ORGAAN VOOR DE GEMEENTE VELSEN
I
No, 71
Woensdag 4 Juli 19SS
8a Jaargang
JMU1DER COURANT
OFFICIEEL.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Velsen, brengen ter openbare kennis dat
ter Gemeentesecretarie ter inzage ligt een
verzoek met bijlagen van
de Coöperatieve Verbruiks- en Productie-
Vereeniging „de Eendracht", te Wijkeroog,
om vergunning tot het uitbreiden harer
l bakkerij, door het bijplaatsen van een
electromotor van ll/s P.K. voor het aan
drijven van een meng-kneedmachine, op
het perceel kadastraal bekend Gemeente
Velsen, Sectie H No. 4080plaatselijk bekend
Burgemeester Weertsslraat, Wijk L No 36.
Op Zaterdag, den 14 Juli 1923, des voor
middags te elf uren, zal ten Gemeentehuize
gelegenheid bestaan om bezwaren tegen
dit verzoek in te brengen en deze mondeling
en schriftelijk toe te lichten.
Velsen, den 30 Juni 1923.
L. Voorma, te Velseroord, om vergunning
tot het oprichten van een bakkerij, waarin
gebezigd zal Worden een electromotor van
2 P K. voor het aandrijven van een kneed
machine, op het perceel kadastraal bekend
Gemeente Velsen, afd. IJ muiden, Sectie M
f No. 2570; plaatselijk bekend Kanaal weg,
Wijk E No. 28.
Op Dinsdag, den 17 Juli 1923, des
voormiddags te elf uren, zal ten Gemeente
huize gelegenheid bestaan om bezwaren
tegen dit verzoek in te brengen en deze
mondeling en schriftelijk toe te lichten.
Zoowel de verzoeker als zij, die bezwaren
hebben, kunnen gedurende drie dagen voor
het bovenvermelde tijdstip op de Secretarie
der Gemeente kennis nemen van de ter
zake ingekomen schrifturen.
Voorts wordt er aan herinnerd, dat vol
gens de bestaande jurisprudentie niet tot
beroep gerechtigd zijn zij, die niet overeen
komstig artikel-7 der Hinderwet voor het
Gemeentebestuur of een of meer zijner leden
zijn verschenen, teneinde hunne bezwaren
mondeling toe te lichten.
Velsen, 3 Juli 1923.
Burgemeester en Wethouders voorn.,
de secretaris, de burgemeester,
J. Kostelijk. W. Landeweert L. B.
VAN DEN WACHTTOREN.
Wat van de twintigste eeuw verwacht
werd.
Onlangs bladerden we in het werk
van Prof. F. J. L. Kramer, De Negentien
de Eeuw, uitgegeven hij den overgang
van de negentiende naar de twintigste
eeuw. Volgens het register aan het slot
zijn er in de vorige eeuw zeven en twin
tig vredes gesloten. Wie echter aan den
drempel der twintigste eeuw verwacht
te, dat de oorlogsgeest na al die vredes
wel uitgewoed zou zijn en de nieuwe
eeuw een eeuw van verzoening en een
dracht zou zijn, heeft zich wel deerlijk
vergist.
Prof. Kramer heeft die verwachting
niet gehad. Als historicus kende; hij te
goed 'de' beteekenis van de teekenen des
tijcis en profetisch is zijn oordeel in het
laatste hoofdstuk van zijn werk:
„De kans op eene vreedzame twintig
ste eeuw is niet groot. In volle wapen
rusting staan de staten steeds op de
wacht,"gereed het zwaard te ontblootcn,
zij het niet tot den aanval, dan toch tot
verdediging. Europa is schijnbaar in
rust. De revancheplannen van Frank
rijk zijn aanmerkelijk minder -dreigend;
alleen bij eene ernstige, algemeene ver
wikkeling zouden zij .weder op den
voorgrond kunnen komen. Maar de
oude haat van 1870 kan weder aange
wakkerd worden, wanneer het Duit-
sche rijk in het een of andere staatkun
dige vraagstuk van internationalen
aard tegenover Frankrijk komt te
staan of wanneer deze staat weder wint
aan zelfvertrouwen.
