IJmuider Courant Zaterdag 6 October 1923. 2e blad. PLAATSELIJK NIEUWS. IJMUIDEN. De loonactie in het visscherijbedrijf. ""Door de combinaties van organisaties in bet visscherijbedrijf alhier is aan de V. E. M. op haar laatste schrijven het volgende antwoord gezonden. „Uw schrijven heeft in deze commis sie een ernstig punt van behandeling uitgemaakt en men was eenparig van meening, dat ons antwoord niet moest zijn in overeenstemming met uw schrij ven. Onzerzijds is men van meening dat de kwestie te ernstig is en te ern stige gevolgen kan hebben, om er een komische zaak van te maken. De bedoeling van dit schrijven is dan ook niet om u aan het verstand te bren gen, dat er wel een hangende kwestie is omdat uwe directie daarmede zoo goed bekend is als wij. Wel mogen wij er misschien even op wijzen, dat uwe houding, zoowel als die van uwe orga nisatie, niet pleit voor uw verantwoor- delijkhedsgevoel. Uw schrijven is dan ook geheel bezij den de werkelijkheid en wij kunnen ons niet indenken, dat uwe directie niet be ter zou weten. Wij zouden u dan ook in overweging willen geven, om ons maar eens bij één uwer beweringen te bepa len, bezie de loonstaten uwer matrozen en stokers eens van de laatste 4 jaren en bereken dan eens het gemiddeld loon over dien tijd. Wanneer uwe directie neg eenige kijk heeft op het praktische leven, zult u versteld staan, waarvan die gezinnen in die jaren hebben ge leefd. Nu stelt u zich op het standpunt, dat een conferentie nutteloos zou zijn, wan neer onze besturen zich niet bij voor baat neerleggen bij uwe voorwaarden. Wij zijn zoo vrij van meening te ver schillen en onze opvatting is dan ook dat een conferentie, waar een der par tijen decreteert, niets is als een kome- dievertooning, waaraan wij geen be hoefte hebben. Inmiddels blijven wij ons bereid ver klaren, ook wanneer wij eenmaal be gonnen zijn dat te doen, wat wij in de gegeven omstandigheden nuttig en noo- dig achten, door bespreking te trach ten de rust in het bedrijf te verzekeren, terwijl wij momenteel een bespreking op prijs zouden stellen, van u aan te toonen dat uwe meening, neergelegd in uw laatste schrijven, van az onjuist Is. VELSEROORD. Schaakwedstrijd. Dinsdagavond werd de eerste ronde van den schaakwedstrijd gespeeld. Om 8 uur was vrijwel het geheele corps present en- na indeeling was de strijd weldra in volle hevigheid ontbrand. Om ongeveer 9 uur vielen reeds de eerste slachtoffers, geleidelijk aan door ande ren gevolgd. Om ruim elf uur werd ook de laatste partij opgegeven en de uitslag der eerste ronde bekend. Ze luidt aldus: Groep I. B. ten Vaarwerk 1/2x/2 M. A. Post. C. E. Post 01 C. Woudenberg S. Baarda 01 A. Koene. C. Post Jr 01 S. Bos. W. C. Post 0—1 H. Sant. Groep II. H. Oderkerk 01 P. Verhoog. A. v. d. Vlerk 0—1 J. A. Stals G. Baljet 1—0 v. d. Wiele A. Dorsman 01 v. d. Berg P. Munterkamp 10 J. Bontenbal. Groep III. P. v. d. Bos 10 Rolloos. Raadman 01 C. C. Post. Ruijs 01 Kaaij. P. Bontenbal 10 v. Salm Kruiten 01 Bruggemans. Chr. Duin xx Kuhfus. x Deze laatste partij wordt deze week gespeeld. VELSEN. Politie-Schietvereeniging „Velsen". De Politie-Schietvereeniging Velsen hield Woensdag een schietwedstrijd, waarvan de prijsuitreiking des avonds plaats had in Hotel De Prins. De voor zitter, majoor de Wilde, opende met een welkomstwoord. De voorzitter vond het verblijdend telkens nieuwe gezich ten te zien, maar betreurde anderszijds het heengaan van donateurs en leden. Vooral van de leden betreurde spr. het, want bij .een goede harmonie kan de Vereeniging niet anders dan goede vruchten afwerpen. Het hoofddoel der Vereeniging