I April 1572-1 April 1922
No. 43
Zaterdag 1 April !9iS
Te Jaargang
IJ MUIDER
A.&oïB#Hifc*tspr$jsi fl.— per 8 muiden, Paaao pw port; i 1.3fc
AbcïESEen^u worde» £»cgeaOKes nix bet Boreas feil de
A graten. Tot plaatsing v»» advertentie?. van Buites d© geweest»
VELSEN in dit blad ie Biteioitesd gereektigd ket Advetientis-
baj-eau P. F. C. R0EL8 E, HMUIMN.
Advertentjös uiterlijk ia ta zendss "W0ENSEA8 tot 9 ser v.j*
es VRIJDAG tot 4 sur SM,
WcwiuHiag» m Zatardagi
CTttgavs var* és Veas.. Uitgavas» M$.Gaelics"
ABRES VOOR RESACTW SF ADMINISTRATIS
S. V. '*rskk«rfi Sfajew»!
T&zfnss m.
Willasaspteis li, IJ-s.slès*
Inge sonde mededeelingen *0 eta, per regal Advertentie» van 1t. en m. b regel»
f 1.—Iedere regel meer SO ct«. Compact geiette advertenties van 11. en m. 6
regel» f 1.96, iedere regel meer 36 et». Kiem» advertentie» en familieberichten
zoomede vereeniging» advertentie» nit de gemeente, uitsluitend bg vooruitbe
taling, van 1 t en m. 6 regel» f 0.76, iedere regel meer 15 ets. Bg niet contante
betaling worden de gewone prpzen berekend. Advertentie» „adree bur. v. d,
blad" 10 et», extravoor bezorging van op advertenties ingekomen brieven
woidt 10etc.inrekening gebracht. Bovenstaande regelprgzen worden met
5 ets. verhoogd voor advertentie» van buiten de gemeente Veisen
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE
BLADEN. EERSTE BLAD.
Kleine Advertenties
en Familieberichten kosten
VOORUITBETALING
slechts 15 Cent per regel.
bil
VOOR ADVERTENTIES
Vrijdags na 4 uur ingezonden
wordt geen plaatsing in het
Znterdagnummer gegarandeerd
OFFICIEEL.
Jachtakten.
De Burgemeester der gemeente Velsen
maakt bekend, dat ter gemeentesecretarie
kosteloos verkrijgbaar zijn blanco aan
vragen ter bekoming van jachtakten, voor
het nieuwe seizoen, aanvangende 1 Juli
aanstaande en eindigende 30 Juni van het
volgende jaar, en noodigt belanghebbenden
uit hunne aanvragen ter bekoming dier
akten, zooveel mogelijk, vóór den 1 Juni
e.k. ter secretarie in te dienen.
Velsen, 20 Maart 1922.
De Burgemeester voornoemd,
RIJKENS.
Vise hakten. Binnenvisscherij
De Burgemeeter der gemeente Veisen
maakt bekend, dat ter gemeentesecretarie
kosteloos verkrijgbaar zijn formulieren voor
de aanvragen tot het bekomen van een
visch- of hengelacte, voor hel jaar, aan
vangende 1 Juli aanstaande en eindigende
30 Juni daaropvolgende, en noodigt belang
hebbenden uit hunne aanvragen zooveel
mogelijk vóór 1 Juni e.k. aan hem in te
dienen.
De navolgende acten worden uitgereikt
a. Groote vischakten, tot het visschen
met alie geoorloofde vischtuigen, tegen
betaling van twee gulden vijftig cents (f 2.50)
b. Kleine vischakten, tot het visschen
met een daarin genoemd vischtuig, tegen
betaling van een gulden (f 1.
c. Hengelakten, tot het visschen met
meer dan één hengel, tegen betaling van
vijftig cents (f 0.50).
Voor liet visschen met één hengel, geen
loop of s'eephengel en geen peur zijnde,
behoeft geene aanvrage te geschieden.
Kostelooze vergunning om te visschen
worden niet meer verleend.
Geen akte wordt uitgereikt:
1°. Aan hem, wien ingevolge arl. 34,
eersie ltd, der Vi-sclierijwet, de bevoegd
heid om krachtens een consent of akte te
visschen is ontzegd, voor den duur der
ontzegging
2°. aan veld- en boschwachters, beamb
ten der marechaussee, niet zijnde hulp
officieren van justitie, ambtenaren van rijks-
en gemeentepolitie, beneden den rang van
inspecteur der rijksveldwacht en van in
specteur van politie, beambten van den
rijks- en provincialen waterstaat en beambten
van de domeinen, beneden den rang van
hoofdopziener.
