MARK TWAIN. DE GESTOLEN WITTE OLIFANT. I. De volgende curieuze geschiedenis werd mij verteld door iemand, dien' ik toevallig op reis ontmoette. Hij was een lieer van over de zeventig, en zijn doorgoed, vriendelijk gezicht en ern stige, eerlijke manieren gaven het stempel van onmiskenbare waarheid aan alles wat over zijn lippen kwam. Hij vertelde: „U weet, hoe de koninklijke witte olifant van Siam wordt vereerd dooi de bevolking van dat land. U weet, dat hij gewijd is aan koningen; alleen ko ningen mogen hem bezitten, en hij is in zekeren zin hooger dan een koning, daar hij niet alleen eerbewijzen ont vangt, maar goddelijke eer. Nu dan, vijf jaar geleden, toen er moeilijkheden betreffende de grenslijn rezen tusschen Groot-Brittannië en Siam, bleek het spoedig, dat Siam in 't ongelijk was. Daarom werd haastig een grens vastgesteld, en de Britsche verte genwoordiger gaf te kennen, dat hij voldaan was en het verleden zou ver geten zijn. Dit was een groote opluchting voor den koning van Siam, en deels als een teeken van dankbaarheid, deels ook, misschien, om elk spoor van een on aangename stemming, die Engeland jegens hem mocht hebben behouden, uit te wisschen, wilde hij een cadeau sturen aan de Koningin de eenige zekere weg om een vijand gunstig voor zich te stemmen volgens Oostersche begrippen. riet cadeau moest niet alleen konink lijk zijn, maar buitengemeen koninklijk En welke aanbieding kon vergeleken worden bij die van een witten olifant? Mijn positie in het korps Indische ambtenaren was van dien aard, dat ik de bizondere eer waardig gekeurd werd het geschenk voor Hare Majesteit over te brengen. Een schip werd uitgerust voor mij en mijn bedienden en de aan den olifant toegevoegde waardigheids- bekleeders. Ik arriveerde op den vastgestelden tijd in de haven van New-York en bracht mijn koninklijken last onder b k in een behoorlijk verblijf te Jersey City. 't Was noodzakelijk daar een poos te blijven, in verband met de gezond heid van het dier, eer de reis werd voortgezet. Alles ging goed gedurende veertien dagen toen begon mijn ellende. De witte olifant was gestolen. Ze wekten mij in 't holle van den nacht om mij dat ongeluk te melden. Eenige oogen- blikken was ik buiten mij-zelven van schrik en angst; ik was radeloos. Daar na werd ik kalmer en zocht mijn zin nen bij elkaar. Ik zag spoedig in wat mij te doen stond; voor een verstandig mcnsch was er maar één weg open. Ondanks het late uur vloog ik naar New-York en liet mij door een agent naar het hoofdkwartier van de recher che brengen. Gelukkig kwam ik net bij tijds; de beroemde inspecteur Blunt, chef van den detectivedienst, was juist op 't punt, naar huis te gaan. Hij was een stevig man van middelbare grootte, en als hij diep nadacht, had hij een manier van de wenkbrauwen op te trekken en met den vinger tegen zijn voorhoofd te tikken, die iemand dade lijk overtuigde, dat men stond tegen over een buitengewoon persoon. Hem te zien gaf mij reeds hoop en vertrou wen. Ik deed mijn boodschap, 't Verbaas de hem niet in 't geringste; 't maakte oogenschijnlijk niet meer indruk op hem dan wanneer ik hem had verteld, dat iemand mijn hond had gestolen. Hij wees mij 'n stoel aan en sprak kalm „Permitteer, dat ik een oogenblik na denk' Hij zat met het hoofd op de hand voor zijn lessenaar. Verscheiden kler ken waren aan 't werk aan 't andere eind van de kamer; het krassen van hun pennen was al wat ik hoorde in de eerstvolgende zes of zeven minuten. De inspecteur was in