toch is uitbreiding en aan moediging tot kameraadschap. Een goede geest, gelouterd en gezuiverd van alle nevenbedoelingen, kan nooit anders dan ten goede komen aan ons korps. Spr. betreurt het dat toen bur gemeester ver Loren van Themaat heen ging en voor het Beschermheerschap der Vereeniging bedankte diens opvol ger niet bereid bleek het Bescherm heerschap op zich te nemen. Spr. hoopt nog altijd dat de bezwaren voor den Burgemeester zullen vervallen. Even eens teleurstellend is dat wij blijkbaar de sympathie van ons eerelid, den com missaris van politie te IJmuiden, heb ben verloren, daar deze onze schiet oefeningen en feestavonden niet meer komt bezoeken. Dit temeer, omdat wij er steeds trots op waren hem in ons midden te zien. Spr. zegt er van over tuigd te zijn dat deze toestand niet tot nut en heil van het korps kan zijn en spreekt daarom den wensch uit dat de toestand van voorheen mag terugkee- ren. Toch is onze vereeniging in de 7 ja ren van haar bestaan gegroeid en al was het niet altijd voorspoedig met haar, vooral door de malaise in ver schillende deelen onzer gemeente, de collega's op Wijkeroog hebben in deze dagen juist een nieuwe bron aange boord en zij hebben succes op hun ar beid gehad. Maar stormen zijn ons ook dit jaar niet gespaard. Spr. hoopt ech ter dat de leden moed en wilskracht zullen behouden. De voorzitter richt een wroord van dank tot hen, die bijdroegen tot bet welslagen van den schietwedstrijd, tot de schietcomm. voor hare zorgen ge durende het geheele jaar en tot de le den, die zorgden voor de zoo mooie schietbaan. Hierna werd overgegaan tot het uit reiken der prijzen. De eerste prijs, een portemanteau, werd gewonnen door den agent van politie Roozen met 51 punten. Vervolgens was er voor elk der deelnemers een prijs beschikbaar ge steld. Er waren vier donateursprijzen. Deze verwierven: le prijs de heer Ott te IJmuiden met 47 punten; 2e prijs de heer van der Laan, opzichter bij den Rijkswaterstaat, met 45 punten; 3e prijs de heer Roeske, opzichter bij het Hoogovenbedrijf, met 45 punten; 4e pr. de heer Martens te IJmuiden met 35 punten. Van de donateurs hebben er 15 deel genomen aan den wedstrijd, die met een bezoek werd vereerd door den heer Delcourt van Krimpen, oud-burgemees ter van Wijk aan Zee en Duin. Na de uitreiking der prijzen werd de avond verder gezellig doorgebracht, o.a. met een bal onder leiding van den heer J. W. Erbrink. DE HARINGVISSCHERIJ. In de laatste dagen van September was de aanvoer van haring in ons land niet groot. Gevolg daarvan is geweest een nog geregeld voortgaande stijging der prijzen, welke zich daardoor op het oogenblik op een zeer bijzonder peil bewegen, in aanmerking althans geno men den toestand, waaronder we leven. De aanvoer is op verre na niet in staat geweest te voldoen aan de behoef ten van den handel, en allerwegen kon men dan ook in de afgeloopen dagen vernemen dat er thans inderdaad zoo goed als geen haring in voorraad is. Over dit feit, indien het juist is en het zal heusch niet zoover bezijden de waarheid zijn kan men zich niet anders dan verheugen, daar er eenige waarborg in ligt dat voorloopig zich goede prijzen zullen weten te handha ven. En een zoodanige waarborg is in dezen tijd van het jaar altijd wel noo- dig. De groote aanvoeren toch kunnen nog worden verwacht. De zandvissche- rij is voor ons I-Iollandsche haringbe- drijf in doorsnee toch het belangrijkste deel van de teelt, en deze moet als 't ware nog beginnen. Wel is normaal ge sproken reeds een heel stuk van den tijd der zandvisscherij verstreken, het geen toegeschreven moet