1 deze gelijken en met ze mee gaan wer- ken, tenminste als het werkmieren zijn; zijn het mannetjes of koniginnen die uit de poppen komen, dan dragen ze elk vier vleugeltjes. De koninginnen blij- ven in het nest of stichten een nieuwe kolonie op een andere plaats. Voor dit laatste hebben ze de vleugels noodig, waarvan ze zich evenwel spoedig, öf al- teen, öf met behulp van de werkmieren i ontdoen, zoodat ze als echte mieren- moeders het nest niet weer kunnen ver- laten. De bloedroode roofdieren gaan er op uit, om cocons van een andere, een grauwzwarte miersoort te rooven. Deze 1 brengen ze in haar eigen nest. De uit de geroofde cocons voortgekomen mieren, worden nu ook leden van het groote rooversgezin. Ze gedragen zich in alles als haar „meesters". Ze verzorgen haar kroost, ze houden het nest in orde, ze nemen zelfs haar karaktereigenschap- pen over. Treft men buiten een nest van deze grauwzwarte mieren, dan zal men merken, dat ze niet bijzonder bijt- en strijdlustig zijn. Maar de zwarte mieren, die in dienst zijn van de bloedroode roofmieren, wor- i den even woest als deze. Zij vallen on- stuimig op alles aan, wat het nest komt storen. Werving bij de zeemacht. De aanneming van stokers der 2e klasse i bij de zeemacht is vanaf 1 September j.l. weder geopend, terwijl de aanneming van i leerling-torpedomakers van 1 October 1923 i tot 1 April 1924 wordt gesloten. j Actie van de R.K. Vakbeweging. Onder leiding van het R.K. Vakbureau hebben te Utrecht besprekingen plaats gehad tusschen het bestuur van het Vakbureau en de besturen van den R. K. bond van spoor- en tramwegpersoneel „St. Raphaël" en den R. K. bond van overheidspersoneel I „St. Paulus" over de thans voor het spoor weg- en rijkspersoneel dreigende inkom stenvermindering. Nader zullen de maatregelen besproken worden, welke ter verdediging van de be langen van het spoorweg- en rijkspersoneel genomen dienen te worden. Wijziging van de Aardappelwet» Ingediend is een wetsontwerp tot wijzi ging van de Aardappelwet. De uitbreiding, welke thans wordt voor- gesteld, is in hoofdzaak tweeledigin de eerste plaats omvat zij een algemeen ver- voerverbod van wratzieke-aardappelen, in de tweede plaats de mogelijkheid tot het uitvaardigen van een verbod om op per- ceelen, welke een gevaar voor besmetting kunnen opleveren, voor de aardappelwrat ziekte vatbare aardappelsoorten te ver bouwen. Autobus-ongelukken. Voor het kantongerecht te Leiden moest een tweetal chauffeurs van den auto busdienst Katwijk-Leiden terecht staan, ter zake van roekeloos rijden, waardoor meer oï minder ernstige ongelukken ontstonden en enkele passagiers werden verwond. Een dezer, A. van Duin, zou toen hij een por- tier dicht deed, het stuur hebben losge- laten, waardoor de auto kantelde. De ambt. van liet O. M. eischte f 25 boete, subs. 25 dagen hechtenis. De ander, M. Kloos, van wien de auto bus brak en omviel, waarbij enkele passa giers ernstig werden verwond, achtte de ambt. niet schuldig. Een fietsrijdster was in zijn weg gekomen. Daarom vroeg de ambt. voor dezen vrijspraak. De Ambtenaarssalarissen. Naar „Het Volk" mededeelt, is bij de Centrale Commissie van Overleg thans een schrijven van de regeering ingekomen, waaruit blijkt, dat behalve de intrekking van art. 40 van het bezoldigingsbesluit en invoering van 20 pCi. salarisverlaging, de regeering ook voornemens is, alle periodieke verhoogingen stop te zetten. De spoor- en Postcommissie Het Tweede Kamerlid H. J. van Braam beek heeft tot den minister van Waterstaat de volgende