ORGAAN VOOR DE GEMEENTE VELSEN
No. 86
Zaterdag 8 Maart 1918
8e Jaargang
IJMUIDER COURANT
Abonnementsprijs: f 1.per 3 maanden, franco per post f 1.35
Abonnementen worden aangenomen aan het Bureau en bij de
Agenten. Tot plaatsen van advertentiën van Buiten de gemeente
VELSEN in dit blad is uitsluitend gerechtigd het Advertentie
bureau P. F. C. ROELSE, IJMU1DEN.
Advertentiën uiterlijk in te zenden
WOENSDAG tot 0 uur v.m. en VRIJDAGS tot 4 uur n.m.
Versch^nt Woeusdagg Zaterdags
Uitgave van de N. V. UITGEVERS Mij. „IJMU1DEN"
ADRES VOOR REDACTIE EN ADMINISTRATIE
N. V. DRUKKERIJ SfNJEWEL
Willemsplein 11 Telefoon 153 IJmuiden
Ingezosde mededeelingen 40 ets. per regol Advertenties van 11. en m. 5 regels
fl. iedere regel meer 20 ets. Compact gezette advertenties van 1 t en m. 5
regels f 1.25, iedere regel meer 21 ets. Kleine advertenties en familieberichten
zoomede vereenigings advertenties uit de gemeente, uitsluitend bij vooruitbeta
ling, van 1 tot en met 5 regels f0,76, iedere regel meer 16 ets. Bij niet oontante
betaling worden de gewone prijzen berekend Advertenties tfadres bureau van
dit blad' 10 ets. extra; voor bezorging van op advertenties ingekomen brieven
wordt 16 ets. in rekening gebracht Bovenstaande regelprijzen worden met
5 ets. verhoogd voor advertenties van buiten de gemeente Veisen
dit NUMMER BESTAAT uit TWEE
Bladen. bebsth blad.
Elolac Advtïtentlaa
en Familieberichten keitan
VOORUITBETALING
■leehts 15 Cent per regol»
b#
DRINGEND VERZOEK
om verhuizing het oude en
het nieuwe adres, NIBT een
den looper, deeh san em ba«
reaa WILLEMSPLEIN 11, ep te
■even. De Admlniatzetle.
.EEN BELANGWEKKENDE UITGAVE
VAN DE
AFDEELING VISSCHERIJEN.
Verschenèn is no. 3 der Verslagen en
Mededeelingen van de Afdeeling Vis-
scherijen, getiteld: Mededeelingen van
diplomatieke en consulaire ambtenaren
over Nederlandsche gezouten haring,
bokking en gezouten makreel.
Wij wenschen dit werkje, dat na in
zending van f 0.30 door de N.V. Boek
handel voorheen Gebrs. Belifante, Den
Haag, franco toegezonden wordt,
handen van allen, die bij de haringvis-
scherij en den haringhandel betrokken
zijn, want, ofschoon het heel weinig
nieuws bevat voor hen, die van de po
sitie van ons Nederlandsch product op
de wereldmarkt, op de hoogte zijn, toch
bevat het boekje een menigte nuttige
gegevens en mededeelingen, waarmee
wij in hooge mate ons nut kunnen doen
Het rapport is opgezet uit de overwe
ging, dat de ernstige belemmering, wel
ke de uitvoer van de producten onzer
haringvisscherij naar de voornaamste
vroegere afzetgebieden ondervond door
de economische inzinking van Midden-
en Oost-Europa, de vraag deed rijzt-n,
in hoeverre in het andere deel der we
reld een verruiming van het debiet mo
gelijk zou zijn.
Teneinde een algemeen overzicht over
den toestand op de wereldmarkt te ver
krijgen droeg de Minister van Buiten-
landsche Zaken in het voorjaar van
1922 op verzoek van den Minister van
Landbouw aan onze diplomatieke en
consulaire vertegenwoordigers in het
buitenland op, in hun ambtsgebied een
onderzoek in te stellen ter beantwoor
ding van verschillende vragen betref
fende de belangstelling, welke er be
stond voor haring en gezouten makreel
en bokking. Uit de ingekomen berich
ten is dit overzicht samengesteld, dat
een algemeen beeld van den toestand
geeft, terwijl zij, die nadere bijzonder
heden verlangen te weten, deze nog
aan de afdeeling Visscherijen van het
Ministerie van Buitenlandsche Zaken
en Landbouw kunnen vernemen.