Velsen, 29 Maart 1922.
De Burgemeester voornoemd,
RIJKENS
Heden is het 350 jaar geleden, dat de
Watergeuzen den Briel innamen en
daarmede den grondsteen legden van
de vrijheid dezer landen.
Deze heuglijke gebeurtenis wordt van
daag in den Briel plechtig herdacht. Do
stad hoeft zich feestelijk opgemaakt orn
het roemrijk feit te herdenken.
Wanneer wij vandaag het zeegat uit
kijken, dan gaan ook onze gedachten te
rug naar die bange, lang vervlogen ju
ren en ongemerkt komt het welbekende
verhaal van de stoutmoedige daad der
Geuzen ons weer voor den geest en ve
len zullen het een eigenaardig genot
viaden dit nog eens te herlezen.
Laten we daarom in hedenclaagsch
Nederlandsch overzetten, wat onze be
roemde 17e eeuwsche geschiedschrijver
P. C. Hooft, van deze gebeurtenis heeft
opgeteekend in zijn beroemd werk „Ne-
derlandsche Historiën
Jacob Simonszoon de Rijk, een Am-
sterdamsche graankoopman, was be
schuldigd door den Schout, dat hij aan
eenige korendragers een Ion Engelsch
bier had geboden, zoo zij een aanslag
wilden plegen op de Minderbroeders-
kerk. Deze beschuldiging bleek
valsch.
Naderhand werd beweerd, dat zij 't
hier op die voorwaarden van hem ge-
eischt hadden, doch dat de Rijk had ge
antwoord, dat de Minderbroederskerk
hem niet in den weg stond en hij zich
na dat antwoord van hen had afge
wend.
Om 't verzwijgen van deze zaak was
hij door de overheid in 1568 verbannen
jen werd al zijn goed verbeurd verklaard
De Rijk was gehuwd met Margriete,
dochter van Nieolaas Hooft. Deze en
jzijn eigen moeder waren genoodzaakt
jhem opnieuw van geld en goed te voor-
jzien. Daarmee trok hij naar de landen
[van de Oostzee, vestigde zich te Dantzig
en vond daar de middelen van bestaan.
[Daar hij evenwel, gelijk meer andere
vluchtelingen geld had beschikbaar ge-
[steld voor de zaak van den Prins van
1 Oranje, begon hij eindelijk ongeduldig
jte worden en ging op eigen kosten een
oorlogschip uitrusten. Zoo dedcu ook
Dirk Duivel en Jan Zijvertszoon, zijn
Imedeburgers; met welke, buiten kennis
s zijner huisvrouw, die in 't. kinderbed
ilag, hij de reis aannam en naar Enge
lland zeilde.
j Willem Blois van Treslong, ontko-
jmen uit de nederlaag van .lemmingen,
doch zwaargewond, had genezing ge-
i vonden te Emden en aldaar den Graaf
van Oostfriesland eenigen tijd als edel-
jrnan gediend. Thans kreeg hij bevel van
;den Prins om twee oorlogschepen uit te
rusten. Hij nam ontslag uit den dienst
van zijn meester en kocht een schip van
omstreeks 60 last, bewapend met 16 ka-
nonnen. Daarna deed hem de Graaf in
''„scherpe vankenis smijten", voorgeven-
ide dat hij binnen Emden een zekeren
'Amsterdammer had doen gevangen ne
men en hein daarna een losgeld had la
ten betalen. Verder werd hij verdacht
met den stadhouder van Emden, Roo-
bol, zich aan verscheidene rooverijen
schuldig gemaakt te hebben. Eindelijk
na een borgstelling van 1000 guldens,
werd hij in vrijheid gesteld, doch mocht
de stad niet verlaten. Toen hij bemerkte*
dat men met opzet zijn zaak sleepende
hield, „lichtte (hij) heymelijk de hielen
en begaf zich te waater".
In Sprokkelmaand van 1572 stroopte
hij voor de gaten v/d. ZuiderzeTe en was
'genoodzaakt een dezer binnen te zeilen
en een schuilplaats te zoeken onder het
'eiland Wieringen „daar hy etlyke daa-
'gen bevroozen bleef". Zeventien mannen
van het scheepsvolk, die het al te bont
maakten, „werden by nacht omgehol-
pen van de eylanders".
j Treslong moest onder eede verklaren,
(dat hij nimmer zijn mannen zou wreken
Toen Bossu, Alva's Landvoogd over
Holland hoorde dat Treslong lag vast
gevroren zond hij zijn „onderadmiraal"
Jan Simonszoon Rol, met vier vendelen
[voetknechten, om hem te „bespringen".
