ORGAAN VOOR DE GEMEENTE VELSEN
K« 83
Z*,t»rdag 21 Januari 1922
Ta Jaargang
Abo»n»me*t8prjjs i fl per 3 maanden, tra*sc per pest i 1.36
Abotaementen worde» aange»ome» aa* bet Bureau en b$ de
Agenten. Tot plaatsing va» advertentifia van Buit»» de geweeste
VELSEN in dit blad is nitsluitead gereektigd het Advertentie
bnrea» P. F. C. ROELSE, IJMUIBEN.
AdvertenLön uiterlijk; is te zends» WOENSÖAG tot 9 nor v.m.
en VRIJ® AG tot 4 uur ».m.
Verschaal Wo«i?s4ap m S*t@rd&§§
Uitgave vaa de Nsun 1, Vena. Uitgever» M|. „Msagiisa"
AIRES VOOR REBACTIE EN ADMINISTRATIE
N. Y. Brakker!) Siajewel, Wiilsmsplêis U, IJatuida?
Telefoon 113
De Zeevisscherii fiim.
Wij meldden reeds dat hier binnen
kort de Zeevisscherij-film zal worden
vertoond, die ons een beeld zal geven
van de haring- en de treilvisscherij.
Wij geven hierbij een verslag van de
reizen, waarop de film opgenomen is.
De opname van de treilvisscherij is ge
nomen aan boord van den stoomtraw
ler Mary IJ.M. 189 van de V.E.M. alhier
En nu het verhaal.
Per auto kwam onze filmmau van
Haarlem aantuffen, beladen met oen
omvangrijke bagage, die met omzich
tig respect door de matrozen aan boord
»verd gebracht. We zouden om vijf uur
vertrekken en hadden nog juist tijd
>m te genieten van het inladen der
aatste kolen, wier gruis zoozeer bij
draagt, om de eerste uren aan boord te
veraangenamen.
Geen half uur later staken we van
val, en werd de haven met al die kos
telijke werkeloos liggende trawlers en
ïe langzaam wegglijdende pier ver
eeuwigd door onzen operateur, die, da-
lelijk ingeschoten, in zijn grijze sport-
costuum de bewondering trok van de
ïeele equipage. Maar, ach! van korten
luur was deze activiteit! Eenmaal
mitengaats begon de deining onweer-
Itaanbaar op hem te werken. Hij had
log juist de kracht om zijn kostbare
oeste! op te bergen, en leverde toen'
ichzelf in de eerste plaats zijn
pijsverteringsorganen willoos over
jan de luimen van Neptunus. De eerste
lagen weigerde d.e ongelukkige elk
[oedsel en vloekte het zeemansleven,
lat hij met een berucht geworden
preekwijze nog achterstelde bij .,r;jst
m':iet een kunstbeen." Merkwaardig was
kniiddels de gelatenheid, waarmee
'.j nze bemanning dit gruwbaar bedrijf
janzag. „Trek je d'r maar niks van
an, meneer; er is niemand van ons,
f hij voelt nog zijn eersten dag op zee"
ioo was liet. Ook de schipper at niets
enn onze oude bevaren kok vertelde, dat
!r*ij met stormweer nog zoo ziek was als
enen kat.
Ln" Gelukkig werd het weer later steeds
choonep. Stralepd blakerde de zon
enan den hemel, terwijl ons vaartuig
lef een 9-mijls vaart koers zette naar
vischgronden bij de Witte bank,
n^Taar wij door tal van Hollandsche en
!n"|uitsche trawlers werden opgewacht
re~o op hoop van zegen onze netten uit
wierpen. Onze cinematograaf logeert
,e"iet al zijn paraphernalia in de ruime
5^»at van den schipper onder de brug,
eWm welwillend afgestaan. Door den
ümeerenden zeegod is hij weer ter be
schikking van zijn kunst gesteld en,
'n"iaar met zijn kiekkast, wacht hij in
an tanning het scheephalen van het net
Ld0'. Donderend rammelen de lieren, tot
;eni vischborden toeblocks tegen de
dfifalgen" hangen; aan de „buiktouwen"
>mt dan de logge „klossenpees" bo-
in, het middelste wordt met de hand
gehaald en eindelijk de kuil in een
rop geslagen en opgetakeld. Drui-
tnd hangt nu de kostbare vracht
ven den „last". Nog een paar rukken
n de pooklijn en.... daar spartelen
eds de visschen aan dek. Het meest
isbaar maakt de kabeljauw en de
»lf, maar er zijn ook goudglansende
mooie meisjes (hake), schelvisschen
met purperen lustre, terwijl enorme
vleeten machteloos met de breede vler
ken flapperen. Fluks wordt nu de groo-
te visch midden in den last gegooid,
de kleinere in manden gesorteerd en
de „puf" weer vrijgezet. De visschers
gaan nu met scherpe mesjes onder
vroolijk gezang de visch strippen, ter
wijl een wolk van zilvermeeuwen ach
ter ons aan zwermt en zijn onwaar
deerbare diensten betoont bij het op
ruimen van den afval.