gedacht ver diept. Eindelijk hief hij 't hoohl op, en de vaste trekken van zijn gelaat bewe zen mij, dat zijn plan was gemaakt. Met diepe, indmkvckkende stem sprak hij: „Dit is geen gev con geval. Elke stap moet met zorg worden gedaan. En strikt geheim moet alles gehouden wor den. Spreek met niemand over de zaak, zelfs niet met reporters. Ik neem die voor mijn rekening en zal er voor zor gen, dat zij nvïs vernemen behalve wat mijn plannen kan dienen". Hij belde; een jongmer.seh verscheen. „Alaric, zeg aan de reporters, dat ze moeten wachten De jongen ging heen. „Laten we nu met de zaak beginnen systematisch. Niets kan in dit werk gebeuren zonder strikt en zorgvuldig overleg". Hij Dam pen en papier. „De naam van dea olifant? Mohammed Moisé Alhammel Jamse- tje-jeebhoy Dhuleep Sultan Fbu Bhud- poor". „Heel goed. Hoe noemt u hem?" „Jumbo". „Heel goed. Geboorteplaats?" „De hoofstad van Siam". „Ouders in leven?" „Neen, dood". „Hadden ze nog andere nakomelin gen?" „Neen, hij was eenig kind". „Heel goed. Dit. is voldoende voor deze rubriek. Beschrijf mij nu als 't u belieft den olifant, vergeet geen tnkele bizonderheid, lioe onbeduidend van uw standpunt. Voor menschon in mijn be roep zijn er geen onbeduidende bizon derheden; die bestaan niet". Ik beschreef; hij teekende op. Toen ik gereed was, zei hij: „Luister nu. Als ik mij.vergist heb, verbeter het dan". -v Hij las als volgt: „Hoog 19 voet: lang, van het voor hoofd tot de inplanting van den staart, 26 voet; lengte van den slurf, JG voet; lengte van den staart 6 voet; totale lengte, slurf en staart inbegrepen, voet; lengte der slagtanden 91/2 voet; opren in overeenstemming met die af metingen, indruk van de voetstappen als die van een vat, rechtop in de sneeuw gezet: kleur dof wit; heeft een gat ter grootte van een bord in elk oor, voor 't inhangen van juweelen, en bezit in opmerkenswaardigen graad de gewoonte, water te spuiten op toe schouwers en met zijn slurf menschen te mishandelen, niet alleen bekenden, maar ook volmaakt vreemden; hinkt licht met het rechter achterbeen en heeft een klein litteeken in den linker vooroksel, veroorzaakt door een ge zwel; droeg, toen hij gestolen werd. een paviljoen, dat plaats boot voor vijftien personen, en een goudlakensch zadelkleed, ter grootte van een gewoon karpet". Hij had zich geen enkele maal ver gist. De inspecteur belde weer, overhan digde de beschrijving aan Alaric en zei: Laat hiervan vijftig-duizend af drukken maken en die dadelijk verzan den aan elk detective-bureau en pand jeshuis van het vasteland (Alaric ging) In orde zoover. Nu moet ik een photo van uw eigendom hebben". Ik gaf hem er een, die hij kritisch be schouwde; daarna vervolgde hij: „We zullen 't hiermee moeten doen bij gebrek aan beter; maar zijn slurf is opgekruld en in den mond gestoken. „Hassan Ben Ali Ben Selim Abdallah Dat is ongelukkig en kan aanleiding geven tot misleiding, want hij is niet altijd in die positie." Weer belde hij. „Alaric, laat vijftigduizend afdruk ken maken van deze photo, dadelijk, en verzend die met de signalementen. 