We hebben hier dus te maken met
een vorm van overheidsbemoeiing met
of beter ten dienste van het visscherij-
bedrijf, welke op hoogen prijs is te stel
len.
Wij zullen thans uit het overzicht
enkele mededeelingen doen.
In de eerste plaats wordt Duitsch-
land behandeld, steeds een haring-
markt van buitengewone beteekenis,
waarheen in 1913 b.v. niet minder dan
30 van alle gezouten haring, door de
voornaamste exporteerende landen, nl.
Nederland, Groot-Brittannië en Ierland
en Noorwegen, zijn weg vond, ten deele
voor export naar weer andere landen,
voornamelijk Rusland.
Van den Nederlandschen uitvoer
ging er het grootste deel heen; in 1919.
1920, en 1921 resp. 60, 36 en 55 in
1Ö22 echter slechts 15
Onze haring, en ten deele ook de
Schotsche en Engelsche, wordt er ver
vangen door de zooveel goedkooper
Noorsche haring. De Engelschen en
Schotten konden er in 1922 nog op rui
mer schaal dan onze exporteurs zaken
blijven doen, doordat zij in 't algemeen
gemakkelijker betalingsvoorwaarden
stelden of hun goederen in consignatie
zonden, waardoor zij echter, naar be
richt wordt, vaak ernstige verliezen
hebben geleden.
Voorts is ook gerapporteerd dat En
gelschen, Schotten en Noren op de Ne
derlanders voor hebben, dat zij sterke
re tonnen gebruiken, die steeds den
vastgestelden inhoud en het bepaalde
vischgewicht bevatten, en welke zorg
vuldiger gesorteerd zijn.
Tegen de verarming van Duitschland
staan we machteloos; hier is overmacht
welke ons van het oude, goede handels
terrein verdrijft.
Geheel anders is het echter met de
knoeierij, waardoor Nederland zijn
eigen reputatie vergooit, en zelf zijn be
drijf naar de haaien helpt!
Onze haringvisscherij verkeert in
grooten nood, maar we kunnen wel
aannemen, dat het bedrijf er nooit meer
bovenop zal komen als niet de uiterste
zorg zal worden aangewend om het
vertrouwen der wereld in het Neder
landsche product te behouden, voor
zoover het nog niet verspeeld is, en te
rug te winnen, waar het reeds verloren
is.
Alle economie der reeders moet vruch
teloos blijven, indien de exporteurs
voort gaan te knoeien met fust, kwali
teit, kwantiteit en pakking.
Weet u wat de officiëele berichtge
vers uit Duitschland hebben gemeld, in
verband met onze tanende reputatie?
Hier volgt het:
„De meening werd uitgesproken, dat
vele kleine exporteurs, die minder
waardige haring op de afslagen koopen
en deze in „Schwindelpackung" naar
Duitschland zenden, de schuld daarvan
dragen".
Wij weten niet zeker of hier alleen
„kleine" exporteurs schuldig staan.
Wel weten we, wat ook in dit blad
reeds vaak uitgesproken is, dat heel
die verkoop van minderwaardige ha
ring op de afslagen een ramp is, van
onnoemelijk nadeel voor het heele ha-
ringbedrijf.
De reeders toonen zich soms verge
noegd als die „bijsoorten1* zoo'n mooi-
en prijs opbrengen, maar het is hun on
geluk. Onvoorwaardelijke afkeur voor
de consumptie ware zonder twijfel op
den duur voordeeliger!
liet oogenblikkelijke voordeel betee
kent onberekenbaar nadeel op den
duur;- de verzending van minderwaar
dige goederen vernietigt op den duur
het bedrijf, te eer in tijden als de tegen
woordige, nu de verdediging op de we
reldmarkt zooveel zwaarder is dan in
perioden van groote koopkracht
kooplust!
De klacht uit Duitschland staat in dit
rapport niet op zichzelf.
N. VI. Ct. Wordt vervolgd
Oliën met
gegarandeerde -analyte
H&BINGKADE TELEE 298
UIT ONS PARLEMENT.
