Zeestad Verhalen zes kooplustigen tegelijk in de rede te worden gevallen; de afslager schreef den kooper een bonnetje, hield er zelf ook een, en ging dan weer verder: „nu deze zooi; acht-en-dert, vier-en-dert, enz. Zoo ging de verkoop razend snel in z'n werk en spoedig was de geheele af slag afgeloopen. Toen de schipper weer in het vooron der zat, wachtend op de uitbetaling van de afslaggelden, die de houders van de bons aan het bureau van den afslag hebben te voldoen en die hem daarna, met aftrek van de veilingsonkosten, worden ter hand gesteld, keek hij eens naar de lucht. „Dat wordt niet veel," vreesde hij. „Regenweer is geen goed vischweer en met dien wind zal de zee ook nog wel 'n valsche duit in 't zakje werpen." Maar in ieder geval zou de motor straks aangezet worden om de reis naar IJmuiden weer te beginnen. Want de week telde nog meerdere dagen, en wie kon weten, of de kans niet nog heel mooi werd om nieuwen buit te winnen. Zou het niet gelukken,welnu dan maar in IJmuiden blijven wachten, wachten, tot het weder zou gaan keeren. Zoo is het leven van den visscher. Werken, werken, rusteloos voort op zee; de dagen, de nachten uitkoopen; alles in het werk stellen, dat een lage besomming toch niet aan hem te wijten is, en dan, als 't weder ongunstig is, weer wachten, wachten, dagen-, we kenlang soms, en blijven zonder ver dienste. We namen afscheid van onze Urker- vrienden. De schipper zei, dat we 't niet moes ten doen; nog eens 'n keer mee „naar buiten". Van zeeziekte zouden we stel lig geen last meer hebben. „Als je dat 1n keer hebt gehad en je blijft doorva ren, dan ben je er gauw doorheen." Maar er wachtte ons nog andere ar beid. Dus bleven we bij ons besluit, en we brengen onzen besten schipper en zijn zoon en zijn knecht ook van deze plaats nog eens onzen groet en onzen dank voor de zoo groote gastvrijheid aan boord genoten. We behouden er, ondanks de uren van zeeziekte, een prettige herinnering aan. „Die meneer komt zeker van 'n brui loft, waarop het wat vroolijk is toege gaan," zullen de mensehen gedacht hebben, die ons huiswaarts zagen wan delen. We zwaaiden bij den weg als op 't schip, en den heelen verderen dag draaiden soms nog alles om ons heen. We hebben die week vooral, toen we lazen van storm op zee en ,»an gestran de schepen, nog vaak aan onze vrienden gedacht. Zijn ze binnen gebleven? Of hebben ze 't toch maar gewaagd op die bij uitstek grillige Noordzee? En we hebben thans beter begrepen, wat we eens een voorganger hoorden zeggen eener kleine gemeente. „Onze vaderen", zei hij, „hebben ons een voor bede nagelaten, die de menschen van den nieuwen tijd voor het grootste deel zijn vergeten. Maar als ge, zooals ik, een gemeente in een visschersplaats had gediend, dan zoudt ge ze wel ont houden, en blijven onthouden uw leven lang." „Deze voorbede": „Wij bidden u, o, Heere voor allen, die de zee bevaren!" VISSCHERIJ. Vereeniging van belanghebbenden bij de Zuiderzeevisscherij. Het Comité van actie inzake het fail lissement van de Vereeniging van be langhebbenden bij de Zuiderzeevissche rij heeft op haar adres, uitdrukkende de wenschelijkehid van een nieuw on derzoek, van den Minister het volgende antwoord ontvangen: „Naar de in uw adres behandelde aangelegenheid is, op verzoek van den toenmaligen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, een onderzoek ingesteld door de Commissie van Ad vies voor Crisis-aangelegenheden. Deze commissie heeft destijds als haar mee ning te kennen gegeven, dat haar geen enkele redelijke grond gebleken was, waarop de Staat naar billijkheid ver plicht zou zijn een schadeloosstelling voor de verliezen, geleden bij de garna len- en haringcampagne, uit te keeren. Ik kan mij met deze conclusie vereeni gen en ben derhalve niet bereid aan het in uw adres uitgedrukte verzoek te vol doen." Belanghebbenden zullen zich nu tot de Staten-Generaal wenden. Steun voor de trawlvisscherij. Burgemeester en Wethouders van Den Haag hebben zich in verbinding ge steld met den Minister van Binnen- landsche Zaken en Landbouw, tenein de diens oordeel te weten over de steunverleening aan de Scheveningsche trawlvisscherij in den aanstaanden winter. Z.Ex. kon zich vereenigen met een aan reeders toe te kennen vergoe ding van ten hoogste f 1000.per schip; hiervan zou het Rijk 75 pCt. moeten