Als al het ingewand is uitgenomen
(behalve van de vleet) wordt de visch
keurig onder den straal afgespoeld en
in het ijsruim in de „keetjes" gestre
ken. De fotograaf, nog wat onvast op
de beenen, staat er bij te draaien, nu
dit, dan dat onderdeel opnemende. Al
die stukjes film. worden later in de
goede volgorde gerangschikt. Boven
van af de brug heeft hij een prachtig
overzicht en hij put zich uit in dank-
redenen op liet schoone weer.
Zoo gaat het eenige dagen lang voort.
Des nachts vangen we meer schel-
visch, overdag meer eek en makreel.
Soms komt er een groote hoozemond
mede, een monsterachtige, platte visch
met een afgrond van een muil en een
hengeltje op den kop.En éénmaal spar
telt er zoowaar een flinke bijthaai tus-
schen de makreelen. Vol bewondering
aanschouwen we het heftig slaan van
het geweldig gespierde lichaam. Zoo-
als de makreel onder de beenvisschen,
zoo stijf, dat men hem wel op den vin
ger kan balanceeren, zoo herkent men
in het sterke lijf van den bijthaai ook l
op het eerste gezicht den volmaakten j
zwemmer. De geheele kracht is hier
op den halvemaanvormigen staart ge
concentreerd, en zij doet den roover
als een torpedo door het water schie
ten; wee den visch, die door de dolk-
tanden gegrepen wordt!
In tegenstelling tot andere haaien
van de Noordzee is hier de ruggestreng
zóó stevig, dat zij geheel geschikt tot
wandelstokken kan verwerkt worden,
die dan ook lijer en daar aan de kust
wel te koop zijn.
Nu en dan diepen we ook een paar
prachtige tarbotten op, en men legt on
ze kinoman uit, dat zoo'n dier altijd
op zijn rechterzijde ligt, net andersom
als een schol. Maar de verstokte land
rot vraagt daarop zoowaar, „of zij dat
niet eens afwisselen, tegen het door
liggen?"
Midderwijl maken we nader kennis
met de bemanning, waarmede wij het
waarlijk buitengewoon hebben getrof
fen. Van het beruchte drankmisbruik
en de vechtpartijen op dit schip geen
spoor. Voor het meerendeel zijn het
luimige jonge Egmonders, onuitput
telijk in hun liederen: „O, Carolina, je
bent het mooiste kind van Sina"; en
„Mona, mijn schoone." Het populairste
aan boord is „Het zigeunerknaapje",
een lange ballade, die coupletsgewijze
de moreele misstanden van onze maat
schappij behandelt, waaraan dan het
refrein onveranderlijk toqvoegd: „Dat.
zijn de verborgen smarten."
Het dek volk zingt met opmerkelijk
meer voordracht dan liet machineper-
soneel. Het gemoedelijkst van allen is
voorzeker onze oude kok, die jaren
lang bij de groote vaart heeft gediend
en in zijn kleine, „levensgevaarlijk"
kombuisje voortreffelijk weet te ko-
kerellen. Visch in allerlei vormen is
natuurlijk de hoofdschotel, maar nie
mand weet zóó als oude Sam een ma
kreel te stoven in de heete asch, eek
kuit of visch te bakken of een kreeft
te koken. Menigkeer hebben wij een
maal, dat het beste restaurant eer zou
aan doen, waarop de oude man dan
ook niet weinig trotsch is. Maar mijn
overbuurman, die na het diner de re-
stantjes kreeft van de tafel en van zijn
gezicht met hoed afveegt, herinnert er
ons weer gevoelig aan, dat we maar op
een gewone vischschuit zijn. En waar
ter wereld scheert men zich met heete
koffie?
Na het eten komt Sam gemeenlijk
een praatje maken, waar we met ons
vijven aan de driehoekige tafel zitten
(het volk eet in zijn eigen verblijf voor
in). En als hij dan met een bedenkelijk
gezicht over den oorlogstijd spreekt,
en hoeveel visschers er door winstbe
jag of onvoorzichtigheid van hun
schipper zijn omgekomen, dan verwon
deren we ons niet, dat hij met een roe
rende aanhankelijkheid aan dezen cap
tain is gehecht, die het leven van zijn
mannen nooit in de waagschaal heeft
gesteld.