schriftelijke vragen gesteld Zou de minister willen, mededeelen of de gemengde Spoor- en Postcommissie, die heeft na te gaan, in hoeverre door samenwerking van de beide bedrijven be sparing zou kunnen worden verkregen, reeds met haar arbeid gereed is? Zoo ja, is de minister dan bereid het resultaat daarvan ter kennis van de Kamer te brengen? Faillissementen in Nederland. Volgens mededeeling van het handels informatiebureau van VAN DER GRAAF Co's Bureaux voor den Handel zijn over de afgeloopen week, eindigende 31 Aug. in Nederland uitgesproken 87 faillissemen ten tegen 33 faillissementen in dezelfde week van het vorige jaar. Van 1 Januari tot en met 31 Aug. 1923 2690 faillissementen tegenover 1933 over hetzelfde tijdperk van hel vorige jaar; NATUURWANDELINGEN. 2e Serie. XVI. St. Aegidius. Den eersten September (St. Aegidius volgens den Duitschen Roomsch-Katho- lieken Kalender) opent de jacht in Duitschland op hazen en patrijzen, ook is dat het geval in Frankrijk. Bij ons varieert het dikwijls een paar dagen, doch wordt ook ongeveer in het begin der maand aan de jagers toegestaan met hun bedrijf een begin te maken en een opruiming onder het wild te gaan houden. Vroeger mocht men in September ook reeds hazen schieten doch later is die termijn wijselijk verzet geworden, en opent de jacht op hazen en fazanten eerst le. October. In de laatste jaren bespeurt men langs de openbare wegen weinig meer van uittrekkende jagers en hun gevolg van polsdragers en hon den. 'Is de afstand naar het jachtveld ver, dan wordt alles bijeen in een auto gepakt en gaat het er van door. Ook de terugkomst is even geheimzinnig als de heenreis, de menschen zien niets van d e resultaten der jacht, of die naar wensch waren, en de jagers met goeden buit beladen huiswaarts gaan, of wel zoogenaamd „platzak" terugkeeren. Vroeger was dat anders en heersehte er op den dag dat de jacht zou openen, een geweldige drukte vooral aan de spoor en ook langs den weg, van jagers en hun gevolg, die te voet of per rijtuig zich naar het jachtveld spoedden. De vorige maand Augustus, was in die streken waar waterwild gevonden werd, reeds een kleine of ook wel een groote voorbereiding tot de groote jacht. De jonge eenden waren volwassen, en huisden in de slooten, vaarten en kree- ken, liefst tusschen het nog ongemaaide hooi of koren. In het koren richtten ze door het plattrappen reeds heel wat schade aan, en wanneer ze er den val op kregen, vooral op de rogge, waren ze er niet af te houden. De jager ver school zich dan in de buurt van die zoogenaamde aasplekken tegen dat de schemering intrad, en kon er vele machtig worden. De jacht in een bootje langs de met riet begroeide oevers van de verschil lende wateren, was ook niet onaardig en kon behalve wilde eenden ook wa tersnippen opleveren. Het warme weer en het daardoor spoedige bederven van het geschoten wild, waren echter voor dit vóór jacht bedrijf minder aanlokkelijk. De maand September met frisscher weer, dat is de tijd waarnaar verlangd wordt. Wat een voorbereiding eti druk te! Inkomende berichten over geziene koppels patrijzen van zooveel en zoo veel stuks, over hazen die hier en daar, op zeker stuk land den geKeelen zomer reeds gehuisd hebben en 's avonds gra zende gezien zijn op dien of dier. akker. Patronen maken, geweren in orde brengen, tassciien bepakken op veld- flesschen vullen. Teleurstelling met het weer, stortregens of buiïg op den ope ningsdag, zoodat de patrijzen ril zijn en men er niet bij kan komen. Schuilen op een boerderij, of ook wel