ORGAAN VOOR DE GEMEENTE VELSEN 25. Aboanemestsprp i fl.— per 3 Ka&nöen, franto per poet f 1 86 Aboiaeeenieo wordem aangeaoKea mm ket Bureau en fcjj de Ageaten. Tot plaatsing va« advertentiëa van Buiten de ge»eeste VELSEN in dit klad is uitsluitend gereektigd ket Advertentie kureau P. F. C. ROELSE, IJMUISEN. Advertentiën uiterl|k in te eenden WOENSJIAQ tot 9 uur v.k. en VRIJDAG tot 4 uur *.M> Uitgave van de Naasal, Veaa. Uitgevern M$. ,ü*sidea" DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN. EERSTE BLAD. DRINGEND VERZOEK om bij verhuizing het oude en het nieuwe adres, NIET aan den looper, doch aan ons bu reau WILLEMSPLEIN 11, op te geven. De Administratie Kleine Advertenties en Familieberichten kosten bij VOORUITBETALING slechts 15 Cent per regel. OFFICIEEL. HINDERWET. De Zeevisscherij-film. HET CONSULTATIEBUREAU zal geopend zijn Woensdagmiddag van 23 uur, Willemsbeekweg 42, Velser- oord. Het onderzoek is kosteloos en ge schiedt door Dr. Anema nit Haarlem, Voorzitter van het Consultatiebureau aldaar. PLAATSELIJK NIEUWS. IJMUIDEN. Jubileum. Dostojewky's Christendom. lO Zaterdag 28 Januari 1922 7# IJMUIDER COURANT VergehljBt Wofc&sd&gg m Z&terd&p AIRES VOOR RE9ACTIE EN ABMINISTRATIÈ N. V, ®rakk»r{| Siajewel, Wiliesesplsia 11, IJasuiden Telefoon 158 Ingezonde mededeellngen 40 ets. per regel Advertenties van 11 en m. 6 regels f 1.—, iedere regel meer 80 ets. Compact gezette advertenties van 11. en m. 6 regels f 1.86, iedere regel meer 86 ets. Kleine advertenties en familieberichten zoomede vereenigings advertenties nit de gemeente, uitsluitend bq vooruitbe taling, van 11. en m. 6 regels f0.76, iedere regel meer 16 ets. Bq niet contante betaling worden de gewone prezen berekend. Advertenties „adres bur. v. d blad" 10ct8. extra; voor bezorging van op advertenties ingekomen brieven woidt 10 ets. in rekening gebracht. Bovenstaande regelpr(jzon worden met 6 ets. verhoogd voor advertenties van buiten de gemeente Velsen Burgemeester en Wethouders der Gemeente Velsen, brengen ter openbare kennis, dat de verzoeken van De N. V. Koninklijke Nederiandsche Hoogovens en Staalfabrieken te 's-Graven- hage, om op het perceel, kadastraal bekend Gemeente Velen, Sectie B. No. 2009, en 2010, twee loskranen met electrische be weegkracht te mogen plaatsen De N. V. Koninklijke Nederiandsche Hoogovens en Staalfabrieken te 's-Graven- hage, om p het perceel, kadastraal bekend Gemeente Velsen, Sectie A No 614, een pompinstallatie te mogen oprichten De N. V. Koninklijke Nederiandsche Hoogovens en Staalfabrieken te 's-Graven- hage, om op het perceel, kadastraal bekend Gemeente Velsen, Sectie B No. 1807, een dubbelen weegbrug te mogen oprichten G. Hemken te ljmuiden, om op het per ceel, kadastraal bekend Gemeente Velsen, afd, ljmuiden, Sectie L No. 1157, zijne slagerij te mogen uitbreiden door bijplaat sing van een worstmolen, gedreven door een electromotor van 1 P. K. door hen is toegestaan. Velsen, den 24 Januari 1922. Burgemeester en Wethouders voornoemd, de burgemeester, Rijkens. de secretaris, Th. J. Wijnoldy Daniëls. zon- am: aar- hel don r li- and til 8- I it en g0. kon r in -ug- .ven het o o- b e- po- £011, uit zijn En- als ude s to (t. Vervolg. In September zouden wij het tweede deel van onze film: de haringvissche- rij, opnemen. De Doggermaatschappij te Vlaardingen had daartoe een harer beste vaartuigen uitgezocht, de V.L. 16, die in zijn kaartenkamer onder de brug extra veel ruimte bood voor den film operateur en zijn begeleider. Deze „fiets" (stoomlogger) was sinds 18 Aug. onder zeil, en onze bedoeling was, met- haar de eerstvolgende reis, naar Dog- gersbank, mede te maken. Maar hierin zijn wij deerlijk teleurgesteld; door de slechte vangsten