Dit is volkomen juist gezien geweest;
nimers de oorlog lieeft vele aanleidin
gen en oorzaken gehad; maar de oude
tegenstelling van Frankrijk en Duitsch-
land heeft in '14 vooral het gebouw van
den Europeeschen vrede doen vallen en
alle poging, om den val te keeren, doen
mislukken. En diezelfde tegenstelling
houdt ook thans de wereld in onrust en
blijft een zeer ernstig gevaar voor de
toekomst
Al oordeelde Prof. Kramer ook met
■evenveel voorzichtigheid als kennis van
zaken, toch heeft hij zich in zijn be
schouwingen over de toekomst in me
nig opzicht geheel vergist. Zoo meende
hij, dat de Oostersche quaestie niet meer j
het gevaarlijke karakter van vroeger j
dagen had. i
„Het Turkenrijk is vermolmd; op zich-j
zelf levert het geen kans op oorlog. „En
nu moeten de groote mogendheden zoe
te broodjes bakken te Lausanne en hen- j
ben de Turken daar het hoogste woord,
omdat zij zich zeer sterk voelen en sterk
zijn ook.
„Griekenland is nimmer in rust." Die
meening is nog altijd juist. De Grieken
zijn een oorlogsvolk en zelfs na de ge
weldige afstraffing, die ze van de Tur
ken in Klein-Azië ontvingen, zouden ze
er zeker weer op los trekken, als de
groote mogendheden in bet nabije Oos
ten niet vrede wilden en behoefden.
„Frankrijk geeft niet meer den toon
aan in het Europ'eesche concert." „Het
Duitsche rijk is op het vasteland de mo
gendheid, die den staf zwaait. „Men kan
thans juist het tegendeel zeggen. De rol
len zijn omgekeerd.
„Met Oostenrijk en Italië waarborgt
Duitschland voor het oogenblik den al-
gemeenen vrede". Dat Oostenrijk en
Duitschland gevaarlijk met vuur ge
speeld hebben in '14 staat nu al vast."
De eenheid van Oostenrijk ligt alleen in
den persoon van den keizer; zonder hem
zou het rijk dreigen uit elkander te val
len." De voorspelling is juist gebleken.
De oorlogsstorm heeft het groote Do-
naurijk omver geworpen en in drie
stukken doen vallen.
Hoe goed echter deze geleerde vele
verschijnselen en gebeurtenissen der
eeuw, die hij beschreef, heeft begrepen,
kan nog blijken uit deze treffende uit
spraken.
„De barometer der politiek is op bet
einde der eeuw zeer gevoelig. Bij ieder
voorval, hetzij de mogendheden er
rechtstreeks belang bij hebben of niet,
stelt de openbare meening terecht de
mogelijkheid, dat de Europeesche krijg
er het gevolg van worden zal."
„Met kanongebulder eindigde de acht
tiende eeuw, en de toekomst kon slechts
oorlog doen verwachten. Op het einde
•der negentiende eeuw buldert het krnon
in Zuid-Afrika en Oost-Azië,- -m de vrede
onder de staten hangt ook bij het begin
der nieuwe eeuw aan een zijden draad.
Zeker zullen velen in de jubelstem
ming bij den ingang eener nieuwe eeuw
de beschouwingen van dezen historicus
over de toekomst al te pessimistisch ge
vonden* hebben. De pessimist heeft ech
ter ook in dit geval gelijk gekregen.
Twee merkwaardige verschijnselen
in de eerste kwarteeuw, die we thans
beleven, zijn de ontwaking van de door
de koloniale politiek onderworpen vol
keren, hun toenemend verlangen naar
zelfstandigheid, en bevrijding en de ge
weldige ontwikkeling van het nationali
teitsgevoel. Ook dit heeft Prof. Kramer
voorzien.