worden aan de ditmaal ongekend lang aangehou den haringvisscherij in den Noord, waar zeer veel en zeer langdurig maat jesharing gevangen is, en waar zelfs volgens ingekomen berichten tot voor enkele dagen nog flink gevangen werd, zij het ook dat meer en meer de ijle haring zich in de vangsten vertoont. Toch, al zijn we wat ver in den tijd gekomen, is het geenszins uitgesloten dat toch op Doggersbank nog groote hoeveelheden haring gevangen zullen worden. Tot voor enkele dagen waren de berichten vandaar niet erg moedge vend, maar de allerlaatste dagen is dat al veranderd, en op den zuid-west-punt van Doggersbank en ten westen er van hebben sommige schepen reeds groote vangsten gehad. Ook van den oostkant van Doggersbank is dezer dagen een stoomlogger met een zware lading ha ring binnengekomen. Deze verschillende verschijnselen wij zen er op, zooals we in den aanvang opmerkten, dat de ergste stilte al weer achter den rug is, en we in de eerst volgende dagen weer wat meer sche pen te gemoet mogen zien, hetgeen aan den handel ten goede kan komen, daar deze het toch bij zoo groote schaarschte niet zou kunnen volhouden. Onze I-Iollandsche prijzen zijn op liet oogenblik beslist te hoog voor een goie- den buitenlandschen afzet; alle" be richten, welke we dezer dagen uit de meest verschillende hoeken van Euro pa verkregen, behelzen dat. Intusschen schijnt er toch anderszins zooveel ver koopsgelegenheid te zijn, dat de aan voeren en de aanwezige voorraden grif tegen de hooge noteering door den han del overgenomen konden worden. Met eenige prijsdaling intusschen zal wellicht in de toekomst gerekend moeten worden, daar Holland zich op den duur niet kan handhaven op een niveau, dat ligt boven dat der buiten- landsche concurrenten. Haring is en blijft een wereldproduct- artikel, waarvan dus ook de waarde door de internationale concurrentie be paald wordt. Omtrent deze concurrentie intusschen hoort men telkens belangwekkende be richten. Niet slechts Noorwegen, doch ook Schotland en Engeland schijnen toch groote verkoopen naar Rusland te hebben afgesloten en daardoor wel eenigermate,'vooral wat laatstgenoem de landen betreft, thans gehandicapt te zijn. Mochen deze berichten juist zijn, dan zijn de verkoopers, gezien den huidi- gen marktstand, niet te benijden. Ook hier te lande zijn in het afgeloo pen voorjaar onderhandelingen ge voerd over de afsluiting van een groot leveringscontract naar Rusland; O)} clen toen genoemden prijs zijn deze on derhandelingen destijds niet afgespron gen, deze werd algemeen acceptabel ge acht. Niettemin is thans gemakkelijk vast te stellen, dat dit contract een ramp zou zijn geworden, waaronder de reederijen wellicht bezweken zouden zijn. De loop der dingen heeft weer eens een keer te meer bewezen, hoe buiten gewoon gevaarlijk het in het har ingbo- drijf is om op de zaken vooruit te loo- pen; er is letterlijk niets met eenige ze kerheid over de toekomst vast te stel len, en men heeft het zoo volstrekt niet in de hand om invloed op den gang vaii het bedrijf uit te oefenen. Thans nog een paar opmerkingen over twee aangelegenheden van alge- meenen aard. In een onzer vorige nummers is op genomen het adres aan de regeering, verzonden door de samenwerkende ge meentebesturen van Den Haag, Vlaar- dingen, Katwijk en Maassluis. Onge twijfeld zal daarvan in bedrjjfskringen met groote belangstelling en ;ne"t on verdeelde instemming, kennis zijn ge nomen. Vooral de aandrang, daarin bij de Regeering uitgeoefend tot instelling van een commissie, waaraan zal zijn opgedragen een ernstig onderzoek naar de toestanden in het