ORGAAN VOOR DE 6
LSEN
No. 92
Woensdag 19 September 192S
8e Jaargang
IJMUIDER COURANT
OFFICIEEL.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Velsen, brengen ter openbare kennis dat
ter Gemeentesecretarie ter inzage ligt een
verzoek met bijlagen van
de .Maatschappij tot Detailverkoop van
Petroleum „De Automaat", te Rotterdam,
om vergunning tot het oprichten van eene
ondergrondsche ^benzine-bewaarplaats met
aftapinrichting, op het perceel kadastraal
bekend Oemeente Velsen, afd. IJmuiden,
Sectie L, No. 574, plaatselijk bekend Traw
lerkade, Wijk C, no. 36.
Op Zaterdag, den 29 September 1923, des
voormiddags te elf uren, zal ten Gemeente-
huize gelegenheid bestaan om bezwaren
tegen dit verzoek in te brengen en deze
mondeling en schriftelijk toe te lichten.
Zoowel de verzoeker als zij, die bezwaren
hebben, kunnen gedurende drie dagen voor
het bovenvermelde tijdstip op de Secretarie
der Gemeente kennis nemen van de ter
zake ingekomen schrifturen.
Voorts wordt er aan herinnerd, dat vol
gens de bestaande jurisprudentie niet tot
beroep gerechtigd zijn zij, die niet overeen
komstig artikel 7 der Hinderwet voor het
Gemeentebestuur of een of meer zijner leden
zijn verschenen, teneinde hunne bezwaren
mondeling toe te lichten.
Velsen, den 15 September 1923.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
de secretaris, de burgemeester,
J. Kostelijk. Rijkens.
Waterstand IJmuiden.
September 1923 H. water
Dagen
20
21
22
23
24
v.m. n.m.
11.38
0.11 0.45
1.12 1.40
1.58 2.22
2.38 2.58
L. water
v.m. n.m.
25 V.M. '3.13 3.33
26
3.48 4.06
6.41
8.06
9.11
10.28
10.01
11.22
10.42
0.12
11.19
0.56
11.32
1.35
7.16
8.31
9.31
10.17
10.58
11.35
Geen Zomertijd.
VAN DEN WACHTTOREN.
Ford als candidaat voor het
presidentschap.
Toen Ford in '16, naar we ons mee-
nen te herinneren, met zijn vredesschip
naar Europa voer, hield de halve we
reld hem voor een dwaas. Hij meende
met een staf van journalisten Europa
wel te kunnen bewerken en van mee
ning te doen veranderen, zoodat ze de
wapens zou neerleggen op zijn: God wil
het! Hij zou de regeerders opzoeken en
hun oogen openen voor de misdadige
dwaasheid van den oorlog. Dezen wei
gerden hem te ontvangen en het Euro-
peesche publiek lachte hem uit.
Toen zal wel niemand gedacht heb
ben, dat Ford nog ooit in ernst candi
daat zou worden voor het hoogste ambt
van de Ver. Staten. Thans heeft hij in
derdaad een goede kans, om de onge
kroonde koning van de nieuwe wereld
te worden. De Amerikaansche staats
president heeft toch meer macht dan de
meeste Europeesche koningen.
Dat Ford een buitengewoon bekwaam
zakenman, industrieel en financier is,
staat wel vast. Hij is president, zelfs al-
leenheerscher over een der grootste za
ken der wereld. De kunst van regeeren
verstaat hij ongetwijfeld. In zijn fa
briek geeft hij zich niet aan wilde en
onpraktische plannen over. Misschien
valt hij dus als presdent der V. St. wel
mee.
Als allen, die een Ford bezitten en
gebruiken hem stemmen, komt hij er
vrij zeker. Als men er nog aan toevoegt
de velen, die hopen eens een Ford te
kunnen koopen, kan men dat „vrij" wel
weglaten.