Maar des avonds bij de koffie is het
gezelligste uur aangebroken. Dan da
len we door het valkuilachtige trappe-
gat langs de hokken met touwwerk,
dekslang en aardappelen (waarop de
logiijn en brood) naar de kajuit, waai
de ketels thee en koffie genoeglijk aan
den schoorsteen hangen. Alleen de at-
mospheer is er wat bedompt, doordat
van de vier patrijspoorten in het
schijnlicht er maar één open kan.
Oude Mink doet nu een „waar" verhaal
van een reis naar IJsland, waar zij be
keurd waren wegens visschen binnen
de driemijlslimit. De schipper was aan
den wal in het gevang gezet en men
kreeg een gewapende wacht aan boord.
Maar toen hebben die brave jongens
des nachts de gevangenis van den
schipper afgebroken en hem weer aan
boord gebracht, de wacht ontwapend
en in een boot gezet en zijn toen kalm
naar huis gestoomd!
Onze schipper heeft den grooten slag
bij Jutland meegemaakt. Hij had juist
een aardig visseherijtje en een boei
uitgezet, toen van het Zuiden drie
Duitsche flottieljes van elk wel dertig
schepen kwamen aanzetten, terwijl
van het Noorden de Engelschman op
daagde. De trawler lag juist in de vuur
lijn. Maar de schipper behield zijn
kalmte, ja, stelde in gekheid nog voor,
even de boei te gaan oppikken, waarop
het volk hem wel kon aanvliegen. Men
stoomde dus volle kracht ei- van door,
om een eind verderop echter de netten
weer uit te werpen; waarop een En-
gelsche torpedoboot hen kwam weg-
schrikken met een groote witte vlag:
„Danger within 20 miles,"
De oorlog is voor alle zeevisschors
een veelbewogen tijd geweest. Menig
vaartuig hebben ze voor hun oogen in
de lucht zien vliegen, vooral in het be
gin, toen er nog geen mijnkaartjes he
stonden. Eenmaal is onze schipper zelf
niet een sleepboottrawler op een mijn
geloopen. Vaak haalde men een mijn
aan het vischbord op en moest dan de
lijnen kappen. Verscheidene schippers,
die uit zuinigheid de mijn wilde los
maken, hebben dit met hun leven ge
boet.
Bij al die gevaren kwam dan nog het
dooven van alle kustlichten. Men
vraagt zich af, hoe zoo'n visscherman
na dagen lang kruisen midden op zee
den weg naar huis nog heeft kunnen
vinden, en de eenige verklaring is dan
ook, dat hij de Noordzee beter kent dan
wij onze Kalverstraat. Laat een erva
ren visscher b.v. drie weken lang ge
blinddoekt rondkoerscn, en als ge hem
dan een trek met de kor laat doen en
zijn dieptelooden, zal hij u wel kunnen
zeggen waar ge zijt. Hij ziet het aan de
grootte van steenen, grint of schelpen,
aan de „fijnte" van de „blaren" (Flus-
tra), en aan de „kaneeltakken" (soort
sponsen) zeesterren, kreeftjes, zee
muizen, enz., die hij opvischt. En bij
al te ruw weer behelpt hij zich met zijn
goed gevette dieplood.
Om een uur of elf is het „naar kooi"
blazen, en men stapt van zijn zitplaats
aan tafel een treedje hooger zonder
veel formaliteiten gekleed en wel in
zijn kooi. „Minder frisch", zult ge mis
schien zeggen. Ja, maar hoe kan dat
anders, waar de menschen klaar moe
ten zijn, om elk oogenblik naar hoven
te vliegen, als het net b.v. vastloopt.
