ÏJmuider Courant OFFICIEEL. F~ Tijdelijke afelultlngTbetonbrug. de secretaris, de burgemeester, RAADSOVERZICHT. Zitting van 31 October. Een voor velen onzer ingezetenen be langrijke aangelegenheid, die wel niet rechtstreeks tot de competentie van onzen raad behoort, is Dinsdagavond ter loops in de raadszitting ter sprake gekomen. We bedoelen n.l. de classifi catie der gemeenten in ons land, voor de bepalingen van de rijkssalarissen. En ofschoon deze zaak slechts even werd aangeroerd, hebben we de over tuiging gekregen, dat deze aangelegen heid de volle aandacht heeft van het hoofd onzer gemeente. Zooals bekend verondersteld mag worden is bij de voorloopige indeeling der gemeenten en klassen naar de meer of minder hooge levensstandaard, Vel sen in de derde klasse geplaatst. Nu .moge zulks wellicht voor sommige ge- J eelten onzer uitgestrekte gemeente, net name de plattelandsgedeelten niet onjuist zijn, ten opzichte van IJmuiden komt ons deze plaatsaanwijzing al zeer vreemd voor. 't Is nog niet zoo lang ge leden, dat de Minister aan de Tweede Kamer mededeelde, dat de duurste standplaatsen voor de ambtenaren wa ren Heerlen in Limburg en IJmuiden ;Dat het in onze plaats sedert dien zoo veel ten goede is gekeerd, zal toch wel niemand beweren. Waar nu de salaris- 'sen der rijksambtenaren trapsgewijze per klasse met 5 procent verlaagd staan te worden is het alleszins begrijpelijk, dat pogingen moeten worden aange wend niet alle deelen der gemeente Velsen over één kam geschoren te krij gen. 't Was ons dan ook aangenaam uit den mond van den Voorzitter op een desbetreffende toespeling op de classi ficatie door den heer Schilling te ver nemen de impulsieve uiting: „We zit ten nog niet in de derde klasse!" waar uit we de conclusie meenen te mogen trekken, dat de Buxgemeester hierin niet stil zal zitten. Nochtans meenen we de Ambtenaren in 's Rijksdienst te mogen gerust stel len dat bun salaris, hetwelk zij op 1 Ju li 1922 genoten, niet verminderd zal worden door het plaatsen van Velsen in een lagere klasse dan thans. Hierom trent schijnt in de Ambtenaarswereld een misverstand te heerschon. Voor nieuw te benoemen ambtenaren en ambtenaressen, die na het inwerking treden van de nieuwe regeling naar 1 hier worden overgeplaatst, indien zij in een mindere of gelijkwaardige klasse waren ingedeeld, zal uiteraard de nieu we classificatie van toepassing zijn. Aan een raadscommissie van 5 leden, te weten de heeren Poortenaax-, Tuseni- us, Sluiters, Dalmeyer en Nijssen is, als gevolg van de gemelde interpellatie van den heer Schilling, opgedragen een onderzoek in te stellen en rapport uit te brengen naar de loonen en arbeids tijden van losse arbeiders in het Vis- scherijbedrijf. Deze interpellatie was een gevolg van een schrijven namens de Reedersvereeniging aan de regeering over de loonen der kolenwerkers. Waar over wij uitvoerig in ons blad hebben geschreven. B. en W. hadden voorgesteld de com missie te doen bestaan uit 2 werkgevers en 2 werknemers met als voorzitter een lid van hun college. Daarvan moesten de heeren Tusenius en Schilling niets hebben. De eerste hield een langdurige oratie, met zorg op schrift gesteld, om aan te toonen, dat een onderzoek naar de arbeidstoestanden te IJmuiden zich niet moest bepalen tot ééne categorie van arbeiders, doch over het geheele visscherijbedrijf en aanverwante vak ken, waarbij hij weder gelegenheid vond nogmaals op de instelling van ar beidsbeurzen aan te dringen. Dit voor stel ging vele raadsleden te ver en met name vroeg de heer Schilling of men zich moest bepalen tot de huidige toe standen, dan wel of men terug zou moe- ten'gaan tot de jaren 1916 en 1917. Uit de langdurige