geschieden volgens de oude bepa
lingen, d. w. z. overeenkomstig de oude bepalingen gehouden
worden. Waar nu art. 8 gem. wet niet de wijze van verkiezing
regelt, is het door add. art. XII niet in stand gehouden, zoodat een
verplichte termijn voor de aanvulling van tusschentijdsche vaca
turen niet meer bestaat. Red.)
De VOORZITTER: De zaak zit zoo: Volgens de letter van de
wet zouden we de verkiezing kunnen uitstellen doch naar ik
meen kan dat volgens de bedoeling van de wet niet.
De heer NETSCHER: Ongetwijfeld is het van belang dat de
raad bij het nemen van gewichtige beslissingen zoo compleet
mogelijk is. Het argument van Burgemeester en Wethouders is
een kostenargument om de verkiezing maar niet te houden.
Waarschijnlijk zullen de kiesvereenigingen zich over deze ver
kiezing niet zoo erg druk maken; als men mij tenminste vroeg
zou ik zeggen: laat de verkiezing bij enkele candidaatstelling
afloopen. Als de besturen de zaak ernstig en bezadigd bekijken
laten ze die ook zoo afloopen.
De VOORZITTER antwoordt, dat naar zijne meening de ver
kiezing wel moet worden gehouden zooals de minister er ook
over schijnt te denken.
De heer VERMEULEN: Mijne opinie in de vergadering van
Burgemeester en Wethouders was dat er niet zulke overwegende
redenen zijn om eene verkiezing te houden. De heer Netscher
zeide dat er dikwijls zeer belangrijke beslissingen te nemen zijn
doch de te verkiezen leden hebben maar kort zitting. Als de
menschen zoo verstandig waren als de heer Netscher denkt zou
het nog gaan doch ik ben bang voor de rompslomp van eene
verkiezing. In de positie der meerderheid van den raad komt
toch geene verandering, er is dus geen enkele reden voor de
kiesvereenigingen om de zaak op de spits te drijven. Laat de
verkiezing dus achterwege blijven want het is een heel werk om
de kiezerslijsten te maken.
De heer BRINKOnze fractie voelt er ook niet veel voor.
Als de verkiezing met enkele candidaatstelling afliep zou het
gaan doch er zijn misschien kleine partijtjes die nog candidaten
stellen. Wij zijn het eens met den heer Vermeulendaarom is
het beter eene verkiezing achterwege te laten.
De VOORZITTER: Volgens de letter der wet kan die achter
wege gelaten worden.
De heer VERMEULEN vraagt of de voorzitter het aandurft
met het drukken der kiezerslijsten te wachten tot de candidaat
stelling is geschied.
De raad meent, dat geene nieuwe verkiezing noodig is, in
welken geest dan ook besloten wordt.
De heer DALMEIJER merkt op, dat de wasscherij-commissie
nog niet kon vergaderen wegens voortdurende afwezigheid van
den heer Huyg. Spreker stelt het op prijs als nog hedenavond
een nieuw lid der commissie wordt verkozen.
Tot deze benoeming wordt nog besloten, de verkiezing zal
aan het einde der agenda worden gehouden.
een adres van bewoners aan de Lagers- en Ratelsstraat te
Velseroord betreffende vervanging van de aldaar
gerooide boomen;
De VOORZITTER stelt voor dit adres naar Burgemeester en
Wethouders te zenden om prae-advies, want de afdoening kan
nog wel even wachten.
De heer BOSMAN: De vorige maal is gezegd, dat er haast
bij was, kan die zaak nu weer wel wachten?
De heer VERMEULEN: Het vriest nu toch, er kan niets ge
daan worden..
Naar Burgemeester en Wethouders gezonden om prae-advies.
Als voren.
I. het rapport der salariscommissie;
Als voren.
De heer BLOM vraagt a. s. Dfnsdag eene vergadering te hou
den met als eenigst punt op de agenda; de salarisherziening
voor de onderwijzers en zoo mogelijk voor de ambtenaren.
De VOORZITTER: Het prae-advies is dan nog niet klaar.
Met deze zaak is eene uitgave van 70.000 gulden gemoeid het
heeft geen nut om die nu haast je rept je te behandelen.