zcevisscherijbe- drijf en het uitbrenggen van advies, hoe het bedrijf te hulp gekomen kan worden om blijvend uit de misère te ge raken, zal allerwege met instemming zijn begroet. Wij meenen dat zulk een studie- en werkcommissie, mits goed samengesteld niet onafhankelijke en deskundige leden, goed werk zou kun nen leveren. De tweede zaak, waarover we nog wat willen opmerken, betreft de uit breiding van den haringafzet in het binnenland. Wij achten het toch wel een hoogst merkwaardig verschijnsel, dat er zoo weinig publieke belangstel ling uit de kringen van het haringbo- drijf blijkt voor het hoogst verdienste lijke plan, dat door den heer Voet in dit blad uiteengezet is. Wat is daarvan de oorzaak? Moet de ze hierin gezocht worden, dat de han del zich liefst wat achterbaksch houdt in verband met bestaande verhoudin gen? Maar de reederij dan? Deze heeft toch in elk geval het hoogste'belang bij al les was vermeerdering van het haring eten betreft! Of is de reederij tevreden met den toestand van dit oogenblik, waarbij nauwelijks de helft der vloot in exploitatie is? Dit laatste is ondenkbaar. Maar waar blijven dan de op- en aan merkingen op dit plan, waar blijft de instemming er mee of de bestrijding er van? Wij hopen dat de belanghebbenden bij en belangstellenden in ons haring- bedrijf zich alsnog publiekelijk er over zullen uitspreken. N. Vlaard. Courant. INGEZONDEN. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie Koninkl. Nederl. Vereen. „Onze Vloot". DE VLOOTWET. Een laatste woord. Aan den vooravond van de behande ling der Vlootwet acht „Onze Vloot" het noodzakelijk om nog met een enkel woord, doch met klem, op de noodzake lijkheid van het aannemen dezer wet te 'wijzen. En als wij dan met de Standaard vragen: „Waarom een Vlootwet?" dan antwoorden wij met haar: „Wanneer wij een vloot noodig hebben, dan is dat niet in de eerste plaats om ons te genover een der grootmachten te verde digen, maar dan is dat allereerst om in staat te zijn onze internationale ver plichtingen na te komen. Wij zijn een zelfstandige staat te midden van andere staten. Aan die zelfstandigheid ontlecnen wij voor rechten, maar zij brengt ook plichten mede. Een dier plichten is, dat we, wanneer andere staten met elkander in oorlog geraken, er zorg voor moeten dragen dat- ons grondgebied niet door een der oorlogvoerenden gebruikt wordt om zijn tegenstander te benadeelcn. Als ik in een straat woon tusschen twee buren in, die elkaar te lijf willen, dan heb ik er in elk geval voor te zorgen dat MIJN huis niet. door een hunner ge bruikt worde om den ander nadeel toe te. brengen. Zoo is het ook in. het leven der vol ken. En een staat die zulks toelaat, die dit niet weet te verhinderen, geeft daardoor zijn aanspraak op zelfstandigheid prijs. Zijn lot is niet twijfelachtig. Wat hij zelf niet kan doen, zullen anderen voor hem doen. En dan wordt hot: wij zullen hande len bij U, over U, maar zonder U. En wat men voor alles geducht heeft, zal dan juist gebeuren; men zal tegen zijn wil, in den oorlog, die anderen ont ketend hebben, worden meegesleept. De middelen tot daadwerkelijke handhaving der onzijdigheid zijn tevens de beste middelen om n' klein land bui ten den oorlog te houden. Daarom heb ben wij een vloot noodig". Op die vraag laten wij een tweede volgen: Kan het zich voordoen, dat wij zoo in een oorlog betrokken worden? En dan antwoorden wij: Misschien niet in het Rijk in Europa, maar wel in dat in Azië. Het zwaartepunt toch van de wereldpolitiek is verplaatst naar de Pa cific. Verwijzende naar het buitengewoon duidelijke en voor een ieder