„Het nationaliteitsbegrip is sterk ont
wikkeld, ondanks de kosmopolitische
theoriën, die het bestrijden. In Europa
laat het zich gelden met kracht en klem;
de gekleurde rassen over de zee kam
pen er eveneens voor met moed en
doodsverachting."
Dat zal men in 1900, toen dit stan
daardwerk verscheen, zeker erg over
dreven geacht hebben. Men ging zich
immers steeds meer wereldburger ge
voelen; de afstand tusschen rassen, na
ties en volksdeelen werd hoe langer hoe
kleiner. Het is anders uitgekomen! De
menschheid is sterker versplinterd dan
ooit en de eenheid en kracht van ineni-
gen staat wordt verzwakt door natio
nale verschillen van ras, aard en taal.
Deze geschiedschrijver beeft dieper
gezien en beter geoordeeld dan velen
onzer, die bij den overgang van den ne
gentiende naar de twintigste eeuw over
tuigd waren, dat in elk geval een groote
Europeesche oorlog tot de onmogelijk
heden behoorde en dat door het sterk
toenemende internationale verkeer de
verschillen tusschen ras en volk al meer
zouden afslijten.
De wagen der wereldgeschiedenis is
gebleken minder makkelijk vooruit en
in de goede richting te brengen dan we
kort geleden met onze lofreden op den
vooruitgang en triumfliederen op de be
schaving waanden.
Zedelijke vooruitgang en achteruitgang
Men kan niet tegelijk naar Maastricht
en naar Groningen reizen, als men naar
het Noorden gaat, komt men niet ver
der tot het Zuiden en de wereld kan niet
tegelijk vooruit- en achteruit gaan. Toch j
heeft mr. A. de Graaf op het Congres
voor inwendige zending gezegd, dat er j
een inzinking op moreel gebied is en I
tevens vooruitgang op dit gebied. Als
teekenen van zedelijken achteruitgang;
noemde hij de toename van geslachts
ziekten, van echtscheidingen, van be
vallingen van meisjes op zeer jeugdi
gen leeftijd, van allerlei zedelijkheidsde
licten. Als oorzaken van deze inzinking-
somde hij op vertrek naar de groote
steden, wantoestanden op woningge-
bied, drankmisbruik, bezoek aan biosco
pen, cabarets, minderwaardige come
dies, slechte lectuur, vuile voorstellin
gen, slechte dansen enz
Maar dezelfde mr. de Graaf zei in de
zelfde vergadering en in dezelfde rede,
dat er een niet tegen te spreken vooruit
gang op zedelijk gebied is. 1-Iij noemde
het veel minder dan vroeger een zeld
zaamheid, dat jonge ongehuwde man
nen op zedelijk gebied ingetogen leven.
Het is een verblijdend verschijnsel, dat
de Kamer met algemeene stemmen het
houden van hordoelen en rendez-vous-
huizen strafbaar heeft gesteld. Kinder
wetten, voogdijraden, de wet op het on
derzoek naar het vaderschap hebben
veel goed gedaan en veel goed mag ver
wacht worden van de instelling van
kinderrechter en gezinsvoogdij.
Wie heeft gelijk, de eerste of de twee
de Mr. de Graaf? Men kan den stand
van het zedelijk leven niet in cijfers en
maten van een peilschaal vaststellen.
Bovendien is het zedelijk leven zoo in
gewikkeld, dat er tegelijkertijd teeke
nen van vooruit- en van achteruitgang
kunnen zijn.
Het kan al vooruitgang zijn, dat men
den achteruitgang niet verbergt, scherp
durft zien en zich gereed maakt dien
met alle kracht te bestrijden. Daarom
is het niet onzinnig, maar veelzijdig te
spreken van achteruitgang e» vooruit
gang op zedelijk gebied. Een ding is ze
ker: het licht der openbaarheid dringt
meer op dit gebied door en het licht
werkt ook hier ontdekkend maar zui
verend tevens. De luiken weg en de zon
erin! is een uitstekende leuze tegenover
het duistere gebied van het geslachts
leven, zijn afwijkingen gevaren en zon
den.