dragen. In het vorige seizoen is toegekend een overeenkomstige ver goeding van ten hoogste f 1500.per schip, waarvan een derde gedeelte door het Rijk werd betaald. Naast deze tege moetkoming aan reeders zou weder moeten worden overwogen, op welke wijze aan de bemanningen een loonbij- slag ware toe te kennen, in verband met de vermoedelijke lage besommin gen. Het vorige seizoen zijn 85 schepen in de vaart gegaan, nadat Rijkssteun was toegezegd. DE HERSTELLING DER DUITSCHE ZEE VISSCHERIJ. In de D. F. Z. komt een artikel met bovengenoemd hoofd voor, dat we om zijn belangrijkheid hier grootendeels weergeven. De Zeevisscherij neemt in het bedrijfs leven van een volk een stelling in, die zich ver buiten haar eigenlijk gebied uitstrekt. Drie redenen zijn daar voor aan te geven. Ten eerste biedt de zee visscherij alleen de mogelijkheid om in buitengewoon groote hoeveelheden de in zee voorhanden zijnde voedingsstof fen, planten en lagere dieren, die ook door de visschen als voedsel gebruikt worden, voor den mensch nuttig te doen zijn; ten tweede bevat het produce der visscherij, n.l. de zeevisch, een eiwit rijk voedingsmiddel van groote waarde, dat volkomen gelijkwaardig is met liet vleesch van warmbloedige dieren, ja, dat zelfs overtreft door gemakkelijke vertering en het hooge phosphor-gehal- te, zoo noodzakelijk voor het beenderen stelsel der kinderen; ten slotte stelt de zeevisscherij zeer hooge eischen aan de menschen die haar uitoefenen. Daarom geldt de zeevisscherij als een school voor zeelieden, en de geschiedenis leert ons, dat slechts die naties op zee een macht kunnen vormen, die veel aan de zeevisscherij gedaan hebben. Om deze reden heeft men vóór den oorlog in Duitschland beproefd, de ontwikkeling der zeevisscherij zoo veel mogelijk te bevorderen. Daar de Oostzee arm aan visch is, moest die ontwikkeling in de Noordzee plaats grijpen. Vooral werd de uitbreiding der vis scherij gedurende de jaren 18851914 waargenomen aan de monden der El be, Wezer en Eems, waar reederijen ontstonden, die öf de trawlvisscherij met stoomtrawllers, öf de haringvis- scherij met zeilvaartuigen, gedeeltelijk voorzien van hulpmotoren of hulp stoommachines, lieten uitoefenen, In het jaar 1913 bedroeg de totale vangst der Duitsche zee- en kustvis- scherij 169 millioen K.G., waarvan 150 millioen K.G. uit de Noordzee en 19 millioen K.G. uit de Oostzee, met uit zondering der haffen. Deze belangrijke ontwikkeling der Duitsche zeevisscherij werd echter plotseling door den oorlog onderbroken. J Geen industrie heeft zoo door den krijg j geleden als de zeevisscherij. Wel is waar gelukte het, dank zij den maatre- j gelen der marine en der visscherij-amb- tenaren, bijna alle Duitsche visschers- schepen, voordat Engeland den oorlog verklaarde, vroegtijdig te waarschu wen, zoodat ze zonder letsel de Duitsche havens nog konden bereiken. Maar de uitoefening der zeevisscherij in de Noordzee werd na de Engelsche oor logsverklaring door de Engelsche blok kade onmogelijk gemaakt. Daar kwam nog bij, dat op grond der oorlogswetge ving de marine terstond alle voor haar doel bruikbare trawlschepen opvorder de en als mijnleggers, mijnzoekers en patrouillebooten in dienst stelde. Deze vischstoomers voldeden zoo goed, dat de marine voor hare rekening en voor hetzelfde doel een groot aantal trawlers liet bouwen. De weinige voor de marine niet bruikbare visschersschepen, kon den slechts als kustvaartuigen, beschut door de mijngordels, hun vangst uit oefenen. Gedurende den oorlog werd Duitsch land door de kleine kustvaartuigen van visch voorzien. Natuurlijk was de aan brengst daarom veel minder dan vroe ger. In 1913 was de vischaanvoer 169 millioen K.G., in 1915 41 millioen, in 1916 54 millioen, in 1917 41 millioen en in 1918 45 millioen K.G. Na den oorlog ging de zeevisscherij slechts zeer lang zaam in de hoogte. Van de stoomtraw lers, die voor den krijgsdienst in ge bruik waren genomen, was een groot deel verloren gegaan. Niet minder dan 124 vischstoomers werden in dienst der marine of bij het visschen door vijan delijke aanvallen of door mijnexploisie stuk geschoten of tot zinken gebracht; 40 liepen van Nov. 1918Oct. 1920 op mijnen en gingen verloren terwijl ze op de vangst waren. Totaal verloor Duitschland dus door den oorlog 164 vischstoomers, zoodat van de 263 