Een groep der bevolking heeft hij te
gen zich, de Joden. Ford heeft in een
aantal krantenartikels antisemitische
denkbeelden verkondigd. Hij beweert
daarin, dat de Joden over de geheele
wereld samenzweren, om de Christelij
ke beschaving te vernietigen: een dwaze
beschuldiging, immers de Christenen
zijn zelf met dat werk bezig. De Joden
zouden verder de Christenen door mid
del van de industrie uitbuiten en ben in
den oorlog jagen, om hen klein te krij
gen. Dat zijn beweringen, die men niet
bewijzen en ook niet weerleggen kan.
Een antisemiet gelooft ze; wij zeggen,
dat zulke vermoedens toch al te gek
zijn.
De Joden zijn over het algemeen niets
oorlogszuchtig, alleen al om deze reden,
■dat zij nooit zoo vurig vaderlandslie
vend zijn als de Christenen. Immers een
van historie en traditie gebonden aan
het land, waar hij woont dan de andere
burgers. En tusschen een Joodschen en
een Christelijken industrieel is geen
verschil; beiden.trachten winst te ma
ken.
Ford is geen geleerde, van geschiede
nis en van de regeerkunst heeft hij wei
nig verstand, maar hij is een knappe
industrieel en financier en deze eigen
schappen zijn voor een president ook
van groote waarde.
Eens heeft Ford als fel tegenstander
van den oorlog verklaard, dat hij ver
weer zelfs tegen een inval in Amerika
afkeurde. Thans meent hij, dat de sterk
ste vloot ter wereld voor de Ver. Staten
de beste waarborg voor den vrede is.
Makkelijk zal Ford het als president
niet krijgen; de meeste presidenten wer
ken boven hun kracht. Roosevelt heeft
zich kapot gewerkt, Wilson is onder
zijn ambt bezweken en van Harding-
kan men hetzelfde zeggen. Het presi
dentschap is een hondenbaantje. Maar
nog in een ander opzicht zal Ford het
moeilijk krijgen. Als hoofd van een
reusachtige zaak voelt hij zich „de
baas". Een president heeft te maken
met ministers en het Congres, die zich
tegen alleenheerschappij verzetten. Dat
heeft Wilson ondervonden, die zeer ge
leden heeft onder de tegenwerking van
het Congres. Wellicht zal de vrees voor
alleenheerschersmanieren menigeen
doen aarzelen zijn stem op Ford. uit te
brengen en blijft hij de machtige auto
mobielenfabrikant.
PLAATSELIJK NIEUWS.
IJMUIDEN.
Zaterdagmorgen werd aan het politie
bureau alhier gebracht zekere H. M. uit
Beverwijk, wegens misdragingen tegen een
minderjarig meisje. Na verhoor werd hij
op vrije voeten gesteld.
Voorts werd aangehouden zekere A. V.
alhier, wegens zedenmisdrijf, gepleegd tegen
drie jeugdige meisjes. Deze is ter beschik
king van de justitie te Haarlem gesteld.
VELSEROORD.
Zedenmisdrijf.
Onze plaats is in opschudding wegens
een ernstig zedenmisdrijf, dat gepleegd zou
zijn door twee politie-agenten. Wij wilden
het bericht Zaterdag nog niei publiceeren,
omdat wij geloofden, dat dit ontijdig zou
zijn.
De zaak is dan dat aangehouden zijn
de agenten S. en N., die Vrijdag naar
Haarlem zijn overgebracht en ter beschik
king van de justitie zijn gesteld. Het misdrijf
moet gepleegd zijn met het 13-jarig doch
tertje van den agent B., postcommandant
en wonende bij het politiebureau alhier.
Men kan begrijpen, welk een opschudding
dit hier veroorzaakte. Beide agenten toch
zijn gehuwd en vaders van gezinnen. De
agent N. verrichtte onlangs nog zoo 'n
kranig stukje, door 's nachts in het gebouw
van de Rijks H B. S. alhier de voor
malige tuchtschool een Duitschen ge-
wapenden inbreker gevangen te nemen.