't Zal noodig zijn, een belooning uit te loven natuurlijk. Hoe hoog? „Wat denkt u?" „Om te neginmm zou ik zeggen wel, vijf-en-twintigduizend dollar, 't Is eon ingewikkelde en moeilijke zaak, er zijn duizend wegen om tt ontkomen en gelegenheden om hem te verbergen Die dieven hebben overal vrienden e medeplichtigen „Drommels! weet u, wie het zijn? Het gezicht, geoefend in 't verbergen van gedachten en gevoelens, gaf mij geen teeken; kalm antwoordde bij: „Dat kom; er niet op aaii lk weet het of ik weet bet niet. Wij merken in 't algemeen gauw wie onze man is, door de manier waarop hij werkt ui de grootte van het géval. Wij hebben niet te doen nu met een zakkenroller of vostibuledief, dat kan ik u 'verzekeren, liet voorwerp werd niet ontvreemd ioor een nieuweling. Maar zooals ik zeg, in aanmerking nemende den ar beid, die gedaan moet worden, en de zorg, waarmee de dieven hun spoor zul len bedekken, kon vijf-en-twintig-dui zend wel 'n te klein sommetje blijken, doch we kunnen in elk gevai daarmee beginnen." Wij stelden dus dat cijfer vast als een begin. Toen zei de man, wien let ter lijk niets ontsnapte wat als aan- Iviioopingspunt kon dienen: „Er zijn gevallen, waarin misdadigers zijn ontdekt door eigenaardigheden in hun eetlust. Wat eet die olifant en hoeveel?" „Wat hij eet eigenlijk alles. Hij zal een man opeten of een boek hij eet alles wat varieert tusschen een man en een boek". ,Goed, heel goed, maar te algemeen. Ik heb détails noodig; détails zijn al les in ons vak. Dus hij eet menschen. Hoeveel bijvoorbeeld in één maaltijd of als u liever wilt: op één dag, als ze versch zijn?" „O, of ze versch zijn of niet, daar geeft hij niet om; in één maaltijd zou hij wel vijf gewone menschen op kun nen". „Goed, vijf menschen; dat zullen we noteeren. Aan welke nationaliteit geeft hij de voorkeur?" „Hij let op geen nationaliteit. Hij prefereert bekenden, maar heeft geen vooroordeel tegen vreemden". „Goed. En nu boeken. Hoeveel boe ken zou hij opeten in één maaltijd?" „Een heele oplage". „Dat is niet bepaald genoeg. Welk formaat hijvoorbeeld?" „Als u den olifant kende, zou u d^; niet vragen. Hij zou nemen wat er was" „Maar voor hoeveel waarde dan?" „Ongeveer voor vijfduizend dollar boekwerk". „Dat is nauwkeuriger; ik zal 't no teeren. I-Ieel goed; hij houdt van men schen en 'boeken. M at eet hij nog meer?" „Boeken laat hij staan voor steenen, steenen voor flesschen, flesschen voor kleercn, kleeren voor katten, kattcig voor oesters, oesters voor ham, hdjT' voor suiker, suiker voor taart, taart voor aardappelen, aardappelen voor zemelen, zemelen voor hooi, hooi voor haver, haver voor rijst; want met rijst is hij voornamelijk grootgebracht. Er is niets wat hij niet eet, behalve Eur(?- pecsche boter, en die zou hij eten, als bij ze kon proeven". „Goed. De gemiddelde hoeveelheid bij één maal „Ongeveer van een schepel tot een ton". „En hij drinkt?" „Al wat vloeibaar is. Melk, watei^g whisky, castorolie, kamferspiritus, kar- bol 't geeft niet in hizonderheden te gaan; schrijft u maar elke vloeistof, die u te binnen schiet. Hij drinkt al wat vloeibaar is, behalve Europeesche kof fie". „Goed. En de hoeveelheid?" „Schrijf maar vijf hektoliter zijn dorst varieert". „Dat zijn allemaal heel ongewone dingen. Die kunnen heel goede aanwij zingen geven om hem op te sporen". Hij drukte op de bel. „Alaric, roep kapitein Burns". Burns verscheen. Inspecteur Blunt legde hem de geheele zaak bloot, in al le détails. Toen sprak hij op den dui- delijken, beslisten toon van iemand^ wiens plannen helder in zijn hoc^p staan en die gewend is te bevelen: „Kapitein Burns, gelast de detectives Jones, Davis, Halsey, Bates en Hackett om den olifant te volgen". „Ja, meneer". „Gelast de detectives Moses, Dakin, Murphy, Rogers, Tupper, Higgins-en Bartholomeus om de dieven te volgen". ,Ja, meneer". Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1923 | | pagina 8