Wij ondergaan nog altijd de nawer
king van den oorlogs- en crisistijd, die
te sterk in ons maatschappelijk leven
heeft ingegrepen, dan dat zijn gevolgen
zoo spoedig weg te werken zouden zijn
En dat is natuurlijk dat dienovereen
komstig nog verschillende maatregelen
in werking zijn gebleven, indertijd on
der den dwang der crisis-omstandighe
den genomen. Maar waar het maat
schappelijk leven een natuurlijke nei
ging vertoont om tot het evenwicht van
het normale terug te keeren, is het
eveneens begrijpelijk, dat er tegen deze
maatregelen langzamerhand een verzet
begint te groeien en het oeconomisch
leven tracht zich van de beperkingen
vrij te maken in den crisistijd opgelegd
Als het gevolg van een dergelijke po
ging heeft men ook het initiatief der
regeering te zien, dat een geleidelijke
opheffing van de Huurcommissiewet
de
©s
I
BIOSCOOP „FLORA'
VELSEROORD
Geeft altijd het mooiste, altijd
het nieuwste
WH i i T 11"~n
ten doel heeft in het ontwerp tot wijzi
ging der Huurcommissiewet heli
chaamd, hoewel dit ontwerp nog niet
van opheffing der getroffen maatrege
len maar voorloopig nog slechts van
het toelaten van een verhooging van
den huurprijs met 50 procent spreekt.
Bij de beoordeeling ervan heeft men
dus te vragen, of het herstel van het
natuurlijk evenwicht reeds ver genoeg
gevorderd is om deze gedeeltelijke op
heffing dezer wijziging wenschelijk te
maken, wat in dit geval wil zeggen, of
't woningtekort reeds voldoende is op
geheven en -daarnaast of men met deze
geleidelijke opheffing niet soms te vlug
gaat, dat wil zeggen, oi 50 procent ver
hooging niet te veel is. En over geen
van deze vragen bleken de heeren en
dames in de Tweede Kamer het eens.
Er waren er zelfs, die beweerden, dat
het woningtekort nog was toegenomen,
En de heeren Van Ravonsteyn en Ter
Laan gaven cijfers, -die althans op liet
verdwijnen van het tekort nog niet
schonen te wijzen. Zoo schatte de eer
ste, dat jaarlijks niet 45.000, als de in
specteur der volksgezondheid Van der
Kaa betoogde, maar 60.000 tot 70.000
woningen jaarlijks moesten worden bij
gebouwd en te Rotterdam op 1 -Jan. 21
100.000 menschen oeconomisch en hy
giënisch beneden peil woonden. En de
heer Ter Laan besomde, dat in deze
stad 13.000 a 14.000 gezinnen gedwon
gen samenwoonden en noemde een ge
zin in Schiedam van 11 personen, dat
in één kamer moest huizen, terwijl hij
berekende, dat de aanname van het
ontwerp alleen te Amsterdam de liuur
opbrengst met 7 millioen gulden zou
verhoogen, vrijwel uitsluitend door de
arbeiders op te brengen. Anderen hee
ren wezen er op, dat het oogenblik voor
wijziging, nu de loonen zoo daalden, in
elk geval slecht gekozen was en achten
een verhooging van 30 tot 35 procent
thans ruimschoots genoeg.
Naast deze tegenstanders stonden er
andere, die feitelijk het tegenoverge
stelde bedoelden. Hun tegenstand gold
niet dit ontwerp, maar de Huurcom
missiewet zelf. Zij vroegen dus niet of
de tijd voor de wijziging gekomen was
en of deze wijziging het geschikte mid
del is. Voor hen en het waren voor
al de heer Van Gijn en mej. Van Dorp
die het uitspraken was de vraag om
trent het al of niet voortduren van het
woningtekort heelemaal geen vraag,
die hier te gelden had, dan alleen in
zooverre zij meenden, dat het woning
tekort grootendeels van de 'luurcom
missiewet het gevolg was, doordat die
wet den woningbouw niet rendabel
maakte, en dus tegenhield, derhalve
moest verdwijnen. En de heer Van Vuu-
re vestigde er daarbij nog de aandacht
op, dat door deze wet huizen als ver
mogensbestanddeel in een geheel an
dere positie waren gekomen dan ande
de bestanddeelen, 'die wel tengevolge
van de omstandigheden in waarde wa
ren gestegen.