Allerlei geruchten doen de ronde, zoo
b.v. Maandag dat nog een derde agent aan
het misdrijf schuldig zou zijn. Gelukkig
zijn deze geruchten onjuist. Bedoelde agent
had vacantie en is dadelijk teruggekeerd.
Het geval is zoo al erg genoeg.
Tegen de Vlootwet.
Vanwege het Plaatselijk Arbeids-Secre-
tariaat en de afdeeling Velsen der Int.
Anti-Milit. Vereeniging was gisteravond in
de zaal „Flora" een openbare vergadering
belegd, waarin behandeld zou worden het
onderwerp: „De vlootwet en het huidige
Christendom".
Na een openingswoord van den voor
zitter, den heer Kelder alhier, verkreeg de
heer A. Rosebau van Amsterdam het woord.
Deze begon met te wijzen op de huidige
verwarring in de wereld, hoe de menschen
steeds meer tegen elkaar opstaan. Als we
de legende van de komst van Christus op
aarde mogen gelooven, zeide spr., dan
was deze gekomen om op aarde de broeder
schap te stichten. Heel het leven van
Christus was een getuigenis, den menschen
opwekkende tot goed doen, tot liefde. Deze
liefde vond bij vele volken weerklank en
wij zien er de uitingen van in grootsche
bouwwerken, De Gotische Kathedralen.
Deze liefde yinden wij thans niet meer,
omdat de menschen het Christendom thans
vermaterialiseeren. De kerk is dan ook dood,
zeide spr. Spr. zegt dat het Christendom
zijn glanstijdperk had in de eerste eeuwen
daarvan, toen de Christenen zich wisten
te offeren. Maar het mooie verdween al ras,
toen de Christenen grepen naar de macht.
De broederschap was weg, toen er mees
ters en knechten kwamen. Zelfs de pausen
werden met wereldlijke macht bekleed,
Spr. schetst de uitwassen van hei Chris
tendom in middeleeuwen, toen het met
wereldlijke macht werd bekleed, hoe er
gebrand en gemoord werd.
Deze fout nu van de Christenen, om
anderen de wet te stellen, vinden wij ook
thans bij de socialisten, die ook zeggen
dat zij het alleen weten en dat het zóó
moet.
Het Christendom heeft zich in 1914 ver
dronken in het bloed, zegt spr. Toen werd
in de landen van Europa den zegen afge
smeekt over de kanonnen en "oajonnetten.
Zeker, er zijn nog genoeg proselieten van
de kerk, maar de macht is niet aan de massa,
althans dit gelooven wij. Ook de gezag-
socialisten erkennen de souvereiniteit van
de massa niet. Spr. zegt elke dictatorial
macht te veroordeelen, of dit in Italië, dan
wel Spanje of andere landen het geval is.
Hij is tegen iedere geweldpleging, als hij
hier niet vechten wil, dan wil hij het ook
niet in andere landen.
In ons land nu hebben we een Christe
lijke regeering en deze wil ons den vrede
bewaren, door ons te bewapenen. Van
kapitalistisch standpunt bezien acht spr.
dit juist en hij meent dat Colijn dan geen
300 millioen moet hebben, maar een milliard.
Spr. schetst dan den zwaren strijd van
het socialisme, want dit eischt van iedereen,
dat hij is man van de daad. Groote woor
den mogen ons daarbij niet verblinden
Geschiedt hier veel i:i naam der koningin
of in naam van den «Iaat, in de republiek
Frankrijk worden de dienstweigeraars zwaar
der vervolgd dan hier en als men daar hel
syndicalisme propageert, gaat men ook de
gevangenis in. In ons koninkrijk worden
ze dus loyaler behandeld dan in de republiek
Frankrijk.
Het laatste half uur besteedde spr. aan
de kwestie van de Roerbezetting en de
domheid der Duiische en Fransche arbei
ders daarbij. Fokker levert vliegtuigen
aan Spanje en zelfs aan Rusland en daar
uit kunnen wij zien, dat het den kapitalisten
nergens anders om te doen is dan om goud.