discussies werd tenslotte tot resultaat verkregen, dat bovenge noemde commissie meer speciaal het geval, bedoeld in de interpellatie van den heer Schilling, zal onderzoeken en do hoer Tusenius in do eerst volgen de raadsvergadering een schema vai werkzaamheden zal aangeven voor de door hem gewenschte raadscommissie. We staan tegenover de praktische re sultaten door beide commissies te berei ken vrij sceptisch. De heer Schilling lei er den nadruk op, dat de interpellatie tot doel had de hee ren in den Haag van hun waan te gene zen, dat door de kolenwerkers te IJmui den met luilakken goud vei'diend zal worden. Of hij dit op de door hem voor gedragen wijze zal hereiken gesteld, dat men in den Haag in Regeerings- kringen in dien waan verkeert mee nen we te mogen betwijfelen. Wel ligt het in de bedoeling het door de commis sie uit te brengen rapport ook ter ken nis te brengen van den Minister van Ar beid, doch voor zoover ons bekend heeft Zijne Excellentie zoodanig rapport van een raadscommissie niet gevraagd en weten we wat gewoonlijk met zulke rapporten geschiedt. Van belang in deze zitting was nog de mededeeling van den Minister van Binnenlandsche Zaken, dat nij zich niet kan vereenigen met den door den Raad vastgestelden aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud en deze dient vermin derd te worden respectievelijk van f 800 tot f 100 voor gehuwden en van f 650 tot f 550 voor ongehuwden, tenzij de raad de kinderaftrek vermindert van van f 75 tot f 25 per kind. B. en W. geven aan eerstgenoemde verlaging de voorkeur omdat dit f 40000 meer belasting opbrengt tegen bet an dere voorstel slechts f 30.000. Tegen de ze wijze van doen liet de beer Vermeu len zeer terecht een protest hooren. De nieuwe aftrek toch mag z.i. niet een verhooging van het bedrag van den Hoofdelijken Omslag tengevolge heb ben, doch een vermindering van het vermenigvuldigingscijfer, omdat de ra ming van den Hoofdelijken Omslag het juist benoodigde bedrag aangeeft. In dit verband werd tevens de vraag gesteld of het wel noodig was nog voor dit jaar de straatbelasting in te voeren, waar voor juist de goedkeuring was afgeko men. Men was n.l. van meening, dat de gemeentefinanciën invoering der Straatbelasting niet meer noodzakelijk maakten. De raad zal over de invoering nader beslissen. De heer Kostelijk is tot Secretaris der Gemeente benoemd. Wij verheugen ons daarover. Het kwam hem rechtens en fatsoenshalve toe, al willen we daarme de niet zeggen dat zijn zeer ernstige concurrent, de heer Hofstede er minder bekwaam voor geweest zou zijn. Het moge voor den heer Kostelijk niet aan genaam geweest zijn, dat hij slechts 9 van de 17 stemmen kreeg een benoe ming op zijn kantje af hij zal de hoof den wel hebben kunnen tellen, die hem den voorkeur waard achten, en daarin voldoende waardeering hebben gevon den om de benoeming te aanvaarden. VISSCHERIJ. Werkloosheidsverzekering. Aan de Memorie van Toelichting op het adres van den Christelijken Zeelie- denbond aan de Tweede Kamer der Sta- ten-Generaal inzake de werkloosheids verzekering is bet volgende ontleend. Het valt niet te ontkennen, dat het met het instituut der werkloosheidsver zekering wel zeer droevig geloopen is. In 1919 werd door den Minister van Arbeid sterken aandrang uitgeoefend op de kasbesturen (we bepalen ons nu tot onze organisatie) om het aantal uit- keeringen op minstens 90 te stellen en de uitkeering op f 18 per week, terwijl de bijdrage op 8 ets. gesteld werd. Onze practische adviezen werden in den wind geslagen. Twee jaar later echter is de Minister van oordeel, dat een termijn van 60 uit- keeringsdagen „geenszins tekort" en een bijdrage van 35 cents er week