j
HET CONSULTATIEBUREAU stok hadden gezonden verklaarden ge-
jzal geopend zijn Woensdagmiddag van komen te zijn, den Briel te verlossen van
i 23 uur, Willemsbeekweg 42, Velser-den tienden penning en de stad te be-
oord. schermen tegen de dwingelandij van
Het onderzoek is kosteloos en ge-[va en Spanjaarden. Als bewijs van
schiedt door Dr. Anema uit Haarlem, last8'evin8' toont Koppestok den
Voorzitter van het Consultatiebureau
aldaar.
ring van Treslong. Men vroeg hem, of
ze sterk waren. „Hy meer uit losheit,
dan uit list zeyt, wel vyf duyzent man-
nen". Hiervan schrokken allen danig en
j j besloten terstond twee afgevaardigden
'„wyvenhul", een boerenvrouwenmuts, te zenden. „Maar dezelfste schrik maak-
op, bezwaarden zijn armen en beenen en te hen zoo beteutert," dat niemand
ilieten hem in de zee zipken. Het volk gaarne ging. Eindelijk gingen er twee
jvan Treslong spande ondertusschen mee om't voorstel van den Graaf te ver-
alle krachten in, liet ijs-stuk te hakken, nemen. Deze eischt de stad op, uit naam
jHet gelukte hun het schip los te werkenvan den Prins als stadhouder der Ko
len „met veel vuurgeevens van schut enïnings. Twee uren mag de magistraat
scheldwoorden weg te raken". j beraadslagen.
I Ze stevenden naar Engeland en ver-1 In de stad grooit de verslagenheid aan.
i zamelden zich daar met don Graaf van „'t Gaat er op een zakken, pakken en
[der Mark, Heer van Lumev, die doorvluchten, te waaghen, te paarde, ter
[den Pi-iiis tot admiraal was aangesteld. Zuydpoort uit".
[Ook vonden ze hier onder meer Jacob' 't Krijgsvolk, dat intusschen was ge-
Simonszoon de Rijk. Deze kon niet ver- land en gedeeltelijk voor de poort staal
kroppen, dat eerlijk geboren lieden, hun vraagt aan hen, die over de muren k ij -
[moed enkel betoonden m zeeschuimen.ken of men hun open zal doen, of dat ze
jllij hield niet op, zichzelf en anderen zich zelf moeten helpen,
deze „snootheyt" te verwijlen en drongDe magistraat talmt met antwoorden,
er steeds op aan, dat men een prijzens- En als de heeren zien, hoe zij, die iets
waardige daad moest volvoeren, iets datte verliezen hebben op den loop gaan en
indruk zou maken en tot verlichting'anderen den geuzen welgezind zijn, zien
kon dienen van 't vaderland. Daarbij zij ook om een goed heenkomen,
kwam, dat de Koningin van Engeland,! De uren van bedenken om zijnde en
„geperst door den llartogh van Alva",bezorgd dat men in de vesting zich
aan de „wederspannigen" van Philips mocht gaan versterken en „ter weer be
de gastvrijheid opzei, om den oorlog reyden", rukt de Graaf met twee troe-
met Spanje te ontgaan. Zij deed „sclier-, pen op. De eene, aangevoerd door Tres-
Ipelyk" verbieden, het leveren van alle long begeeft zich naar de Zuidpoort,
nooddruft en lyftocht" aan de geuzen.[Daar ontmoeten ze den rentmeester
En alzoo van de nood een deugd maken- i Johan van Duyvenvoorde, die zich ge-
de kiezen deze bij gunstigen wind met
24 schepen de zee en zetten koers naar
Texel, in de hoop aldaar Alva's oorlogs
schepen te vermeesteren, Kakhuizen of
eenige andere stad. Maar na 't verove- j verzamelt pek, rijs, stroo en ander
ren van 2 schepen, die uit Spanje kwa- '„licht ontfonkelyk tuygh" aan de Noor-
men, keerde de wind zoodanig, dat ze!derpoort. Ze steken er 't vuur in en
oordeelden, het beste te doen, den steven j rammeien de poort open met een eind
te richten naar den mond der Maas. mast. Om negen uur 's avonds waren de
yd. uit der maate, gaapt deze [poorten bezweken en trok de Graaf ten
opening daar ook de rivier de Rijn al-[noorden en Treslong ten zuiden de stad
daar zijn meeste water loost. Zo h^eft I binnen met te zamen 250 mannen. Deze
het eiland Voorne en de stad Briel op 1 bestonden eendeels uit Luikerwalen,
do zuider en het dorp Maassluis op de j „rapschvolk, maar moedtwilligh" en
„Noorder lippe leggen". -anderdeels uit gevluchte Nederlanders.