drijfnat van de zweet, want September kan ook nog warme dagen geven! en zoowel in het duin met klimmen evenals met het gestadige springen over slooten op het vlakke veld, kan men een warmen rug halen. Dat er in vroegere jaren in de omstre ken van Alkmaar veel wild moet ge weest zijn en dat er veel gejaagd werd, ook door kleine broodjagers is een feit. Dat de zonen van Nimrod ook gaarne na de vermoeienis van den jachtdag- van gezellig uitrusten hielden in deze of geene bepaalde herberg, daarvan ge tuige nog heden ten dage de vele na men: „de Rustende Jager" die de loge menten dragen, zooals te Heiloo, te Cas- tricum en de „Weiman" te Santpoort enz. Menschen van dezen tijd, beschuldigt niet altijd den jager van wreedheid, hoewel gij zelf er niet afkeerig van zijt om u aan de heerlijk gebraden boutjes van de gevallen slachtoffers te vergas ten. De jager is in de eerste plaats 'be wonderaar der natuur, sportman en gymnast en daarna dooder en opruimer van het zich anders te veel vermeerde rend schadelijk wild. Het jagen uit broodwinning kan ons echter het meest aantrekkelijk voorko men. Onze Nicolaas Beets heeft het bedrijf van den broodjager op meesterlijke wij ze geschilderd in zijn „Teun de Jager". Ieder oud jager wiens voetsporen een maal de geliefde duinen van Kenne- merland hebben betreden om daar te loeren op patrijzen en langooren en zij die verder met het jachtbedrijf bekend zijn, zullen getuigen zooals Beets het daar neerschreef in zijn „Camera Obs- cura", „zoo is het inderdaad." Werkelijkheid is zijne natuurschilde ring dat ons naar het jachtveld in de Schoorler en Berger duinen voert. De nevelachtige herfstmorgen, de braamranken, helm en doorns, nat van de dauw, het trekkend wild, hazen die den nacht grazend op de geest door brachten en nu vóór het ochtendkrie ken naar het hooge duin terugkeeren, waarvan hij zoo gelukkig was er één te bemachtigen. Het sarrend gekraai van den patrijs haan, die den koppel bijeenhoudt, doch liem telkens ontglipt en eindelijk over is vlogen op voor Teun verboden ter rein. Hij ziet de jachtpaal van den heer van Bergen en durft zijn vervolging niet verder voort te zetten, hij draait om en slaagt er plotseling in, om uit een ande ren koppel die voor hem oprijst een doublet te schieten, (dat is met iederen loop één patrijs). Dit alles om aan zijn weddenschap met zijn verloofde, de schoone Zijtjen te kunnen voldoen. Over den tragischen afloop spreken wij niet. Doch ieder jaar zal in hetgeen Beets ons voorschildert, het juiste n span nende van een jacht op patrijzen her kennen en vooral de moeilijkheid voor den broodjager om van een beperkt ter rein, niet platzak 't huis te komen. Inderdaad is een patrijzenjacht spannend en interessant, vooral omdat het instinct van den jachthond en diens fijnen reuk hier op den voorgrond tre den en den jager tot richtsnoer dienen. Als wij het jachtveld betreden en het rik-tik van het overhalen der geweerha nen weerklinkt, dan spitst de edele jachthond, pointer of zetter reeds de ooren en begint met den neus langs den grond te snuffelen, de staart steeds op geheven en in beweging. Zoodra er ge wei- of roestplekken in het gras of in de ruigte te zien zijn (de plaatsen waar ile hoenders gerust hebben) kan men dit reeds aan den hond bemerken, hij legt zich bijna plat op den grond en gaat in bukkende houding met gehe ven staart steeds voet voor voet voor waarts. De jager houdt zich klaar, de vinger aan den trekker en nadert langzaam achter zijn hond, wiens bewegingen hij volgt. Opeens staat