vol strekt niet te hoog is. In de korte periode, dat de werkloos heidsverzekering groote vlucht nam, is het karakter van verzekering geheel te loor gegaan. De Minister ging de Ge meenten in verschillende klassen on derbrengen; de uitkeeringen waren af hankelijk van het feit of men gehuwd, kostwinner, kostganger of inwonende zoon was; de termijn voor Noordzee- visschers werd op 60, die voor Zuider- zeevisschers op 36 gebracht; de eerste ontvingen minstens f 12, de laatste zon der onderscheid f 10.50 per week uitkee ring; tusschen Mei en December moch ten geen uitkeeringen gedaan worden, ook niet in de gemeente Velsen, waar de werkloosheids-periode juist in die maanden valt. Ondanks deze ongelijke bejegening, werd de bijdrage voor ieder op 35 cents p. week gebracht, zoodat het voorkomt, dat men f 18.20 per jaar bijdraagt voor de werkloozenkas en indien men 36 da gen werkloos blijft in totaal f 25.20 uit keering ontvangt, dat is dus f 11.20 min der dan contributie plus subsidie be draagt. Het is duidelijk, dat om deze reden al le jonge arbeiders vreemd van de orga nisatie blijven of langzamerhand be danken, terwijl de hoogste risico's over blijven. Wij erkennen, dat bizondere maatre gelen noodig waren in dezen crisistijd, maar die, welke genomen werden, wa ren in den regel zóó onoordeelkundig, dat ze tot gerechte wrevel aanleiding gaven. Daar is b.v. de noodregeling 1922. In de eerste plaats was het toch schreeu wend onbillijk om de organisatie te be lasten met het derde deel .van 't even tueel tekort. Dat was een verkapte wij ze van extra-contributieverhooging, die de georganiseerden feitelijk strafte voor het feit dat ze georganiseerd zijn. Erger was echter, dat aan de weinig sociaal voelende gemeentebestu ren een middel aan de hand gedaan werd om de georganiseerden te dupee ren. Weigerde het Gemeentebestuur om toe te treden, dan mocht in die gemeen te geen uitkeering worden gedaan. (Vroeger mocht men althans de helft uitkeeren). Vrijstelling van contributie mocht aan deze gedupeerde leden ook niet gegeven worden, dan moest men ze maar royeeren. Wel berichtte de Direc teur der W. V. en A. B. dat op andere wijze voor de leden der werkloozenkas- sen gezorgd zou worden, maar dat de Regeering dwang op onwillige gemeen tebesturen uitoefende hebben wij nooit gemerkt Over de gemeente Harderwijk ware b.v. een tragedie te schrijven. Terwijl de visschers in dezen tijd ook in den zomer geen droog brood verdienen, durft de burgemeester in de raadsvergadering van 3 Augustus 1922 nog te zeggen: Voor visschers en landbouwers is het normaal, dat des winters niet wordt verdiend. In die vakken is het altijd ge weest, dat de zomer mede voor den win ter zorgt. Anders ging het weer op Marken. De ze Gemeente trad eerst niet toe, doch later wel. Doch nu verbood de Minister van Arbeid verder uitkeeringen te ver strekken in verband met den financiëe- Len toestand der gemeente, en dat nog wel op een Zaterdag, toen de uitkeering voor die week reeds gedaan was. Nu schijnt men dat geen bezwaar te achten, want tot het nemen van straf maatregelen gaat de Dienst heel ge makkelijk over en als de Gemeentebe sturen geen motief vinden om bezwaar tegen uitkeeringen te maken, Jan wor den ze daartoe door geheime circulai res wel aangezet en als hun bezwaar schriften absoluut onjuist zijn, dan laat de Dienst wel zoolang naar motieven zoeken, dat de Minister in staat gesteld wordt de organisatie te veroordeelen. Dit mogen wij met enkele voorbeelden uit onze droefrijke ervaring toelichten. In de jaren 1919, 1920 en eerste half jaar 1921 werd door alle vakverbonden, die zeevisschers georganiseerd hadden, aan de werklooze leden in Noordzee