bleef zij ruim 6 weken uit, de heele Septembermaand ver streek met wachten en daarmede de tijd voor de „Zandvisscherij," zoodat we eerst den 6en October in zee staken en onder stralend herfstweer des och tends om 7 uur onzen tocht aanvaard den. Onder de schare „gedagzeggers" op den kant staat menige moeder te wuiven, men bedenke dat onder de 17 opvarenden niet minder dan 6 jongens zijn, waarbij een van nauwelijks 13 j.l Onze tijd brengt mede dat zij als heer tjes aan boord verschijnen. Maar een maal op zee, verdwijnt gelukkig spoe dig dit naargeestige vervangsel der oud-Vlaardingsche kleederdracht en komt de gewone visschersplunje voor den dag. De V. L. 16 is een kloek vaartuig van 48 last. Het ruim is door schotten in twee rijen van 10 afdeelingen verdeeld, ieder van circa 32 kantjes en elk met een afzonderlijk luik gelijk met het dek Daarvóór zijn de netten- en zoutrui- aaan, erachter reep- en proviandruim, met verhoogde luiken. Tusschen de beide laatste staat het stoomspil. Onder de brug bevindt zich eener- zijds de ruime kokshut met watertank, anderzijds de kaartenkamer, waarin wij logeeren. De machine kan 160 P.K. ontwikkelen, de krukas maakt dan 130 omwentelingen. De kajuit is gebouwd met een roef op het achterdek, waarop de boot. Wanneer men gewend -is aan een „achterin" onder het dek, slechts te bereiken langs een nauw trapje door een vuil kombuisje, dan valt het geriefelijke v. deze constructie dadelijk op. Binnen bevindt zich een viertal kooien (geen hutten) met ampele berg ruimte onder elk. Een deur geeft on middellijk toegang tot de machine kamer (die ook nog door twee zijdeu ren vanaf het dek is te bereiken). In het midden van de kajuit staat een soort latafel met, een ongemakkelijk smal blad. Zeer doelmatig is ook het verloop van den roerketting in de zijden, dooi de goot. Met dit vaartuig dan zetten wij da delijk koers in Westelijke richting en schoten nog dienzelfden avond „halve zee" onze Schotsche vleet, bestaande uit 100 netten. Het weder werkte de eerste dagen schitterend mede aan het welslagen der fotografische opnamen van de ver schillende manipulaties aan boord. Maar de hoofdzaak, de haring, bleef uit, zoodat we na eenige verloren nachten Noord-uit stoomden naar Swarte Bank, vervolgens naar de Outer Silverpit en hier op hoop van ze gen de netten uitwierpen, intusschcn al met even weinig resultaat. Alleen voor den zoöloog leverde de met zoo veel moeite en zorg scheepgehaalde vleet materiaal genoeg. Poon, makreel, bolk, speerhaaien en wat pieterlui wer den volop gevangen en in kleuren ver eeuwigd. De pieterlui schiet men liefst zoo spoedig mogelijk uit, want het is venijnig goedje. Mocht intusschen nij het caken iemand in zoo'n giftstekeï grijpen, de visscherman weet er wel raad op. Hij heeft den schuldige slechts te verbranden en de wond zal vanzelf genezen Kostelijk was die grauwe ochtend vóór zonsopgang, toen Heintje, de af- houder, mij aan de patrijspoort en thousiast kwam wekken met zijn hoog kinderstemmetje: Mijnheer, een bijt- haai!" en wij in het vage licht der acetyleenlampen een grooten haai hei- tig aan dek zagen spartelen. En dit. ge val herhaalde zich nog vier keer, zoo dat de vangst dien dag inplaats van uit haring uit een heele verzameling Lam- ma's bestond, die vlug door ons van kaken en ruggestreng werden ontdaan Hun lever voerden wij op aan de meeu wen, die altijd bij het schip te vinden zijn, als er gehaald wordt: vooral de kleine zeemeeuw, waaronder in 't bij zonder die van twee zomers oud, prachtig zijn geteekend met zwarte banden over nek, vleugels en staart. Het viel ons op, hoe weinig honger die meeuwen in dit jaargetijde hebben; mede ongetwijfeld door het schoone weer van dezen