De heer BLOM: Bij het bedrag van 70.000 gulden dat u
noemt is ook het salaris voor de ambtenaren begrepen; voor de
onderwijzers alleen bedraagt het maar 32.000 gulden. De bedoe
ling van minister de Visser is om de salarissen der onderwij
zers vanaf 1 Januari voor rijksrekening te nemen.
Mij dunkt dat het prae-advies er al haast had kunnen zijn, want
het rapport der salariscommissie is al lang geleden ingekomen.
De VOORZITTER acht het beter die zaak niet overhaast te
behandelen.
De heer BRINKIk acht het beter zoo spoedig mogelijk de
salarieering te herzien, dat had al vóór 1 Januari moeten ge
schieden. Wiens fout het is weet ik niet doch deze zaak had
al lang moeten worden behandeld. In het belang èn van de
bijzondere èn van de openbare onderwijzers moeten we die
zaak spoedig behandelen, want de wet-de Visser geeft voor onze
gemeente te lage uitkeeringen. Verschillende steden namen be
sluiten die boven het wetsvoorstel uitgingen.
Aan Mr. de Hartog is weliswaar gezegd, dat er overgangs
bepalingen zouden worden gemaakt doch dat is voor ons
geen reden tot uitstel. Ik spreek uit naam van het geheele
onderwijzend personeel als ik op spoed aandring.
Ik maak er dus een voorstel van om a s. Dinsdag speciaal
deze herziening te behandelen.
De VOORZITTER: Laat de wet toe, dat we hooger salarissen
geven dan kunnen we dat later nog doen, laat die het niet toe
dan moeten we ons aan de rijksregeling houden. Ik voel er
niet veel voor af te wijken van de door het Land gegeven
regeling omdat die de voorgestelde salarissen billijk acht. Het
zou tegen de komende wettelijke regeling zijn en wij zullen er
de noodige duizenden misschien moeten bijleggen.
De heer NETSCHER: Zooals het wetsontwerp nu luidt, is
het onmogelijk dat de gemeente of het schoolbestuur een hooger
salaris dan het wettelijke uitkeert. Ik heb het zoo gelezen en ten
overvloede nog eens bij anderen geïnformeerd, er is gezegd dat
een voorstel te wachten is tot verandering.
Het laatste artikel van het wetsontwerp luidt dat er een over
gangsbepaling zal komen, waardoor de openbare onderwijzers
in de toekomst niet zullen worden geschaad. Als hun salaris
hooger dan het wettelijke is zal het voor hen zoo blijven, het
slaat niet op het bijzonder onderwijs. Wij trachten de onbillijk
heid weg te nemen en ik wil er de heeren dus op wijzen, dat
wij thans eene onbillijkheid zouden scheppen ten opzichte van
het bijzonder onderwijs.
De heer BRINK: lk weet niet of alles wat de heer Netscher
zegt juist is, maar wel weet ik dat bij de bijzondere onderwij
zers ernstige grieven bestaan tegen het wetsontwerp. Zij zullen
er dus wel voor zorgen dat hun salaris niet minder dan bij het
openbaar onderwijs wordt. We hadden vóór 1 Januari al moeten
beslissen.
De heer VERMEULEN: De heer Brink heeft op één punt
gelijk, er is onder de bijzondere onderwijzers ernstige ontstem
ming omdat ze altijd al 450 gulden lager waren dan de
openbare onderwijzers.
Dat was niet alleen hier doch ook elders.
Het is beter deze actie buiten de gemeenteraden te houden,
want ze hoort thuis in de Tweede Kamer.
De heer Netscher wees er al op, dat er een overgangs
maatregel zal komen. Ik heb vernomen, dat gerekend wordt
naar de salarieering op 31 December 1918, anders zou het een
klein kunstje zijn om even hoogere wedden te gaan toekennen.
Naar ik geloof zullen de onderwijzers er niet slechter op worden,
omdat de wet terugwerkende kracht tot 1 Januari verleent.
De meerderheid in de Tweede Kamer zal er wel voor zorgen,
dat het ontwerp spoedig wordt aangenomen. Het voorgesteld
minimum bedraagt negen honderd gulden, doch ik geloof, dat
er wel een schepje zal opkomen.
Daarom acht ik het beter voor onze gemeente, dat wij het
Rijk niet tegen ons doen innemenlaten we de zaak dus eens
even bekijken.