plaatsen f 18 per week uitgekeerd en aan de Zuiderzee f 16.80. Of dit overeenkwam met 70% der ge middelde verdienste, werd hoofd voor lioofd niet uitgerekend. Deze regeling werd voor alle vakbon den toegepast en niemand maakte eenige aanmerking. Plotseling echter op 20 Dec. 1921 kwam het bevel, dat de uit keering hoofdelijk niet meer mocht be dragen dan 70% der gemiddelde dage- lijksche verdienste over het laatste halfjaar. Dit voorschrift was onuitvoerbaar niet alleen, omdat het loon toen voor velen nog niet vaststond, maar het zou ook schrikkelijk onrechtvaardig zijn. Die gelukkig voeren zouden f 18 per week kunnen ontvangen, en die niets verdiend hadden misschien f 2 k f 3 per week. Op alle mogelijke manieren, trachtten we den Dienst van de absurditeit dezer bepaling te overtuigen. Maar niets scheen te helpen. Na een demonstratie op de Konings kade en een langdurig onderhoud met den heer Folmer werd de uitkeering van alle Noordzeevisschers gebracht voor gehuwden op f 14.70, f 13.50 en f 12 De uitkeering kon direct geschieden. Reeds op 16 Januari d.a.v. werd de nieuwe regeling te onzer kennis ge bracht. Onze voorstelling van zaken zou geheel onjuist zijn, maar in princi pe werd toegepast, wat wij bepleit had den. Over de argumentatie zou heel wat te zeggen zijn. Doch wij wijzen slechts op één pertinente onjuistheid. De Mi nister beweerde, dat de wachttijd reeds in 1919 verband hield met de besom ming; terwijl hiervan geen sprake was. Begin 1920 werd door den heer Folmer in tegenwoordigheid van den Minister gezegd: het is jammer, maar dit jaar kan dit verband niet gelegd worden. Einde 1920 echter werd met onze volle dige medewerking een betere regeling getroffen. Als equivalent tegenover de gelijke uitkeering aan allen, werd de wachttijd verlengd, naarmate de ver diensten grooter waren. Gevolg hiervan is geweest, dat niet weinigen in dat jaar in 't geheel geen uitkeering genoten er de zwakken werden gesteund. Men ziet hieruit, dat zelfs zakelijke mededeelin- gen niet steeds betrouwbaar zijn. En op grond van dergelijke onjuistheden handhaaft men dan wel de eigenaardi ge bepalingen van den wachttijd, doch de uniforme uitkeering, zooals die de laatste jaren gold, zou moeten vervallen Dit is, gelijk boven bleek, tengevolge van onze rustelooze, de zenuwen sloo- pende actie toen niet doorgegaan, (men stelle zich voor dat een paar duizend gezinnen van georganiseerde arbeiders in bittere ellende verkeerend, omdat ze georganiseerd zijn doch weinig of niets verdienden f 4 of f 5 per week zouden ontvangen en de ongeorganiseerden f 12 tot f 22) maar sinds dien tijd zette de Dienst de gemeentebesturen onophou delijk aan om bezwaar te maken tegen de uitkeeringen in December 1921. De gemeentebesturen deden dat nood gedwongen en baseerden hun bezwaren niet zelden op de circulaire, die 17 Jan. d.a.v. verschenen was, zonder rekening te houden met de 70%. Zoo'n bezwaar schrift zou dan onontvankelijk zijn, maar dan kwam de Dienst om het zelf uit te rekenen. Het ging soms, om van dit onderwerp af te stappen, nog wel veel vreemder. Het spreekt ook wel vanzelf, dat het zoo niet door kan gaan. Een regeling als voor 1922 achten wij voor 1923 absuluut onmogelijk. Thans zouden nog minder Gemeenten dan het vorig jaar toetreden en zelfs is het waarschijnlijk dat ge meenten zich geheel terugtrekken, ge lijk Marken nog pas deed. Vele Gemeen tebesturen vinden liet optreden van den Dienst onsympathiek. Doch, wat dan? Werkloosheid en ar moede staan voor de deur. Wat de Noordzeevisschers betreft, het laat zich aanzien, dat ze gedurende het beste seizoen niet boven de f 12 per week ko men (Garantieloon). Op de Zuiderzee is het