Nationale zelfverblinding en zelfkennis
De Fransché zelfverblinding is een
van de grootste gevaren voor Europa.
Frankrijk wprdt nog altijd gedreven
door den oorlogsgeest. De wil tot ver
zoening ontbreekt er. Het verbittert
Duitschland en roept zoo juist het ge
vaar op van een wraakoorlog in de toe
komst, dien het zou hebben kunnen be
zweren door royaal en ridderlijk tegen
den geslagen vijand op te treden. Het
schijnt opzettelijk wel Duitschland tot
wanhoop te drijven. Iedere kans op een
oplossing bederft het door zijn hoog
hartige en onaannemelijke eiscken.
Duitschland zou wellicht ooren lxeb
ben naar een wapenstilstand in het
Roergebied; het kan echter niet toege
ven aan den eisch het lijdelijk verzet
daar op te geven. Dat zou immers betee-
kenen een overgave op genade en liet
weet nog al te goed van '18, wat het
oan te wachten heelt.
Gelukkig zijn er wel enkele Fran
sell en, die het woord van nationale
zelfkennis durven spreken. Tot hen be
hoort de beroemde grijze schrijver. e< n
vair Fr ankrijks gTootste zonen Anatole
France. Bij :1e onthulling van een
Standbeeld opgericht voor Jaures, e»ri-
ge dagen geleden, heeft hij deze moedi
ge en ware woorden durven spreken
„Evenals in '14 staan wij heden aan
den vooravond van den oorlog. Alle
machten, die in Frankrijk aan het be
wind zijn, erkennen dit. Destijds, to»r
de menschenslachting zonder eenigen
grond werd geeiseht, zeide men tot ons:
Het zal de laatste oorlog zijn! Nu ver
klaart men: Rust u ten strijde! Binm n
20 jaar, binnen 10 jaar, wellicht zal de
oorlog direct uitbreken, wanneer wij
het Roergebied, dat Duitschland am
munitie leveren zal, zullen hebben ont
ruimd.
De oorlog is niet ten einde. Gij ziet
toch wel in, dat wij sedert den wapen
stilstand in oorlogstoestand verkee-
ren? Welke daad kan nog sterker het
karakter van vijandschap dragen dan
de bezetting van het Roergebied? Men
poogt met scherpzinnigheid aan te
tooncn, dat deze daad noodzakelijk
was, om onze eiscben te kunnen ver-1
wezenlijken. Maar gelooft gij niet, dat
een doelbewuste en vredelievende actie
ons nader tot het doel zou hebben ge
bracht en dat het wederopnemen van
de handelsbetrekkingen met een aan
ons land grenzenden- staat ons meer
waarborgen voor het bereiken van ons
doel zou hebben gegeven dan een eisch,
uitgesproken met het geweer aan den
voet." j
„Nimmer hebben wij ons in een zoo
bedreigden en tragischen toestand be
vonden als in dezen, die ontstaan is
tengevolge van de kortzichtigheid en
dwalingen van onze tegenwoordige re
geerders."
Dat zijn inderdaad moedige woorden,
waarom Anatole France in zijn land
uitgefloten en als een vriend der Bo
dies gehoond zal worden. Het zijn te
vens ware woorden: de edelmoedige
overwinnaar dient den vrede beter dan
de wraakgierige en hardvochtige. En
de overwinnaar heeft den vrede niet
minder noodig dan de verslagene.
DE DROOGLEGGING DER
ZUIDERZES.