„Op den eersten van Grasmaaudt. j De voornaamsten, die met dit stout
omtrent twee uuren naaniiddagh, ko- jondernemen, den eersten steen van '1
men eerst twee schoepen, daar naa; gebouw der vrijheid legden, waren be-
jnoch vierentwintigh tot dit logh (gat) j nevens de drie gemelden: Bartholt En-
jinstreeven en strijken 't voor 't hooft [tes van Mentheeda, Niklaas Ruykhaa-
'van den Briel". ver van Haarlem; Jacob Simonszoon de
I)e inwoners van beide plaatsen staan - Ryk, Jan, Klaaszoon Spiegel, Dirk Duy-
ten zeerste verwonderd over zulk een;vel, alle drie van Amsterdam; Jonker
menigte koopvaarders, zoo zij meenden, j Jakob Kaabeljauw, Willem de Graaf
In het minst dachten ze niet, dat de Wa-1 van Gent, Wouter Franssen, Fokke en
1 tergeuzen naderden om een feilen en!Jan Melszoonen, Hopman Looy, Hop-
langdurigen oorlog voor te bereiden. Dcman Daam, Hopman Gilain, Flopman
eerste, die argwaan kreeg, was een Ijelmer, Marten Merous, Gillis Steltman,
reed maakt te vluchten. De soldaten
willen hem te lijf, maar Treslong voor
komt dit en beweegt den rentmeester te
blijven. De andere troep, oncler Roobol,
veerman, genaamd Jan Pieterszoon
Koppestok. Hij deelde zijn gevoelen
mede aan ue lieden, die hij naar den
Briel ging overzetten, waardoor ze be
vreesd werden en zich lieten terug
Hendrik Thomaszoon, Ellert Vlierhop,
Marinus Brandt, Bruyn van Utrecht,
Kornelis L.ouvvszoon van Everdingen,
Oom Hedding en d' Oovelens.
„Nochtans, ('t welk wonder en jammer
brengen naar land. Koppestok roeit is) koomen de schryvers in deeze naa-
naar dc.vloot en vraagt, naar Treslong.
Deze komt te voorschijn en dient den
veerman aan bij den Graaf, opmerken
de dat die man hun van dienst kan zijn.
Men verlangt dat hij een boodschap zal
doen, naar de stad. Koppestok, die wei
nig te verliezen heeft, neemt de last op
jzich. Als geloofsbrief neemt hij den
jzegelring mede van Treslong, in de stad
[welbekend, daar zijn vader Baljuw van
(den Briel was geweest. Aan land geko-
;De soldaten eischten de overgave van
het schip, maar ze kregen ten antwoord,
dat ze met kruit en kogels ontvangen j men, loopt Koppestok naar de poort,
[zouden worden. De vijanden deden een
aanval, maar zij werden zoo „gegroet
dat ze het raadzaam vonden achter den
dijk terug te trekken. Daar gingen ze
pramen en sleden vullen met aarde,
waarop ze kanonnen plaatsten. Deze
gevaarten brachten ze op het ijs en los
ten tegen het schip van Treslong meer
dan tweehonderd schoten, zonder veel
schade aan te richten. De schipper al
leen werd doodelijk getroffen en viel
overboord. De vijand vischte hem op en
zette hem „uit wulpsche spotzucht" een
die voor hem geopend wordt, en daarna
naar 't stadhuis, ledereen was be
nieuwd, wat tijding hij mocht brengen.
Onderweg worden hem vele woorden,
„zommighe naar gunst, andere naar on
gunst sraaakende, naa 't hooft gewor
pen". Op 't stadhuis vindt hij de mftnnon
der wet vergaderd. Hij deelt hun mede,
dat hem gelast is door den admiraal,
door Treslong en de andere hoplieden
van den Prins,.den magistraat te ver
zoeken, twee gemachtigden naar de
vloot af te vaardigen. Zij, die Koppe
nnen niet oover een".
In de hitte van den overval werd de
burgerij verschoond en lichtte zich alle
geweldenarij tegen de geestelijkheid.
„Des anderen daaghs ging 't op een
stormen van beelden, rooven van kap
pen, koorkleeden, karzuyfels, en aller-
ley misgewaadt, mitsgaders andere
kerk- en kloostergoederen, en bergen
van den buyt in de scheepen". Zelfs Lu-
mey, Graaf van der Mark, die geen ver
dei- doelwit had, dan 't gewest te plun
deren, sprak er van de stad in brand te
steken, „en met die stank te ruymen".