zomer verkeeren zij in uitstekende conditie. A propos, van die bijthaaien schiet mij een leerdicht te binnen, dat door de zeelui nogal eens wordt aangehaald, n.l.: „Gesprek tusschen een stuurman en een verslindenden haai." Genoemde stuurman van een haringbuis is er „ge heel confuis" van, dat die roofzuchtige visschen zooveel haring opeten, maai de bijthaai, niet op zijn mondje geval len, dient hem terdege van repliek; hij blijkt al spoedig van gereformeerden huize, beduidt den onthutsten stuur man, dat God ook hem zijn plaats in de natuur heeft toegewezen en eindigt met de uitnoodiging aan de visschers hem desnoods de lever uit te snijden, maar in geen geval noodeloos marte len. De moraal is nog zoo kwaad niet. Helaas echter mochten wij hier te gen het „Zand" aan, de haring ook al „niet en vangen", en met haar ontbrak ook de tonijn, waarop wij zoo gevlast hadden, zoodat de schipper in arren moede maar weer terugkeerde naar de „Binnenzee", waar wij passagiers nog verscheidene dagen in dolce far niente op den buit lagen te wachten, terwijl de bemanning dagelijks een uur of 5 vergeefs arbeidde aan het halen van het zoo lastige Schotsche want. Onze eigen dekhut van 2 X 3 M. is voor zoo'n haringman een waar dora do. Het eenige bezwaar is de onmidde- lijke nabijheid van den stoomketel, die den rug van den filmoperateur derma te gaar stooft, dat hij met matras en al op de klaptafel vlucht. Wij varen dan ook steeds met de deur open en een onvergelijkelijk genot is het, om des avonds zachtjes drijvende achter de vleet, naar de sterrelucht te liggen kij ken, en dan plotseling het zwarte sil houet van een logger vlakbij te zien langsschuivcn, even gemarkeerd door het felgroene seinlicht, om dan weer te verglijden tegen het licht van de volle maan. En het mooiste is de eerbiedige zwijgzaamheid der wachtslui van weerskanten, die elkaar alleen even aankijken in den stillen nacht, terwijl het vaartuig zachtjes weg suizelt over het zilveren watervlak. Hoe oneindig sierlijker zijn toch deze zeilschepen dan de lawaaige, vuile stoombootjes, die, vooral bij de Engelschen, in zwang zijn. Ons boeglicht (vóórbol) verspreidt een geheimzinnig schijnsel En dan, na den droom van het land, de zalig heid van het ontwaken met een statige mantelmeeuw tegen den rosen och tendhemel en het heerlijk besef, .dat men werkelijk nog altijd op zee is. Wij kleeden ons aan bij het eerste morgen licht, bruinvisschen en bonte visschen duikelen bij het schip. Nu en dan zeilt een snelle smack of een gelapte Fransche logger soepel achter ons langs, en eenmaal was er het grandiose schouwspel van een Noorsche houtbark met volle zeilen in het klare zonlicht. Des Zaterdags worden de netten ge taand in een ijzeren tank, met stoom verwarmd. Het is een lastig en vuil werk, waarbij de mannen hun han den branden aan de kokende cachou. Na afloop tanen zij ook hun werkklee- ding in de laf, maar deze bruine kleur staat hen alles behalve vroolijk. Iets heel aparts is een Zondag aan boord. Dien nacht is er niet gevisebt, en alle werk staat dan tot den namid dag stil. De machine draait langzaam aan, er heerscht overal een weldadige rust. Het bijbellezen door den schipper zooals dat nog op vele loggers ge schiedt, is hier afgeschaft, maar de mannen lezen, al rookende aan dek ge zeten, Christelijke boekjes. Om 11 uur wordt er een bakje koffie met koekjes „gedaan", en dan komen de verhalen los over den oorlog. Een der matrozen, Janus, heeft jaren lang zelf als schip per gevaren. In het voorjaar van 1917 werd zijn beuger op de thuisreis 20 mijlen dwars van Egmond (dit was buiten het versperde gebied) in brand geschoten door een duikboot, terwijl de menschon ijlings de booten uitzet ten. Ook een