In het wetsontwerp ter uitvoering
van art. 2 der wet van 14 Juni J 918 be-j
treffende de drooglegging der Zuiderzee!
is o.a. bepaald, dat voorzieningen moe-j
ten worden getroffen ton einde het voor!
bestaande duurzame verdedigingsstel-
lingen benoodigde inundatiewater te
kunnen betrekken uit de Noordzee bij
IJmuiden.
Deze voorzienigen zullen moeten be
staan in:
le. het maken van ruime doorstroo-
mingsopeningen in do bestaande en
nog të bouwen schutsluizen te IJmui
den, tot inlating van zeewater.
2. het verruimen van het Noordzee
kanaal en van het IJ ter verkrijging
van een doorstroomingsprofiel.
3e. het vervangen der afsluiting
van het IJ bij Schellingwoude door
een nieuwe alsluitmg beoosten het
fort Pampus en bewesten het ontwor
pen fort „Coehoorn" bij Muiderberg,
met daarin gelegen schut- en uitwa
teringssluizen ter verbinding van het
te vormen IJ-meor niet het overige,
deel der af te sluiten Zuiderzee.
4e. hal brengen van verbetering
in den aanvoer van inundatiewater
naar het noordfront der Stelling van
Amsterdam.
Volgens art. 5 van het wetsontwerp
zullen bovengenoemde voorzieningen
voltooid moeten zijn vóórdat de afslui
ting der Zuiderzee geheel gereed zal zijn
In verband met genoemd wetsontwerp
heeft een staatscommissie onder voor
zitterschap van dr. Lely een rapport
uitgebracht over de door haar voorge
stelde werken, aan welk rapport we het
volgende ontleenen:
Om, bij inlating te IJmuiden voldoen
de inundatie water te verkrijgen voor de
Nieuwe Hollandsehe Waterlinie en voor
de Stelling van Amsterdam, is het noo
dig, dat de boezem van liet Noordzee
kanaal vergroot wordt door verlegging
in Oostelijk richting van den afsluitdijk
bij Schellingwoude, welke verlegging in
verband met de latere indijking der
Zuidwestelijke en Zuidoostelijke Zuider
zeepolders het best kan geschieden door
het maken van een afsluitdijk met de
noodige sluizen, van Muiderberg naar
den Nespolder benoorden Uitdam en
door het vereenigen van het daarbij af
te sluiten deel der Zuiderzee met d-m
boezem van het Noordzeekanaal tot een
IJ-hoezem tot een gezamenlijke opper
vlakte van ongeveer 8000 Tl. A. met op
ruiming van de bestaande afsluiting hij
Schellingwoude met de daarin gelegen
Oranjesluizen.
De nieuwe afsluitdijk zal 12.500 M.
lang zijn, waarvan 650 M. op den buiten
kant van den Nespolder kan worden
aangelegd.
De kruinshoogte zal 3.50 M. -f- N.A.P.
moeten bedragen, omdat de dijk, als hij
voltooid wordt vóór de afsluiting der
Zuiderzee, bij eventueele stormvloeden
als waterkeering dienst moet doen.
Ter beveiliging tegen den golfslag moet
de dijk, met een beloop van 3 a 4 ojj 1,
aan beide zijden van een steenglooiïng
worden voorzien. De kruinsbreedte is
ontworpen op 8 M., in verband met den
WITTE KRUIS.
Stel niet uit lid te worden van het
Witte Kruis tot dit noodig is. Ziekt 5
komt onverwachts, het noodlidmaat-
schap kost u dan f 4.
Voor f 1.50 Contributie per jaar dus
3 cent per week is men lid en heeft dai i
recht op kostelooze hulp van een de/
wijkzusters en tevens gebruik van vei -
pleegmateriaal.
Opgave van lidmaatschap gelieve
men te richten aan den Administrateu
den heer J. F. de Liefde, Lagerstraat Li
te Velseroord.
aanleg van een verkeersweg naar de
achterliggende polders.
In de afsluiting zijn drie schutsluizen
en 4 uitwateringssluizen ontworpen.