De rede van den spreker werd met luid
applaus beloond. De tweede spreker, de
heer Wolf, was niet opgekomen.
Daar niemand zich opgaf voor debat,
v/erd de vergadering gesloten.
Bij den uitgang werd gecollecteerd voor
de syndicalistische pers in Duitschland.
SANTPOORT.
Zondagavond trad de tooneelver-
eeniging „Varia" voor het eerst in dit
seizoen voor het voetlicht. De concert
zaal „Zomerlust" was flink bezet, toen
de voorzitter van „Varia", de heer G. J.
Nieuwpoort, met een korte inleiding
den avond opende.
Daarna rees het scherm en verscheen
voor ons oog een kamer, waaruit zoo
juist een doode naar haar laatste rust
plaats was gebracht. Een droevig ge
zicht, de thuiskomst van den ouden
man, die zich, ondanks de aanwezig
heid van zijn groote kinderen, toch zoo
verlaten gevoelde. „Waar zal Vader
heengaan?" is de vraag, welke de kin
deren bezig houdt. En zooals in zoovele
gevallen, geschiedt het ook hier, dat
men met den oude geen raad weet. Er
is slechts één weg: „Naar 't huis!"
Terwijl de kinderen meenen, dat va
der hun wel verwijtend zal aanzien
stelt deze (de heer Busch) hen gerust,
door te verzekeren, dat hij hun besluit
wel begrijpen kan. Dit deed hij op zoo'n
aangrijpende wijze, met zooveel gevoel,
dat het menigeen te benauwd werd. En
toen de jongste zoon (de heer Nottel-
man) uiting aan zijn groote smart gaf,
toen kwam menigen zakdoek te voor
schijn.
Door de wijze, waarop „Naar 't huis"
door Varia vertolkt werd, heeft zij
voor velen een tipje van den sluier op
gelicht, waarachter zooveel menschen-
leed verborgen is. De heer Busch voor
al was als oude Bakker uitstekend,
evenals de heer Nottelman als Geert.
De overigen pasten zich bij dit duo goed
aan, alleen het spel van de dochter van
buurvrouw kon ons minder bekoren*
terwijl buurvrouw zelve oude vrouw
tjes nog eens goed in haar doen en la
ten moet gadeslaan.
Als om de stemming er weer wat in
te brengen, ging na de pauze ,,'n Uit
geknepen Citroen", een levensschets in
één bedrijf van Inte Onsman. Ondanks
het feit, dat het komische element in dit
stuk nog al eens voorkomt, geeft het
toch veel stof tot nadenken. Die Frits
vooral (de heer Nieuwpoort) kon zoo
echt op zijn „koloniaals" wat langs zijn
neus zeggen, dat de fabrikant Van
Belm „in zijn zak kon steken". Alleen
iets meer „militair" kon Frits wel zijn.
Een koloniaal moge misschien niet zoo
op en top militair zijn, toch gelooven
wij, dat zoo'n oudgediende 't nog iets
„kwieker" doet, dan Varia's voorzitter.
Doch overigens niets dan lof voor
hem en de anderen. Wie we het eerst
moeten noemen, weten we niet,. Die
flinke Anna (Mej. W. Roosscn) met
haar flinke zeggingskracht, den auto-
cratischen fabrikant Van Belm (den
heer W. Weber), of den ouden Breman
(den heer Ch. Weber) met zijn driedub
bel vriendelijk: „Alstublieft, mijn
heer!" Nogmaals we weten het niet. Va
ria heeft van deze levensschets ge
maakt, wat er o.i. van te maken is. De
bloemenhulde aan het eind den spe
lenden aangeboden, was dan ook wel
verdiend.
INGEZONDEN.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie,
Mijnheer de Redacteur!
Mag ik U, naar aanleiding van het in
gezonden stuk van den heer Edcius, als
antwoord op het mijne bedoeld, nog
eenmaal wat plaatsruimte verzoeken?