niet beter. Steun zal dus onvermij delijk zijn. De werkloozenkassen zijn meer dan uitgeput en kunnen niet helpen. De hulp zal dus van buiten moeten komen. En wij achten het zeer rationeel, dat dan rekening gehouden wordt met gezins inkomsten en -behoeften. Maar dan is het ook geen werkloozenverzekering meer. Daarom meenen wij, dat geen an dere oplossing voor dezen crisistijd mo gelijk is dan deze: stopzetting der uit keeringen uit. de noodlijdende werk loozenkassen; handhaving der ver plichting tot betaling der bijdragen en het treffen van een steunregeling, waar van de uitvoering bij de kasbesturen be rust. De steunverleening zal echter alleen dan in gelduitkeeringen mogen bestaan als het ten eenenmale onmogelijk is ar beid te doen verrichten. Het verschaf fen van productieven arbeid voor de geldende loonen, blijve het ideaal. Be staat die mogelijkheid niet, dan ver- binde men toch zoo mogelijk aan de uit keering het verrichten van werk en geve een toeslag, wanneer het loon be neden een zeker bedrag blijft. Zoowel Noord- als Zuiderzeevissche- rij leenen zich hiertoe. Alleen worde streng gewaakt tegen praktijken als waarvan te Katwijk de visschers de du pe werden. Daar toch wisten gemeente bestuur en reedersvereeniging het zoo danig in te kleeden, dat de reederijen voor de Trawlvisscherij met een subsi die van ruim een ton gesteund zijn, ter wijl de bemanning geheel aan haar lot werd overgelaten. Hier is iets niet in or de. Want als de visschers een loon ver diend hebben, zooals het gemeentebe stuur den Minister van Binnenlandsche Zaken berichtte, dan moeten de reeders, die na aftrek van loopende exploitatie kosten, 43% der bruto-besomming over houden tot dekking van afschrijving en eerste uitrusting, wel heel wat winst hebben gemaakt. We hopen echter, dat de handelwijze der reeders de Regeering er niet van mag terughouden om de werklooze vis schers zooveel mogelijk te werk te stel len. Enkele uitzonderingen daargelaten, die er mogelijk wel zullen zijn, durven wij te verklaren, dat de zeelieden, die in oorlogstijd hun leven veil hadden voor heil van ons volk, thans in crisistijd met blijdschap en gewillig eiken arbeid zul len aanvaarden, die de gezinnen, zij het op zeer sobere wijze, brood geeft. En mogen volk en regeering verstaan, dat het niet voldoende is om monumenten op te richten voor hen, die als slachtof fers van den oorlog vielen, maar dat het Christenplicht is de levenden voor den honger te bewaren, zoolang God ons land voor een algeheele inzinking van het maatschappelijk leven behoedt. SCHEEPVAART. In de maand October 1922 zijn te IJmuiden door de sluizen geschut: uit zee 296 stoomschepen met 1.468.825 Ivub. Meter en 9 zeilschepen met 15.110 Kub. Meter inhoud en naar zee 287 stoomschepen met 1.463.308 Kub. Meter en 10 zeilschepen met 16.929 Kub. Meter inhoud. Waterstanden IJmuiden. BINNENLAND. Wijziging wetgeving invordering van 's Rijks belastingen. Een hiertoe strekkend wetsontwerp is ingediend. Het is zegt de Memorie van Toelichting vooral in de laatste verstreken jaren, aan het licht geko men, dat de wetgeving op de invorde ring van 's Rijks directe belastingen zoowel in het belang van de schatkist als in dat van de belastingschuldigen eenige wijziging dient te ondergaan. Die wijzigingen zijn van eenvoudigen aard. Het betalen van belasting door mid del van bankgiro of van postgiro begint meer en meer in zwang te komen. H( stellen van kwijting op het aanslagbil jet blijft alsdan meestal achterwege; d belastingschuldige bewaart het bewijs van storting of van afschrijving als quitantie. Het is goed, dat deze practijk door het voorschrift van de wet wordt gedekt. De prijs voor een