Een der schutsluizen verkrijgt een
doorvaart wij dte van 18 M. eii een lengte
van 135 M.; de beide andere een door-
vaartwijdte van 9 M. en een schutkolk-
lengte van 70 M. De uitwateringsslui
zen verkrijgen elk een breedte van 12 M.
terwijl-de drempels van alle sluizen zijn
ontworpen op een diepte van 4.50 M.
N. A. P.
De schutsluizen zullen de verbinding
vormen tusschen het JJ-meer en het ka
naal dat zich tusschen de nieuwe Zui
derzeepolders zal uitstrekken tot liet
IJselmeer. De breedte van dat kanaal, is
voorloopig bepaald op '500 M.
De verkeersweg over den afsluitdijk,
waarop ook een tramweg zal kunnen
worden toegelaten, zal de schutsluizen
overgaan met beweegbare bruggen,
waarvan de onderkant is ontworpen ter
hoogte van 4.50 M. -f-N. A. P. zoodat het
meerendeel der schepen, die de sluizen
moéten passeeren, met gestreken mast
of schoorsteen daaronder door kunnen
varen.
Over de uitwateringssluizen zullen
vaste bruggen komen.
Het door den nieuwen dijk af te slui
ten deel der Zuiderzee verkrijgt buiten
den hestaanden afsluitdijk hij Schel
lingwoude een oppervlakte van 6800
I-I.A. Met inbegrip van de bij de ontwor
pen verruiming van het Noordzeeka
naal op 1260 H A. te brengen oppervlak
te van den hestaanden boezem van dit
kanaal zal dus de oppervlakte van d«jn
door opruiming der Oranjesluizen te
vormen IJ-boozem ongeveer 8000 H.A.
worden.
Voor dezen boezem is aangenomen het
bestaande peil van het Noordzeekanaal.
Daarop zal worden geloosd het overtol
lige water van Rijnland, Amstelland,
Waterland, Schermerboczem, Amster
dam, de IJpolde.rs en van de Vecht hij
Mui den.
De boezem zal loozen door de sluizen
te IJmuiden en door de te bouwen uit
wateringssluizen in den nieuwen dijk.
Bemaling van den nieuwen boezem
wordt niet noodig geacht, en de be
staande stoombemaling bij Schelling
woude zal bij den nieuwen toestand
kunnen vervallen.
De bestaande afwateringen op het
Noordzeekan. en op T betrokken gedeel
te der Zuiderzee zullen bij der. nieuwen
toestand in 't algemeen in betere condi
tie komen. Dit laatste zal in 't bijzonder
het geval zijn met de loozing van den
Vechtboezem op de Zuiderzee, die thans
vaak door hoogen zeestand geruimen
tijd gestremd is.
1 Als men overgaat tot de indijking en
droogmaking van den Zuidoostelijken
Zuiderzeepolder, zal door middel van de
daarbij te maken ringvaart het water
van de. Eem, en daarmede dat van de
Geldersche Vallei, op den nieuwen IJ-
boezem worden geloosd.
In gewone omstandigheden zal dit
zonder bezwaar kunnen geschieden; bij
groot en afvoer van de Eem, gepaard
met gestremde loozing te I Jmuiden, zal
dit niet mogeijk zijn, tenzij aan don
nieuwen IJ-boezem een oppervlakte
wordt gegeven van 12000 H. A.
Dit zal mogelijk zijn door aan het te
vormen LTmeer nog toe te voegen een
„Eeiraneer" langs de Goosche kust,
groot 1200 Iï.A., benevens een „Gouw-
meer", groot ongeveer 1900 II.A. groo-
tendeels bestaande uit de Gouwzee,
waaraan dan de havens van Monniken
dam, Volendam en Marken verbonden
konden blijven.
In het belang van de inundatie zal 't
Eemmeer kunnen worden gescheiden
van 't IJ-meer door een keer- en schut
sluis te Muiderberg, welke sluis echter