deze stil, en staat voor een koppel hoenders die meestal voor den jager onzichtbaar, daar in het mollige ruig liggen weggedoken. Nu springt de hond toe en met vluggen vleugelslag en onder veel rumoer en gekraai vliegen de patrijzen op. Dan is het zaak voor den jager zijn volle be daardheid te behouden en één zoo mo gelijk twee vogels tot doelwit te kiezen want schieten a bout portant werkt meestal niets uit.. De schoten knallen, er valt wat uit de lucht of niet, want de vogels zijn snel als de wind en zijn eerst laag bij den grond vliegende, dan hooger, spoedig uit het gezicht en moe ien zoo mogelijk nageoogd worden, waar ze strijken. In de duinen gaat dit niet, en moet men zich geheel aan den hond toevertrouwen. Is het tevens een apporteur, dan zoekt hij het geschoten wild op, en brengt het zegevierend bij zijn baas. Op groote patrijzen-jachten gebruikt men pointers (gladharige, wit met bruingevlekte honden) voor het opspo ren der hoenders en heeft voor het ha len een afzonderlijken apporteur, meestal een langharigen zwarten hond] die niet drijft doch aan den riem wordt gehouden tot er iets geschoten is. Zoo was de jacht dn vroegere dagen ook hier in Holland's duinen. Nu is het voorbij, er zijn bijna geen hoenders en ook geen hazen meer. Zijn zij wegge trokken, hetzij naar vruchtbaarder of naar rustiger streken? Wat wij over hielden dat zijn een massa konijnen en de geplante en aangekweekte fazanten, om van snippen niet te spreken. Do jacht is tevens in handen van enkelen, die ze als sport uitoefenen en er zeer veel geld voor over hebben. Het type zooals Ilildebrand het be schrijft, de broodjager is in de voor heen zoo wildrijke duinstreek bijna ge heel verdwenen. SCHEEPVAART. Waterstand IJinuiden. September 1923 H. w liter L. water Dagen v.m. n.m. v.m. n.m. 9 1.42 2.08 9.46 11.18 10.05 10 N.M. 2.24 2.49 10.30 0.09 10.48 11 3.04 3.29 11.12 1.00 11.36 12 3.45 4.11 11.34 1.51 13 4.26 4.50 0.19 0.34 2.35 14 5.09 5.31 1.02 1 15 3.14 15 5.52 6.16 1.43 1 55 Geen Zomertijd. BUITENLAND. Het dure sportleven iri Duitschland. Hei Duitsche sportblad „Der Kicker" schrijft het volgende: Tegenwoordig is alles in Duitschland een kwestie van millioenen. Iedere leverancier of reclame-agent verlangt onmiddellijk betaling. Eti dan vragen wij hoe het mogelijk is voor een voetbalwedstrijd als Praag-Berlijn in eenige dagen tijd aan. een half milliard voor voorbereidingskosten te komen En wanneer het nu eens op den wedstrijddag regent. Daar moet men ook rekening mee houden, want anders is een financieel debacle niet le vermijden. Maar dat is niet alles. Welke vader stuurt nu zijn zoontje Zondag op Zondag naar het voetbalveld, wanneer een tramritje naar het terrein een ton Marken kost? Wie geeft de vereeniging nog geld om een bal van 12 millioen of een Yersey van Vj2 millioen marken te koopen Welke vereeniging kan nu nog een club uitnoo- digen, die buiten de stad woont, wanneer een reis van Berlijn naar Dresden voor een elftal in September eeri milliard marken kost? Kan men nog hotel- en pensionkosten betalen, wanneer een eenvoudig diner 3 millioen kost. De D. F. B. heeft Berlijn voor de „Pokalrunde" op 14 October a.s. in Koningsbergen uitgenoodigd. De reis voor het elftal heen en terug kost heden 600 millioen marken. En hoe zal de toestand in October zijn? Zulke omstandigheden schaden natuurlijk de sport. En wanneer de openbare krachten niet helpen, dan zal de sportbeweging in Duitschland een geduchte» knauw krijgen. DIHE ZUSTERS Roman van KARL ROSNER. Geautoriseerde vertaling van Mevr. NUIJS-POSTHUMUS. 