En dat gebeurt maar al te veel. Bij
voorkeur wordt er n.l. in de „steenen"
gekord, omdat de „schoone" grond al
erg is leeggevischt; daarbij voegen zich
de vastloopers aan de tallooze wrak
ken, mijnankers, enz. Menigmaal
wordt aan al onze verwachtingen de
bodem ingeslagen door een scheur in
de trawl.... en soms ziet men de vis
schen daardoor nog voor zijn oogen
ontsnappen. (De schipper vertelde ons
dat hij vroeger een hond had, die op
zijn bevel dadelijk overboord sprong en
de drijvende kabeljauwen apporteer
de. Met een touw in een bocht klauter
de hij dan weer aan boord.) Dan moe
ten de menschen vaak midden in den
nacht bij het schijnsel van acetyleen-
lampen de gaten boeten, om de kor
weer zoodra mogelijk klaar te krijgen,
terwijl we liggen te drijven. Om de
scheurkans wat te verminderen wordt
soms een Schotsche blaas aan de rug
zijde in den kuil vastgemaakt voor liet
lichten. Nochthans moppert het volk
niet, omdat hqt berust in het onvermij
delijke en vertrouwt in den bekwaam
heid van den schipper. Als alles aan
dek weer geklaard is, gaan de matro
zen naar hun kooi, om weer een uurtje
slaap te pakken. De eenige gezelligheid
aan boord is nu bij de wacht cp de
>rug, waar de verhalen uit den grooten
oorlog worden voortgezet. Er is haast
geen man aan boord, of hij is wel eens
door oen der vijandelijke partijen op
gebracht, hetzij wegens verdenking
van smokkelen of wegens varen in de
verboden zóne. Eenmaal was men ook
getuige van het opbrengen van een
Noordsche houtsleëper door een Zep
pelin. Deze gelastte het uitzetten van
een boot door de bark; in deze boot
sprong de prijsbemanning uit het
luchtschip over!
Het weder blijft voortdurend zeer
schoon, en dit begunstigt het volledig
gereed komen van onze film, die bo
vendien wordt aangevuld met een
fraaie serie foto's, gedeeltelijk in kleu
ren, van verscheidene visschep, enz.,
zoodat wij van de opvoering groote
verwachtingen hebben. Dankbaar ge
denken we bij dif alles de hulp van
onzen stuurman, die onvermoeid met
het toestel "sjouwt en meermalen op
kritieke oogenblikken onzen topzwa-
ren filmoperateur mitsgader zijn appa
raat van een wissen val heeft gered.
Na don schipper is hij ontegenzegge
lijk de hulpvaardigste aan boord en
daarbij vermaakt hij ieder met zijn
leuke opmerkingen en vertellingen op
z'n plat Egmondsch; hoe zij in 't duin
soms gebeten worden door den hond
van den grimmigen koddebeier, of
schoon het er krioelt van de konijnen;
hoe eens een stoker op de uitreis een
meid had binnengesmokkeld, met al de
consequenties van de zwakheid harer
sexe; en last not least kookt zijn vrij
gevochten strandjutters-bloed bij de
vermelding- van de ongerechtigheden,
die de Hollanders van de Engelschen
te Grimsby enz. hebben te verduren.
Levendig weet hij te vertellen van zijn
avonturen, o.a. van dien nacht op het
„Roode zand", toen een kwaad brok
water al het want van den grooten
mast en de bezaanspiek wegsloeg, de
brug ontzette, alle levervaten weg
spoelde en de schipper tegen de kom
buis kwakte, zoodat hij deerlijk werd
gewond. Toen hij weer hoven water
kwam, zag hij drie man, die met het
net waren bezig geweest, tegelijk over
boord geslagen en zich krampachtig
daaraan vastklemmen, cewvij' h i
steeds verder over' boord gloed, iotdat
de stoker de tegenwoordigheid van
geest had, om een sleutel in de mazen
te steken, waarna men de drie mannen
in hun glibberige oliejassen weer aan
dek kon hijschen. Een half uur later
sloeg het roer weg, en moest men, met
de vischborden sturende, thuis stoo-
men. Pas vóór het gat van IJmuiden
kreeg men assistentie van e°n sleep
bootje.
Van zulke evenene-nten is echter
deze reis geen sprake. Hoewel de goede
vangsten van de eerste dagen wat min
deren, blijven er steeds trawlers in de
buurt; Duitsche, Hollandsche en En-
gelsche. We tellen er tezamen soms 22
tegelijk. Een aardige afwisseling is het,
om elkaar al visschende te praaien.
„Goeie-morgen, goeie-morgen alle
maal! roept de schipper met een
langen uithaal, terwijl het andere volk
nieuwsgierig komt kijken naar ons
kino-toestel. „Hé-je vannacht nog wat
gevangëé?" „Twintig manden en wat
kabeljauw!" Een oogenblik krijg je zoo
een kijkje in een andere wereld met
haar eigen hoop, verwachting, teleur
stellingen.
Bovendien ontmoeten we een drijven
de mijn, grootondeels met. mosselen be
groeid en dus eerst kortelings losge
slagen. Daarom stoomen we een goede
60 mijl op in de richting van het vuur
schip Doggersbank-Zuid. De visschers
zijn allesbehalve tevreden met dit
vuurschip; het ligt op een vlakken bo
dem, die niet is aan te loader*, en
schijnt niet zoo helder als Doggers-
bank-Noord. Vergeefs informeeren we
ernaar hij een Hullschen vischsarrier.