duplicaat-aanslag- biljet dient verhoogd te worden. Het bedrag van vijf cent is, vooral zoo men ook let op het schrijfwerk, dat te dezer zake ten kantore verricht moet worden, te gering. Het voldoen van tien cents is zeker geen overdreven eisch. Meermalen doet zich de noodzake lijkheid voor om belasting te innen door middel van loonbeslag, een wijze van invordering, welke, het zal geen betoog behoeven, in vele opzichten ver kieselijk is boven een executie op huis raad of woning. Echter brengt dat loonbeslag zijne bezwaren mede. Indien alles naar den regel der wet verloopt, moet ieder be slag leiden tot een procedure naar de artt. 741 en volgende van het Wetboer van Burgerlijke Rechtsvordering. Het resultaat, dat men met het loon beslag beoogt, kan op aanmerkelijk eenvoudiger wijze bereikt worden doc r de aanvulling van art. 7, welke than:: wordt voorgesteld. Naar dat voorschrift zal de werkgever op de vordering van den ontvanger aan dezen op den aan slag uitbetalen, hetgeen hij den arbei der aan loon verschuldigd is. Met wei nig moeite en een gering bedrag aan kosten wordt op deze wijze hetzelfde resultaat bereikt, dat thans met zooveel omslag gepaard gaat. Het spreekt vanzelf, dat de nieuwe re geling ten aanzien van het deel van het loon, dat niet voor beslag vatbaar is, buiten toepassing moet blijven. In den regel zal het bedrag, dat op het oogenblik der vordering verschul digd is, tot voldoening van de belasting schuld niet toereikend zijn. Vandaar dat, ter voorkoming van telkens her haalde vordering, in het vijfde lid be paald wordt, dat de vordering ook voor in de toekomst uit te betalen loon van kracht is. De termijnen van invordering, zooals de wet die tegenwoordig kent, zijn met de praktijk niet meer in overeenstem ming. Met name is het een gewoon ver schijnsel, dat bij de uitreiking van het aanslagbiljet reeds verschillende ter mijnen vervallen en dus aanstonds in vorderbaar zijn. Dit geldt niet alleen ten aanzien van de inkomstenbelasting, waarvan de aanslagen in de laatste ja ren menigmaal met groote vertraging zijn tot stand gekomen, maar eveneens ten aanzien van, bijvoorbeeld, Je per- soneele belasting, van welke aan het einde van Februari nog geen biljetten zijn uitgereikt. Het is daarom wenschelijk, dat geer: verplichting tot betaling bestaat vóór dat de belastingschuldige in het bezit van het aanslagbiljet is gekomen. Daar toe strekt de thans voorgedragen rege ling, die verder zóó is opgezet, dat aan den eenen kant de aanslag zooveel mo gelijk in den loop van het belastingjaar wordt afbetaald en anderzijds den aan geslagene een minimum van vijf beta lingstermijnen gewaarborgd is. Hoe langer hoe meer bereiken de ad ministratie van de zijde der aangeslage- nen verzoeken om uitstel van betaling. Betreft het een uitstel van eenigszins langen duur, dan wordt het slechts te gen vergoeding van rente, waartoe do aangeslagene zich bij civiel-rechtelijke overeenkomst moet verbinden. Het ver dient aanbeveling, deze zaak in de in- vorderingswet te regelen. Saterdag 4 November Derde blad. [[Burgemeester en wethouders van Velsen brengen ter algemeene kennis, dat de beton- brug te IJmuiden, welke de Wilhelminakadé met de Julianakade verbindt, vanaf 6 Nov. AS. tot nader order voor het verkeer met rij- en voertuigen gesloten zal zijn. Velsen, den 3 November 1922. Burgemeester en Wethouders van Velsen, j. Kostelijk. Rijkens Nov. 1922 H. water L. water Dagen v.m. n.m. v.m. n.m. 5 3.19 3.32 11.21 11.37 6 3.52 4.02 11.51 7 4.22 4.33 0.08 0.18 8 4.56 5.08 0.38 0.48 9 5.31 5.45 1.10 1.22 10 6.10 6.28 1.46 2 02 11 6.55 7.18 2.25 2.47

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1922 | | pagina 9