26 Sibylle's vingers omklemden een zij den kussentje, dat op de kanapee lag. Slechts één woord van al wat hij gezegd had, was in haar moede hoofd blijven hangen: Hartstocht-. Neen zulk 'n hartstocht had zij niet ondervonden voor d. man, met wien zij verloofd was geweest Met geheel haar hart had zij hem liefgehad zij had zich één met hem gevoeld; en al was hij dood arm en ongelukkig tot haar gekomen, haar liefde had hij behouden. Ver trouwd had zij hem, meer dan iemand anders. Blindelings zou zij hem ge- k volgd zijn en van hem alleen had zij het hoogste moedergeluk der vrouw willen ontvangen Haar stilzwijgen werd hem pijnlijk. Het ergste wat zij tegen hem had kun nen zeggen, had hij beter kunnen dra gen dan deze stilte. Hij voelde, dat bij zich moest verdedigen tegen die uitge sproken verwijten. Vreemd klonk hem zijn eigen stem, toen hij zeide: „Sibylle, ik wil niets, niets verklei nen, wat vroeger bestaan heeft. Ik heb je immers zooveel te danken en k dat zal nooit anders worden, als ik er aan denk. Maar in den tijd van onze verloving was alles'ons immers helder. Toen wist ik het nog niet, maar de laat ste twee weken weet ik het: Het laatste 1dat is als een vlam dat heeft ons ontbroken, Sibylle!" „Och ging hij na eenige oogen- blikken voort, „ik kan je alles zoo niet vertellen!Maar stel je eens voor: Jarenlang moesten wij op elkander wachten goed, wij schikten ons erin, alsof het vanzelf sprak, en wij wachten die jaren. Ik ben in Stuttgart en in Lud- wigsburg jij bent hier in Berlijn en dat verdragen wij, dat verdragen wij beiden Wij stellen ons tevreden met brieven. Ik schrijf je over mijn kleine genoegens en verdrietelijkheden, eti j weet: In het laatst van de week komt je antwoord. Ik wacht niet sidderend op den brievenbesteller wij begrijpen elkander zoo goed in elk opzicht En .dan verheugt het mij, in je brief te zien, dat je aan mij denkt, dat je veel werkt, dat tante Fransje zoo grappig was Zij hief even de hand op van het kus sen. Doch toen zij niets zeide, smeekte hij: „Sibylle, spreek toch een woord zeg mij toch, dat je het begrijpt dat je veel van hetgeen ik zeg, zelf ook voelt Zij hief het hoofd op. Haar oogen had den een vreemde,n, harden glans, en haar gelaat bleef onbewegelijk. Met een stem, die zonder klank of kleur over de woorden heengleed, zeide zij „Ja wij hebben ons vergist Weer zweeg zij en sloeg de oogen neder. Hij knikte haastig en hield die woor den vast, al wist hij, dat een andere zin daaruit tot hem sprak. Daarbij voelde hij een wilden drang om met haar over die vrouw te spreken. En opeens schoot hem door het hoofd, dat hij haar altijd alles had geschreven doch nooit over die vrouw van den eersten dag af niet En nu zag hij in, dat dit de eer ste verwijdering tusschen Sibylle en hem geweest was, en tegelijk het begin van een heimelijken band tusschen hem en die andere. Een onuitsprekelijke treurigheid maak te zich van hem meester. Veiwoest heb ik, moest bij bekennen, anders heb ik niet gedaan. Zal ik dit hier ooit verge ten? Zal ik ooit deze herinnering van mij kunnen werpen? „Sibylle," zeide hij „geloof mij het was nooit zoover gekomen, dat ik zóó voor je. moest staan, als dat andere gevoel niet sterker was geweest, dan al wat ik er tegen in kon brengen. Ik heb gestreden, en je niet losgelaten, Sibyl le Wat ik beleefd heb, is mijn nood lot waaraan ik niet kon ontkomen. Ik weet dat het tot mijn geluk moet leiden maar al wist ik, dat het met eeri kogel moest eindigen ik zou mij er niet aan