Verschil van meening als bij dit ont
werp openbaarde zich al evenzeer hij
behandeling van het later verwor
pen initiatief-voorstel van Mr. Mar-
chant bedoelende de benoembaarheid
der vrouw tot rechter, mogelijk te ma
ken, waarbij de gewone argumenten
voor en tegen, ontleend aan de groote-
re impulsiviteit der vrouw, haar aan
dacht voor bijzaken, haar fijner gevoel
enz., opgeld deden en tevens bij de
voortgezette, artikelsgewijs behande
ling der bioscoopwet. Hier was het het
verschil, ook bij de algemeene beschou
wingen tot uiting gekomen omtrent een
strengere en meer plaatselijke keuring
van films en een strenger weren van
jeugdige personen, dat zich in de ver
schillende ingediende amendementen
uitsprak. De meeste dezer amendemen
ten werden verworpen of ingetrokken,
zoo dat van den heer Ter Hall om den
leeftijdsgrens van 14 tot 12 en van 18 tot
16 te verlagen, dat van den heer Tilanus
om de voorstellingen voor alle kinderen
beneden 16 jaar te verbieden, een ander
van dezen afgevaardigde om in plaats
van de plaatselijke commissie van toe
zich, keuringscimmissies, door B. en
W. doen aanstellen, en een derde om
nimmer van Overheidswege steun aan
bioscoopvoorstellingen te geven, een
van den heer Rutgers om bij plaatselij
ke verordening het weren van jeugdige
personen mogelijk te maken, een van
den heer Boon om van de beslissing der
keuringscommissie beroep op een mi
nister open te laten, nog een van den
lieer Ter Hall betreffende de keurings
kosten, en een ander bedoelende kinde
ren ook vrije toegang te geven wanneer
van Overheidswege al voldoende kin
dervoorstellingen werden georgani
seerd enz. Een amendement van den
heer Deckers om alleen een maatstaf
van geschiktheid en niet die van ge
schiktheid en van toelaatbaarheid (de
ze laatste voor personen beneden 18 j.)
te laten gelden en een amendement
Michielsen werden overgenomen.
Het ontwerp tot wijziging van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorde
ring werd, nadat de heer Van Rappard
zijn amendement had ingetrokken
aangenomen.
HET CONSULTATIEBUHBAU
zal geopend zijn Woensdagmiddag ven
—2 nar, Wlllemsbsakwag 42, Ytlser-
esri.
Het ondnznek ls kostsloos en ge
schiedt door Dr. Anema alt Haarlem,
Voorzitter van hot Consultatiebureau
aldaar.
SANTPOORT.
Door welwillendheid van den Ker
keraad der Ned. Herv. Gem. was het
mogelijk, dat de afd. Santpoort van de
vereeniging „Volksonderwijs" ten twee
de male een opvoedkundigen avond
kon hóuden in het kerkgebouw dier
Gemeente.
Als de voorzitter der afd. de heer I-I
Groenewout met een woord van welkom
de bijeenkomst opentis het kerkge
bouw flink gevuld. Van een aantal ge
noodigden was bericht van veihinde
ring ingekomen.
Na dit openingswoord zingt Mevr,
PruysBoszhard, door een niet op het
programma genoemd heer begeleid, een
drietal liederen, n.l. „Die alte Mutter"
en „Die Prinzessin" van E. Grieg en „Du
bist die Ruh" van F. Schubert, welke
op de aanwezigen grooten indruk
maakten.
Hierna houdt de spreker van den
avond, de heer Klaas de Vries, secreta
ris van „Volksonderwijs" en lid van
den Hoogen Onderwijsraad zijn rede
„De zedelijke en godsdienstige opvoe
ding der jeugd."
Spr. begint met het citeernn van het
laatste couplet van het door Mev
Pruys gezongen „Die alte Mutter".
So streutest du die Saat in mieh,
die Frueht im Leben tragt;
dafür will Mutter, dankbar ich
von ganzer Seele lieben dich,
so lang mein Herze schlagt.