begrijpelij ke artikel: „Het Oorlogsgevaar in Oost- Azië", in de October-aflevering van ons orgaan overgenomen uit het Sóerabai- ascli Handelsblad, zeggen wij liet den schrijver na: hoewel alles nog schijn baar in vollen vrede verkeert, Japan nu reeds in een economischen oorlog op leven en dood met de Vereenigde Sta ten gewikkeld is. En die economische strijd MOET ontaarden in een strijd met de wapenen, even goed als in 1914 de wereldoorlog een besluit met de wa penen was van den economischen strijd op leven en-dood tusschen de verschil lende Europeesche rijken. Japans bevolking steeg van 1875 tot 1920 van 34 tot 56 millioen. Het heeft geen voldoende voedsel en de emigratie wordt naar alle kanten, voornamelijk door Amerika, onmogelijk gemaakt. Voedsel zou gekocht en betaald kun nen worden uit de opbrengst van ex port artikelen. Maar Japan heeft ge brek aan grondstoffen en Amerika ver bood in 1917 den uitvoer van ijzer naar Japan. Kiautsjou, dat in Duitsche hon den was, heeft steenkolen voldoende voor geheel Noord Oost-Azië. Het was dan ook niet alleen trouw aan het ver bond met Engeland, dat Japan den oor log aan Duitschland verklaarde en het is een gevaar voor den vrede in de Pacific, dat Japan het weer heeft moe ten ontruimen. Katoen en metalen beeft Japan evenmin, en het is dan ook niet te veel gezegd, dat Japan zich enkel en alleen uit zelfbehoud genoodzaakt ziet om zich op een gewapend conflict voor te bereiden. En nu moge de ramp, die Japan ge teisterd heeft eenige vertraging in die voorbereiding geven, zij zal bet gevaar om geheel door Amerika uit China ver drongen te worden, vergrooten, wat Ja pan's ijver om gereed te zijn slechts zal verdubbelen. En wetende hoe Japan zich in korten tijd van niets tot eerste rangs mogendheid heeft opgewerkt, kan haar toch niet de kracht ontzegd worden om in zeer korten tijd deze slag te boven te komen. Een derde vraag zou kunnen zijn: Wat hebben wij met dien komenden strijd tusschen Japan en Amerika te maken? Daarop luidt het antwoord: die strijd KAN niet buiten ons omgaan, omdat ons Rijk in Azië de deur is tot de Pa cific. Washington, dat aan Amerika ver biedt om versterkte plaatsen in de Pa cific te hebben, heeft de kans, dat wij in dien strijd betrokken worden, ver dubbeld. Ziet toch Amerika kans om zich op Java te nestelen, dan heeft het een basis en hongert het Japan uit. Ja pan zal dus die bezetting door Amerika trachten te voorkomen en het zal om het populair uit te drukken een wed loop worden wie Java het eerst zal be zetten. En dan zijn wij in den oorlog betrokken tegen onzen wil. Maar afgezien van elke concreet te noemen mogelijkheid van gevaar, is het, zooals in den aanvang gezegd, de hoofdzaak en onzen duurtsten plicht, dat wij gereed zijn om ons tegen elke schending onzer neutraliteit, door wie ook gepleegd, met kracht te kunnen verweren. Maakt het Socrabaiasch Handelsblad niet terecht de opmerking, dat het ver schil tusschen x a en x a 2a is. De beste waarborg tegen schending on zer neutraliteit is: de zekerheid voor beide partijen, dat hij, die ze schendt, ook nog onze vloot tegen zich zal heb ben. Ze moet daarom zoo sterk zijn, dat de tegenpartij ze gaarne aan hare zijde ziet. Ze moet zijn als ons leger, dat in 1914 tegen geen der grootmachten op kon, maar een welkome versterking zou zijn geweest voor de tegenpartij van hem die onze neutraliteit mocht ge schonden hebben. En als wij nu niets gedaan hebben om die bezetting te voorkomen, wat zal er dan gebeuren als de afrekening komt? Zou iemand dan in gemocdc kunnen gelooven, dat als wij niet anders dan papieren