De heer DALMEIJER: Het voorstel van den heer Brink
wensch ik te ondersteunen. Met de argumenten van de verschil
lende heeren kan ik medegaan, alleen niet met dat van den heer
Vermeulen als zouden de onderwijzers in de gemeente Velsen
er niet slechter op worden. Volgens het wetsontwerp is dit wel
degelijk het geval.
Zooals ik de zaak begrijp is door den Minister aan wethouder
de Hartog medegedeeld, dat niet precies aan den datum van 31
December zou worden vastgehouden.
Dat is later tegengesproken, merkt de heer VERMEULEN op.
De heer DALMEIJERZooiets is wel meer gebeurd. Wij
hebben de zaak al in het vorig jaar aangesneden en toen weer
uitgesteld o.a. door ziekte van den wethouder.
Waar de zaak nog in de commissie der Tweede Kamer is kan
het m.i. geen kwaad, dat in verschillende gemeenten gezegd
wordtwe zetten door en doen alsof die datum van 31 Dec.
er niet was tusschen gekomen.
De VOORZITTER. Uit eigen beweging kan ik niet met dat
punt komen, want het is nog niet rijp voor behandeling.
Als de heeren willen kunnen ze eene behandeling aanvragen
volgens de gemeentewet.
De heer BRINKAls we eene rijksregeling krijgen is die
jarenlang voor de onderwijzers bindend, want het Rijk gaat niet
gauw tot herziening over.
De heer NETSCHERIk ben ook voor spoedige behande
ling doch niet op a.s. Dinsdag reeds, vooral nu Burgemeester
en Wethouders nog niet met hun advies gereed zijn. Heeft het
nu zoo'n haast, dat we niet twee weken kunnen wachten
De heer SCHUITENMAKER zegt het op prijs te zullen stellen
als de wethouder voor onderwijs eens sprak.
De heer LANDEWEERD: Er is mij verweten, dat ik niet tijdig
genoeg voor de behandeling heb gezorgd. Inderdaad is door
Ged. Staten gewezen op de wenschelijkheid om vóór 1 Januari
de salarissen te herzien. Er waren naar mijne meening meer
urgente onderwerpen die eerdere behandeling vroegen, o.a. het
voorbereidend onderwijs. De onderwijzers maken het ons niet
gemakkelijk eene goede financieële regeling te treffen, meer
malen per jaar komt een verzoek tot herziening. In de acht
jaren, die ik in den raad zit, is die zaak minstens 34 maai ter
sprake geweest, dat bewijst dat onze regeling niet afdoende is.
Nu het Rijk die zorg op zich neemt is er veel voor te zeggen,
dat wij naar eene verhooging sturen, al is daartegen formeel
misschien wel iets te zeggen. Het is wellicht het beste, dat
onze gemeente invloed uitoefent op de behandeling in de Tweede
Kamer. Ik ben er voor, dat die zaak spoedig in behandeling
komt, temeer omdat die uitgaven niet op het budget onzer ge
meente komen.
De actie der onderwijzers als vakvereeniging zou ik liever in
zoodanige richting zien, dat Velsen in de eerste klasse komt,
b. berichten der aanneming van benoemingen;
c. een rapport van den verificateur der gemeentefinanciën
betreffende de controle over November 1918;
d. een afschrift van het Koninklijk Besluit van 26 September
1918 no. 52, waarbij het aan de gemeente Velsen inge
volge Koninklijk Besluit van 23 Augustus 1918 no. 82
verleende voorschot uit 's Rijks kas nader wordt be
paald op f 183284.55, teneinde deze gemeente in staat
te stellen een voorschot van gelijk bedrag te verleenen
aan de woningstichting „Patrimonium" te IJmuiden ten
behoeve van den bouw van een 35-tal arbeiderswoningen
aldaar.
e. berichten van den Commissaris der Koningin betreffende
de benoeming van buitengewone gemeenteveldwachters;
Als voren.
g. een schrijven van den Minister van Landbouw, Nijverheid
en Handel van den volgenden inhoud:
i. een klacht van A. Asses te IJmuiden over inkwartiering;
Ter afdoening in handen van Burgemeester gesteld.
k. adressen van de besturen in dienst der gemeente Velsen
en van de afdeeling Velsen van den Ned. bond van werk
lieden in openbare diensten en bedrijven om opheffing
der stortingen voor pensioen;