Juist aldus de spr. op dat „So
komt het aan. De vraag: „Hoe moeten
wij opvoeden?" is zoo moeilijk voor be
antwoording vatbaar. Fröbel reeds zei
het: „Eer gaat een kemel door het oog
van een naald, dan dat een opvoeder in
gaat in de opvoeding Gods". Er is voor
ons opvoeders nog zooveel verborgen.
Mèt Braakensieck, die in de „Groene"
eens een plaat teekende, betrekking
hebbende op de jaarwisseling, zeggen
wij: „Het is hier zoo donker. Doch dat
is het ergste niet, maar wel hetgeen gij
straks zien zult".
Jan Ligthart, de groote paedagoog,
heeft eens de vraag gesteld: „Wie durtt,
als de Vader uit de Gelijkenis van den
Verloren Zoon, zijn kind ongelukkig te
maken?" Deze toch wist, dat zijn ver
derf tegemoet ging, maar ook, hij was
er van overtuigd, dat alleen ondervin
ding zijn zoon kon leeren. „Zoo'n opvoe
der heeft kracht" zei Jan Ligthart.
Maar nogmaals: „Wie heeft zijn kind
zoo lief, dat hij hem het ongeluk kan
zien tegemoet gaan?" Dat durft alleen
hij, wien het om de waarheid, en niets
dan de waarheid te doen is.
Opvoeding welk een groot vraag
stuk! Spr. dealt mede, dat alleen die
ouders hun kinderen verstaan, die
weten, dat zij ze niet verstaan en dat
alle opvoeding in het eind moet zijn
zelfopvoeding.
Wilt ge een voorbeeld hoe moeilijk
opvoeden is? Luistert dan. Een jonge
tje, Werner geheeten, dwingt moeder
om zijn witte pak aan te mogen hebben.
Vader verveelt dit dwingen en zegt dat
hij het niet aankrijgt, waarop moeder
den kleinen dwingeland zegt, dat hij
naar bed moet gaan en als hij zoet beeft
geslapen, zijn witte pak aanmag. Nau
welijks is Werner ontwaakt, of moeders
belofte schiet hem te binnen, waardoor
het dwingen weer een aanvang neemt.
Een ongetrouwde oom zal hem dit wel
eens afleeren. Hij neemt een stok, die
zijn plicht doet, waarna Werner als de
belichaming van alle menschelijke el
lende in een hoek gaat staan.
Daar klinkt muziek: Een groote troep
soldaten marcheert voorbij, welke zoo
zeer Werners belangstelling in beslag
neemt, dat hij zijn leed vergeet. „Ach"
zegt vader, „hij is toch nog zoo klein".
Hij neemt hem op en laat den juichen
den en jubelendcn Werner de voorbij
trekkende soldaten zien. Toen de laat
ste landsverdediger voorbij was, begon
Werners vragen om het witte pak weer.
Tenslotte stond vader het toe. In dit
toegeven nu schuilt een groot gevaar.
Door vader en moeder werden twee
groote fouten gemaakt. De laatste be
loofde iets, waaraan zij niet mocht vol
doen en vader had zich iets voorgeno
men, -dat hij niet ten uitvoer Jiracht. Dat
is het ongestadige van ons, opvoeders.
Het groote geheim van de opvoeding
aldus Rousseau bestaat hierin,
dat gij 't kind zoo weinig mogeiijk op
voedt. Het resultaat van onze opvoe
ding moet ten slotte zijn, dat wij niet
behoeven te zeggen: „Gij zult niet
doodslaan" of „Gij zult uw naaste lief
hebben", maar dat bet kind zegt: „Ik
wil niet doodslaan" en „Ik wil mijn
naaste liefhebben". Geheel de opvoe
ding moet gericht zijn op de kracht
van het willen.
Bij „opvoeden" is het buiten gesloten,
dat gij volgens bepaalde regels kunt te
werk gaan. De paedagogen kunnen wel
wenken geven, doch tenslotte zal de op
voeder deze slechts in ernstige overwe
ging kunnen nemen. Spr. zelf heeft zich
steeds tot richtsnoer gekozen: „Maak
ze nooit klein, maak ze groot".
Goede opvoeders worden den kinde
ren gelijk en steken met ze af naar de
diepte. Een opvoeder mag gerust „een
beetje zondaar zijn met den zondaar".
Hij behoeft niet onbereikbaar te zijn,