Zoo'n vaartuig vischt met een vloot
trawlers, en neemt eiken dag de kisten
gevangen visch per boot over, die dan
dadelijk zonder ijs naar den wal wor
den gebracht. De ledige kisten worden
eenvoudig teruggegooid in zee. De roei
boot moet ze dan maar weer oppikken,
maar natuurlijk gaan er zoodoende
meermalen verloren.
Al zoekende naar het vuurschip,
doen we des ochtends nog een pracht-
trek kabeljauw en groote schelvisch,
die enthousiastelijk is vereeuwigd. Ge
lukkig komt de schelvisch en zijn ver
wanten met halen bovendrijven, door
het uitzetten der zwemblazen.
De zwaarte komt eerst bij het lich
ten van den kuil, die dan vaak met een
extra strop moet versterkt worden, of
ook wel in meerdere porties wordt
scheepgehaald. Platvisch heeft echter
geen zwemblaas, en is dus veel zwaar
der. De schipper herinnert zich een
reis, 10 jaar geleden, met een klein
scheepje bij het Borkumer lichtschip,
toen hij met de uiterste krachtsinspan
ning een kuil van 146 manden schol
klaarde. Het vaartuig maakte zoo'n
slagzij, dat de verschansing gelijk met
het water stond, en zoo kreeg men de
vangst aan dek.
Soms is het gewicht zóó enorm, dat
er voor den lostrekker van de pooklijn
gevaar bestaat, om door de neerstor
tende visch gekneusd te worden. Dus
geeft men maar een flinke snede in het
want, zoodat de „kuil" half leeg
stroomt. Om op de plek van zoo'n goed
visseherijtje te markeeren en te voor
komen dat men er uit verdaagt, zet
men veelal een vischboei uit, d.i. een,
bezwaarde, met een kleiner boei veran
kerde, rechtopstaande joon, overdag
met vlag, 's nachts met lantaarn. Dit
uitzetten heeft echter het nadeel, dat
er naburige trawlers als de kippen op
af komen, zoodat het vet spoedig van
den ketel is. Ueberhaupt houdt de
wacht de collega's steeds in de gaten.
Een witte stoompluim beteekent, dat
men aan het halen is, hetgeen steeds
dwars van den wind gebeurt. Draait er
een, dan heeft hij vast een mooien trek
gedaan, terwijl lichten in de zijden ver
raden, dat men de gaten aan het boe
ten is. Eens heeft onze schipper door
een krijgslist een mooi visseherijtje
voor zichzelf weten te behouden. Of
schoon op vrij steenachtigen grond,
haalde hij een prachtigen kuil visch
heel en wel scheep. Dadelijk werden
vier schotlampen ontstoken, alsof tuon
met hopeloos gescheurde netten zat,
en de mededingers kozen dan ook on
verwijld de wijde vlakte!
Zóó is het echter dezen keer niet
meegesteld. Behalve visch vangen we
ditmaal ook schepels vol groote Noord
horens, begroeid met doornige dui
men en gedrochtelijk weeke sponsen.
IJMUIDER COURANT
Ingezonde mededeelingen 40 ets. per regel Advertenties van 11. en m. 6 regels
f 1.—, iedere regel meer 20 ets. Compact gezette advertenties van 11. en m. 6
regels f 1.S5, iedere regel meer 26 ets. Kleine advertenties en familieberichten
zoomede vereenigings advertenties nit de gemeente, uitsluitend bij vooruitbe
taling, van 1 t. en m. 6 regels f 0.76, iedere regel meer 16 ets. Bij niet contante
betaling worden de gewone prezen berekend, Advertenties „adres bur. v. d.
blad" 10 ets. extra; voor bezorging van op advertenties ingekomen brieven
wordt 10 ets. in rekening gebracht. Bovenstaande regelprgzen worden met
6 ets. verhoogd voor advertenties ran buiten de gemeente Velsen
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE
BLADEN. EERSTE BLAD.
DRINGEND VERZOEK
om bij verhuizing het oude en
het nieuwe adres, NIET aan
den looper, doch aan ons bu
reau WILLEMSPLEIN 11, op te
geven. De Administratie
Kleine Advertenties
en Familieberichten kosten bij
VOORUITBETALING
slechts 15 Cent per regel.
HET CONSULTATIEBUREAU
zal geopend zijn Woensdagmiddag van
23 uur, Willemsbeekweg 42, Velser-
oord.
Het onderzoek is kosteloos en ge
schiedt door Dr. Anema uit Haarlem,
Voorzitter van het Consultatiebureau
aldaar.