protesten hebben laten hooren en met geen enkel machtsmiddel ge toond hebben, dat 't ons ernst was om onze deur gesloten te houden, dat die deur ons dan teruggegeven zal worden? Zou de overwinnaar niet zeggen: „ïk zal voortaan zelf wel zorgen dat ze ge sloten blijft". En met het verlies van die deur daalt Nederland tot eon zevende rangs mo gendheid. DAAROM en daarom alleen beoogt de Vlootwet om die deur in het belang van alle bijna 60 millioen onderdanen van het Nederlandsche Rijk zoolang gesloten te houden voor den aanvaller, dat de tegenpartij ons in zijn belang komt helpen. Hoe krachti ger die vloot den indringer het: „Hands off' kan toeroepen, zooveel te krachti ger zal ook hek belang van alle Neder landers blank en bruin van den grootsten werkgever tot den kleinsten werknemer, gediend worden. Daar doemt de vierde vraag op: Zou het verlies van Indië Nederland werkelijk zóó doen dalen? In Transvaal bestond voor den Zuid- Afrikaanschen oorlog de zuiver Neder landsche Zuid-Afrikaansche spoorweg maatschappij. Hoe lang heeft die nog bestaan na dien oorlog? Indien Indië voor ons verloren ging, clan zou. de nieuwe eigenaar laten wij hem A noemen aan de Paket- vaartmaatschappij met haar vloot van 160 schepen, aan de Billitonmaatschap- pij, aan spoor- en tramwegmaatschap pijen, aan cultuur- en mijnbouwonder- nemingen enz. enz. spoedig wijs maken dat de daarmede behaalde winsten lang genoeg aan Nederland zijn toegekomen, clat de daaraan verdiende arbeidsloo- nen en salarissen nu wel eens, net zoo goed als die winsten, aan de burgers van A groot en klein toe mogen vallen. In het. in 1914 door ons uitgegeven vlugschrift: „Neerland's Ondergang kan en moet voorkomen worden" ga ven wij de meening, omtrent het ver lies van Indië, weer van vele vooraan staande mannen en van eenige Kamers van Koophandel. Die meeningen zijn nog, en blijven altijd juist. Onder de vele noemen wij slechts, dat de Staatscommissie 1912 zeide: „Ook uit economisch oogpunt zou het verlies van Indië in den volsten zin van het woord een nationale ramp voor het moederland zijn". dat de heer G. Vissering, President der Nederlandsche Bank zegt: „door een verlies van onze koloniën zouden wij niet alleen in onze materiëele be langen op zeer ernstige wijze worden geschaad, maar ook onze werkzaam heid en uitbreiding als zelfstandige, gerespecteerde natie zouden in zeer ernstige mate lijden, indien dit groote en prachtige arbeidsveld zou worden gesloten voor onze industriëelen, land bouwkundigen, doctoren, chemici en andere geleerden". dat de heer Muysken, directeur van Werkspoor zegt: „een groot deel onzer industrie zou onbestaanbaar blijken" en: „dan zou elkeen eerst duidelijk ge voelen, dat zijn eigen welvaart, hetzij direct, hetzij indirect, van deze kolo niën afhankelijk is"; dat de bekende D. W. Stork uit Henge lo zegt, dat het verlies: „een onherstel bare ramp zou zijn voor het land in het algemeen en voor onze industrie in het bijzonder". Maar, zegt bij verder: „de waarheid van een axioma behoeft toch niet onderzocht te worden" en daarom acht hij een verder onderzoek overbodig. De Kamer van Koophandel te Amster dam zegt: „bij onze Kamer bestaat niet de geringste twijfel of het verlies onzer Oost-Indische bezittingen zou een ramp met onafzienbare gevolgen voor ons land zijn". En de Kamer van Koophandel te Rotterdam geeft een opsomming van in- en uitvoer (in 1912) cn eindigt hare beschouwingen met: „waaruit blijkt van hoe ingrijpende beteekenis het on gerept bezit der Oost-Indische koloniën

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1923 | | pagina 5