andere naburige beuger werd met brandbommen naar den kel der gejaagd, maar toen de comman dant ook een derde hetzelfde lot wilde doen ondergaan, hield de schipper daarvan den onverlaat op zóó stelligen toon voor, dat een Hoogere macht zijn euveldaden zag, en hem éénmaal tot verantwoording zou roepen, dat hij nog ter elfder ure van zijn snoode voor nemen afliet. Is er wel treffender be wijs voor den willekeur waaraan onze Hollandsche visschers hebben blootge staan? Later werd Janus gewaar, dat de kapitein der duikboot de plaats der vernietiging foutief naar Berlijn had geseind. Ook een der jongsten is, hoe klein hij ook zij, ternauwernood den dans ont sprongen. Op hun logger werden even benoorden vuurschip „Doggersbank- Noord" plotseling zonder een vooraf gaande waarschuwing, 18 schoten ge lost door een duikboot. Men streek in allereil een boot, bereikte roeiende het vuurschip en werd vervolgens na 2 da gen naar het Nieuwediep getranspor teerd, vanwaar onze knaap op één schoen en één klomp Vlaardingen be reikte. Soms zijn de menschen als door een wonder het noodlot ontsnapt. Het is dienzelfden jongen gebeurd, dat er een mijn onder zijn logger ontplofte, zon der dat deze in het minst beschadigd werd. Ook schipper Jan G. bracht het er gelukkig af. Een duikboot ge lastte hem haar naar Cuxhaven te vol gen, maar des nachts doofde hij alle lichten en wist full speed te ontkomen. Erger waren de schipbreukelingen er aan toe, die hij in de maand Jan. in de Noordzee oppikte. Deze men schen hadden 54 uur gedreven en al zwemmende, zoo goed en kwaad het ging een vlot samengesteld. Een was er al van koude gestorven en de overi gen waren er van honger en ellende zoo slim aan toe. dat zij reeds het mes gezet hadden in het lijk van hun ka meraad, toen de redding daagde. Met de grootste moeite heeft men hun ver stijfde ledematen weer in beweging ge kregen. En, naar het zeggen van den schipper, viel de ontvangst te IJmui- den niet mee.... De Engelschen kwa men ook wel eens aan boord, maar hebben nooit kwaad aangericht. Minder ernstig waren de conflicten met Deensche oorlogsschepen wegens visschen binnen de verboden grenzen, waarbij intusschen ook wel eens een schot is gevallen. Terwijl wij dan zoo kalm zitten te praten hoort men het getjilp der trek vogels, die bij ons komen uitrusten. Met dit goede weer hebben wij ze steeds aan boord, nu eens een paar spreeuwen dan weer vinken of een keep. Ze zijn buitengewoon mak, ko men op onze schoenen zitten, vliegen soms zelfs de kajuit binnen. De vis schers hebben om dezen tijd meest een kooi met zaad bij zich, schoon de dier tjes veelal dood gaan. Overigens heb ik er een paar voor mijn oogen in zee zien verdrinken, en het is me een raadsel, hoe zij met deze heldere lucht zoozeer hun richting kwijt kunnen zijn. Bij goed weer vlogen deze vogeltjes steeds laag over het water, hetgeen de troe pen roeken, die naar Engeland over steken, haast altijd plegen te doen. Het beeld verandert, als er een an dere „fiets" van ons kantoor langszij komt praaien. Reeds uit de verte was zij onderkend als de V.L. 114, van -chipper A. S„ die om zijn bekwaam heid en geluk hoog staat aangeschre ven en door onzen stuurman zelfs als den „Koning van de Zee" wordt beti teld. Weldra klinkt nu over en weer de langgerekte begroeting tusschen de beide schippers en brengen zij elkaar op de hoogte van de gepraaide sche pen, de treurige vangsten en de prijzen, met telkens en langen uithaal om de zooveel woorden, terwijl de overige bemanning in eerbiedige stilte toeluistert. Als alles verteld is, klinkt het: „Goeie visscherij en gezondheid met elkander allemaal!" „Goeie visscherij en ge zondheid allemaal!" Ze groeten met een handzwaai en nu