Bij voorbaat daarvoor mijn dank.
De heer Edcius durft beweren, dat de
door mij gedane mededeelingen bezij
den de waarheid zouden zijn, waarom
hij tracht zulks aan te toonen. Bij
trachten is het inderdaad gebleven,
want het is hem op geen enkel punt
gelukt.
Allereerst zou „Wilhelmina" niet te
beslissen hebben gehad over het ver
zoek van „Concordia" om 's Vrijdags
avonds te mógen concerteeren. Maar
waarom moesten dien avond achter
eenvolgens een commissielid van de
„O. V." en „C.'s" dirigent naar „W.' ko
men met dat verzoek? Iemand die
rechten heeft verzoekt niet! Daarenbo
ven, op Donderdagmiddag op het feest
terrein kwamen de heer van Leeuwen,
vergezeld van bestuurders der „O.V."
met directeur en bestuurders onzer
vereeniging overeen, dat, nu „C." zich
had teruggetrokken „W." ook haar
taak op zich zou nemen. Genoemde heer
verklaarde toen, dat „C." afgedaan had
en het bij de nu gehouden afspraak zou
blijven. Vrijdagmiddag, na afloop der
volksspelen, werden dirigent en be-
stuurderen van „W." uitgenoodigd te
confereeren met h. h. bestuurs- en
commissie-leden der „O. V.", over het
verzoek van „C." Deze heeren stelden
telkens voorop, dat de beslissing op dit
verzoek bij „W" lag, dus niet bij hen,
zooals de heer ten onrechte wil laten
voorkomen. Medelijden met de, door
haar eigen gedrag, gedupeerde vereeni
ging, bracht hen er toe, zooals zij zei
den, als bemiddelaars op te treden. Ook
stelden zij van te voren vast, dat „vV.",
als zij weigerde, in haar recht stond.
Wanneer de door den heer E. aange
haalde woorden door den heer van
Leeuwen gebezigd werden n& Donder
dagmiddag, dan heeft deze heer zijn
mond voorbij gepraat en meer gezegd,
dan hij verantwoorden kon. Over het
tijdstip, waarop dit geschiedde, laat de
heer Edsius echter in het d uister
„Door den grooten aanvoer van visch"
schrijft de heer E. voorts, „konden wij
onze mannen niet in voldoende getale
bij elkaar krijgen. Wonderlijk; 's mor
gens tot hij twaalven konden de heeren
zoowel blazen als marschen, maar
's middags om half twee, was er plots
zulk een grooten aanvoer van visch!
En dit, terwijl een ieder weet, dat de
drukte in den vischhandel juist 's mor
gens vóór twaalven valt! Daarbij, „C."
zou Donderdagsavonds concert geven,
maar weigerde! Ook om den grooten
aanvoer van visch? „C." zou Vrijdag
middag blazen! Weer zulk een enorme
drukte? Hoe de heer E. zich van het
voornaamste van de zaak met een „het
is mogelijk" afmaakt, is mij een raad
sel. Of was hij daarbij soms niet tegen
woordig? Mij werd door iemand verze
kerd, dat hij om 3 uur pas in dienst
moest zijn. Ik kan dus slecht gelooven,
dat hij, als ijverig bestuurslid, niet om
half twee op het appèl was. En het aan
tal van die „eenige leden" moet dan
toch nog al beduidend geweest zijn, om
alle medewerking onmogeijk te maken.
Ti'óuwcns, uit de medcdeeling die de
voorzitter van „C." mij, in het bijzijn
van anderen, Donderdagsavonds na af
loop van het concert deed (het was in
de Oranjestraat) bleek duidelijk, dat er
hier van onwil, niet van onmacht spra
ke was.