kunnen onttrekken Niet jou alleen verlaat ik ik zal ook de uniform laten varen ik Even trilden haar handen toen la gen zij weer stil. Het was als de laatste kramptrekking van een dood hart dat hem wil helpen, voor wien het ge leefd heeft, alsof haar vernietigde lief de hem ondanks alles nog wilde waar schuwen en beschermen. Die beweging deed hem opstuiven. „Neen neen je kent haar niet je kunt er niet over oordeelen Jk zelf had het nooit mogelijk geacht Toen werd de wensch om zich te ver dedigen hem te machtig. Het was alsof hij voor haar op de knieën moest vallen haar handen grijpen haar om ver giffenis smeken. Doch hij bleef staan. Hij waagde niet baar te naderen hij wist, dat zij zou opstaan en hem voor- bijloopen. En stii bleef het-tusschen hen. Het liefst was hij weggegaan, doch schaamte weerhield hem. Neen, dacht hij ik moet het haar zeggen zij zal zien, dat ik vertrou wen in haar stel zij moet weten hoe het gegaan is „Sibylle," vroeg hij, „mag ik nog iets zeggen?" Zij gaf geen antwoord liet niet blij ken, of zij de woorden vernomen had. Sibylle, pas voor drie weken heb ik haar voor het eerst gezien. Ook dat was al zoo merkwaardig Ik was dien avond naar den schouwburg geweest „Tristan" werd gegeven ik had het je immers nog geschreven dat ik zou gaan. En toen ik later over den Schloss- platz liep, zie ik een dame met een slui er over het hoofd, die schijnbaar haast heeft, en naast haar een heer in burger- kleeding, die voortdurend naast haar blijft loopen, en haar den weg verspert. En toen ik bij het gedenkteeken van Keizer Wilhelm hem voorbij wil loop'.n, komt de dame opeens angstig naar mij toe, grijpt mij bij den arm, en smeekt mij, haar toch van dien man te bevrij den, dien zij niet kent, en die haar deri geheelen weg vervolgt. Ik was na tuurlijk dadelijk bereid, en vroeg aan de dame, waarheen ik haar zou bren gen, en toen noemde zij een pension op. Die heer maakte een paar aanmerkin gen achter ons toen ben ik even naar hem toegegaan, en heb hem zijn kaart je gevraagd." Als iets levensloos gingen zijn woor den Sibylle voorbij. Zij dacht alleen, zonder dat het haar dieper trof: Dus voor die vrouw heeft hij ook al gevoch ten Hij scheen haar gedachten te raden, want haastig zeide hij: „Er is niets van gekomen den volgenden dag, toen ik Hellinghaus naar hem toe stuurde, was hij bereid tot alle verontschuldigingen tegenover haar en mij Hellinghaus heeft een verklaring opgemaakt en die heeft hij onderteekend Maar dat doet er niets toe ik wil je alleen maar zeg gen: zóó is het gegaan zóó heb ik kennis met haar gemaakt. Ik heb haar naar haar pension gebracht, en van boosheid over de onhebbelijkheid van den heer, die haar had lastig gevallen, heeft zij geschreid en dan deed zij zichzelf weer de heftigste, onzinnigste verwijten: dat zij misschien iets op zichtigs had, wat hem 't recht gaf, haar beleedigende woorden toe te voegen. En alles is juist zoo natuurlijk bij haar ik bedoel, het eigenaardige, het onbe teugelde, ongewone! Dat alles be hoort geheel bij haar persoonlijkheid, maar zij is over het geheel zoo ander3 dan de anderen Jaen zij bedankte mjj zij heeft niemand, die voor haar zorgt: zij is een gescheiden vrouw haar man moet een zeer ruw mensch geweest zijn, die haar zelfs wel gesla gen heeft Hij zag, dat Sibylle hem niet volgde hem misschien zelfs niet verstond. En in zijn verlangen, om haar alles mee te deelen en weer met haar in ge meenschap te komen, ging hij snel voort:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1923 | | pagina 3