eerst breekt het geroep der matrozen van weerskanten los. „Dag dai, dag vader, moeder laat je groeten! Dag Hein!" Maar dit wordt spoedig afgesneden door het uitelkaar wijken der schepen. J. METZELAAR. Overgenomen uit het Tijdschrift „De Visscherij", 1921. Het gebeurt niet te veel dat in onzen tijd trouwe dienst herdacht kan wor den, vooral niet als dat geld van een dienstbode, eertijds dikwijls de meest vertrouwde personen in huis. Daarom zijn we blij bij uitzonde ring eens iets van dien aard te kunnen vermelden al gaat het niet om het fac totum eener zeer aristocratische fa milie. Woensdag 1 Februari zal het 121/2 j- geleden zijn dat Mej. D. Post in het Koning Willemshuis in dienst trad en sinds dien daar onafgebroken bleef. En nu zegge men niet, dat zulk een dienst niet veel beteekend. Integendeel, voor al in de oorlogsjaren met hunne vele schipbreukelingen gebeurde het veel dat men daar dag en nacht aan het werk was om ongelukkigen huisves ting te verleenen. En steeds was Dina dan de eerste die trouw op haar post was en voor wie het eigenlijke werk aankwam. Vooral toen eenige jaren ook de vrouw des huizes ontbrak. Wij hopen dat deze gedenkdag voor haar werkelijk een van dankbare herinnen ring mag zijn. Voor de commissie tot het organi- seeren van Winterlezingen trad Vrij dag j.l. in het gebouw v. Chr. Belan gen op Ds. J. Ph. Eggink, uit Velsen, met en lezing over: „Dostojewky's Christendom". De spreker begon met er op te wijzen,, dat de belangrijke verschijnselen on der de volkeren in den regel een cul- tureele achtergrond hebben; zoo staat sinds ongeveer 1915 Rusland in het Centrum der publieke belangstelling, hoewel het voordien betrekkelijk on bekend- was. Maar de cultureele ach tergrond wordt voor een gedeelte ge vonden in het feit, dat reeds vele jaren (spr. citeerde een uitspraak 20 jaar oud van wijlen prof. Chantepie de Sausaye Jr.) de Noorsche en Russi sche litratuur een eerste plaats op on ze leestafels vraagt en dus in het intel- lectueele leven de gedachtenwereld van daar overheerscht. Bij degenen die deze positie verover den, behoort ook Fedor Dostojewky, die leefde van 18211881, dus wiens boeken meerendeels £0 jaar oud zijn, maar voor ons frisch zijn gebleven om van de scherpe psychologische kijk op het menschelijk karakter, dat hetzelf de is gebleven en de warme liefde voor het Russische volk, die er uit straalt. Zijn eerste jeugd bracht hij in het huis zijns vaders door, die een hooge rang bij den militairen geneeskundi gen dienst te Moskou bekleedde. Aan deze opvoeding kan geen ander gebrek verweten worden, dan dat zij den jon gen Fedor wellicht iets te veel bond, waardoor hij te weinig wist van de ruwe werkelijkheid in de menschelijke samenleving, toen hij naar St. Peters burg gezonden werd om zijn opleiding in de groote wereld te voltooien. Dat maakte dat hij, als de meeste jonge menschen, te radicaal werd en bracht hem tenslotte, zij het onverdiend, als een dwangarbeider naar Siberië. Hier, in dat barre oord leerde hij de men schen kennen in hun uiterste kwaad en hun waarachtig goed. Hij leerde be grijpen dat in den ongekunstelden mensch de afstand tusschen die twee zeer klein is en zij als het ware voort durend om den voorrang strijden. Hier ontving hij ook, door een onge wild toeval, uit een milddadige hand een bijbel, bestudeerde dien, leerde zich zelve kennen en werd Christen. Teruggekeerd in St. Petersburg of later zwervend door Europa, schreef hij boeken, waarin hij zijn volk teekon- de met al de liefde die hij dat volk toe droeg. In zichzelve het kwaad te over winnen, te leven in den geest van Christus, van binnen uit zich ontwik-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1922 | | pagina 1