Misschien staat mijn „jeugdige oner
varenheid" mij wel in den weg om dit
juist te beoordeelen, maar ik meen, dat
wanneer het bestuur namens een ver
eeniging een overeenkomst aangaat, die
vereeniging zedelijk verplicht is, deze
ryi. te komen; ja, dat het de plicht van
elk lid is, tot de richtige nakoming
daarvan mede te werken. Een bestuur
met eenig zelfrespect, het is misschien
onervaren dit te meenen, kan en zal
niet anders oordeelen. Dat het dan wel
eens heel moeilijk voor een bestuur
zijn kan, zal niemand, hoe onervaren
ook, tegenspreken, maar dat mag geen
oorzaak zijn om in gebreke te blijven.
Worden de verplichtingen niet nageko
men, dan is het de vereeniging die, niet
een deel der leden, dat in gebreke blijft.
Het surrogaat van bezieling en geest
drift, dat de heer E. bij zijn vereeniging
aantrof (hij spreekt n.l. van „zoo iets
als") blijkt, goed beschouwd, niets an
ders te zijn geweest dan wat opgebla
zenheid en woede tegen de concertee-
rende vereeniging, die haar verplich
tingen wel was nagekomen.
Voor de „O. V." is het te bejammeren,
dat die begeestering niet een dag e.er-
der kwam. In het hierboven aangehaal
de zinnetje demonstreert de heer E. op
nieuw zijn onwetendheid, door open
lijk neer te schrijven: „dat hij het niet
weet". Ook schijnt hij niet zeer nauw
keurig te hebben gelezen. Nergens toch
sprak ik van „volle muziek" en „het
plein naderen"; wel van het „verlaten"
ervan. Dat de heer E, zich nu nog ver
heugt over het feit, ,-,dat het groote pu
bliek", naar zijn zeggen „met C. mee
liep, en „Wilhelmina liet blazen"
toont, dat zijn hand l\eel spoedig ge
vuld is. Hij verzuimde, in zijn blijd
schap, aan te geven, of hij met het
woord „groote" bedoelde „massa grut"
of een paar „groote" dat is „lange" men
schen. Ik hoorde, dat het luisterend
publiek hun vertrek niet als een ver
lies beschouwde. Dat een ervaren man
als de heer E. zulk een kwajongensach
tig optreden in bescherming neemt, is
alleen te verklaren uit het feit, dat hij
secretaris van „C." is.
Of ik werkelijk aan de zaak van on
ze vereeniging zooveel schade toege
bracht heb, als de heer E., belangstel
lend meende te moeten gelooven, zal
de tijd leeren.
Den „hooghartigen" en „aanmati
genden toon" van mijn „dwaas ge
schrijf" schrijve hij op rekening van
mijn „jeugdige onervarenheid" af. Het
„politieke addertje", dat hij meende te
bespeuren, vange hij gerust, en depo-
neere het bij het nestvol addertjes, dat
ik in het optreden van zijn vereeniging
en in de door hem dapper gestelde ver
dediging meende waar te nemen. Of het
politieke addertjes' waren, durf ik niet
met zekerheid beweren. In mijn jeug
dige onervarenheid zag ik dat over het
hoofd.
Wat het optreden van „C." hij gun
stig weer betreft: ik hoop, dat „C."
groote belangstelling hebben zal, haar
muzikale prestaties waard.
Heeft zij het echter in verhouding
van wat zij verdient in haar openba
ring als vereeniging, dan dan is
het Willemsplein uitgestorven.
U, Mijnheer de Redacteur nogmaals
hartelijk dankend voor de verleende
plaatsruimte,
Hoogachtend,
P. D. KLUT,
Voorzitter Christelijk Fanf.corps
„Wilhelmina".
P.S. Tot mijn spijt heb ik niet het ge
noegen gehad, Mussolini, den Italiaan-
schen premier, op een van de beide
feestdagen hier aan te treffen. Had de
heer E. hem mij gewezen, ik had zeker
pogingen in het werk gesteld om
„Wilhelmina" de onderscheiding te
doen geworden, haar, krachtens haar
prestaties, toekomende.