„Zoo groot een onderscheydt is er tus
sen de baldaadighe buyen van eenen
waaghals, en d'eerentfestste deught der
grootmoedigheyt."
Maar Treslong, Bartholt Entes, de
Ryk en Dirk Duyvel verzetten zich daar
tegen, zeggende, dat het een al te groote
lafhartigheid zou zijn, buiten noodzaak
den buit weer los te laten en nu men
den voet op deu drempel had, van zijn
voordeel geen gebruik te maken. Zou
den de verlangende landgenooten, die
al zoo dikwijls met verlossing waren ge
paaid, niet geheel en al den moed ver
liezen, wanneer men opzettelijk „een
sleutel des lands, uit der hand worp?"
Neen, nu hun ,,'t geluk in den mondt
liep", moest men den Prins van Oranje
van het gebeurde kondschap doen. Hij
zou zeker de misslag niet begaan hen
verlegen te laten.
Wat mij betx-eft, zei de Ryk, menig
maal heb ik God om een graf op het
strand mijns Vaderlands gebeden. Nu
zal mij wel een in de wallen te beurt
vallen. Laten wij die met onze horsten
gaan versterken. Do mensch staat altijd
met zijn eene been in 't graf, maar toch
mag het hem niet onverschillig zijn of
hij met suffen zijn dagen verslijt of met
moedig streven.
Door deze woorden laat Lumey zich
een hart onder den riem steken en „zeyt
dat hy getroost is het uiterst af te
wachten, 't Zelfde beloofden d'anderen,
zich onderlings daartoe verplichtende."
Derhalve wordt een bode naar Zijne
Doorluchtigheid gezonden; de vesting
werken versterkt met het geschut uit
de schepen en de zwakste plaatsen met
haring- en vischtonnen vol aarde „toe-
gebolwerkt". Weldra was de geheele
stad druk in de weer, tot zelfs de vrou
wen toe en wel met „zoo vuurigh een
yver, dat zy hunne voorschoten scheur
den, en draayden 'er lonten af".
De max-e van de inneming van den
Briel en hoe zich de bewoners zouden
te weer stellen, verspreidde zich spoe
dig door 't geheele land. Als de vrouw
van de Rijk dit te Amsterdam vernam,
komt zij „by haaren vaader kermen, hoe
haar man in den Briel is, met een' handt
vol volk, om eerstdaaghs altzaamen op
gehangen te worden." De oude man, vol
moed, zegt, spaar uw tranen, dochter.
Zij hebben de koe bij de horens. Wan
neer ze zoo kloek geweest zijn, zich
meester van den Briel te maken, dan
zullen ze zich ook wel van den galg we
ten te redden.
Alva ontving de tijding met een on
bewogen gezicht maar met een hax*t vol
bezorgdheid.
Viglius en andere tot oordeelen be
voegde mannen lieten niet na hem te
verzekeren, dat het een gebeurtenis
was, die groote gevolgen kon hebben;
dat het een steek „in de strot van den
Lande" was.
Alva had juist voorbei'eidende maat
regelen genomen om de Brusselaars te
straffen voor hun lijdelijk verzet tegen
de heffing van den tienden en twintig-
sten penning. De burgers te zwak om
zich regelrecht daar tegen te kanten,
probeeren het langs een omweg. Ze slui
ten winkels en kramen en zeggen niets
te koop te hebben en daarom aan nie
mand een belasting schuldig te zijn. Er
was bier noch brood voor geld te beko
men; de geheele stad was in hevige be
roering. Alva, „waanende zich magh-
tigh, om alles met voeten te treeden",
besluit een groot gedeelte der aansto
kers, „in hun eighe deuren te doen han
gen", opdat de anderen afgeschrikt zul
len worden en weer doorgaan met hun
gewone nering. „Ende was de beul nu
gelast om zeventien stroppen, met lad
ders van tien, oft twaalf voeten, vaar-
digh te maaken, als de tyding komt, dat
de Geuzen den Briel bemaghtight had
den."
Alva schort de uitvoering van zijn
wreede vonnissen op, „hy kropt zynen
hoomoedt in", laat de Brusselaars met
vrede en peinst op middelen om het
verlies te herstellen, dat de Watergeu
zen hem hebben berokkend. Nu mag
hot hem duidelijk worden, hoe dwaas
het was, de grensplaateen van bezet
ting ontbloot te hebben, om de groote
plaatsen in het midden van het land
met Krijgsvolk overlast aan te doen.
De Graaf van Bossu bevond zich te
dien tijde binnen de stad Utrecht. Dezen
wordt bevolen, onmiddellijk op te trek
ken met tien Spaansche vendels, om
„het oorlogh in zyn' geboorte te sinoo-
ren."