stoo- mers, die op 1 Juli 1914 voorhanden wa ren, maar 99 overgebleven zijn. Op dit oogenblik telt deDuitsche vis- schersvloot 380 stoomers, aldus 50 meer dan vóór den oorlog, dank zij het krachtig samenwerken der onderne mers en der Rijksregeering. Zoo geluk te het de voor de herstelling der zeevis scherij nadeelige bepalingen van het Versailles-verdrag zoo gewijzigd te krijgen, dat de visscherij er geen schade door beliep. Volgens de herstel-bepalin gen van genoemd verdrag moest Duitschland een vierde deel der ton- nenmaat, zoowel van de vischstoomers als van de andere visschersvaartuigen afstaan. Bij de onderhandelingen, eerst in Versailles en later in Duitschland wisten de Duitsche gevolmachtigden echter de gealliëerden te overtuigen dat voor hun visscherij-bedrijf de Duitsche schepen niet pasten. Dientengevolge vergenoegde men zich met de aflevering van 40 door de marine voor hare reke ning gebouwde vischstoomers, die nog in hun bezit waren, te eischen, welke dan ook in 1920 aan Frankrijk, Enge land en België afgestaan werden. Door deze maatregelen is het gelukt de zeevisschersvloot tot begin Augus tus 1.1. op 380 schepen te brengen. De Duitsche haringvisscherij, die van de genoemde duurte-toeslagen slechts een bescheiden gebruik maakte, heeft haar vloot, die in 1914 254 schepen telde, niet weder tot dat getal kunnen opvoe ren. Gedurende den oorlog en daarna zijn vele oude, niet meer winstgevende zeilloggers verkocht geworden, zoodat nu nog slechts 180 schepen Duitschland van haring voorzien, die echter, daar de meeste dezer vaartuigen met een hulp- j machine uitgerust zijn, wel een kleinere maar kwalitatief een verbeterde vlo vormen. Ook de staten en gemeenten, in gebied visscherij, vischhandel en vise industrie zich ontwikkelden, beijverd zich om van hun zijden bij te dragen 1 de herstelling der zeevisscherij. In Emden, Wilhelmshaven, Kiel, 1 beck en Rostock ontstonden na denoi log nieuwe markten voor den grootl^ del in visch, die evenwel, behalve van Emden, weer te niet gegaan zijn, Voor Wilhelmshaven was de nat heid van Geestemünde, Bremerha\ en Norderham de oorzaak, dat de ui; we vischmarkt niet tieren kon, u schien ook wel door een ondoelmail organisatie; Kiel, Lubeck en Rosto hadden hun aardrijkskundige liggj tegen. Wegens de vischarmoede to der Oostzee, moeten de schepen, die zeevisscherij uitoefenen en in plaats aan de Oostzee thuis behooren, op, Noordzee of in de Noordelijke IJszee; vangst gaan. Nu liggen die Oost^ plaatsen verder verwijderd van vangplaatsen, dan de Noordzeeplaat] en worden daardoor de kosten <ier J ploitatie grooter. Dan komt er ook t bij, dat de steenkolen, die uit Westfal voor de Oostzee betrokken word; meer aan vervoer kosten, dan m plaatsen aan de Noordzee, en ten slot liggen de afzetgebieden, West- en Zul Duitschland, ook op grooter afstal van de Oostzee dan van de NoordJ alle redenen waardoor de onkosj voor de Oostzeeplaatsen stijgen en! dus niet kunnen concurreeren met visschersplaatsen aan de Noordzee. 0 zou de langere weg bij verzending d visch aanleiding kunnen zijn, dat visch in minder gunstigen staat op plaats van bestemming aankomt. Evenals vóór den oorlog is de zee- kustvisscherij op de Noordzee veel: gebreider dan op de Oostzee en -wel verhouding van 91. Aan de Noord» kust heeft men zich beijverd om? schershavens aan te leggen, die de maaktheid nabij komen. In Emc heeft men de bestaande haven tot f doelmatige visschershaven vervorn in Altona is door het stadsbestuur vischmarkt eenigszins verder zeewaa verlegd én meer doelmatig en meen dern ingericht; in Geestemünde laai Pruisische regeering met ruime mlil len een nieuwe zeer uitgestrekte? schershaven bouwen en deze evenals oude haven door een sluis van de We afsluiten. Ten slotte heeft de Hamburgsche SI in Cuxhaven de in 1907 gebouwde schershaven na den oorlog vierni zoo groot laten maken en dooi' bouw der in elk opzicht voorbeeli vischhallen een inrichting tot stand bracht, zooals nergens te vinden is. Ook in de stad Hamburg zelf is de Paulivischmarkt aanzienlijk uitgebi Zoo heeft men door gemeenschap lijke krachten iets groots voor de door CAREL B REN SA. „Stormvogels .1" Ja Kijk-ereis-hier! Waar om zullen we er doekjes om winden:.... IK heb nooit actief gevoetbald I Nooit! En niet omdat ik er niet even gek op was als 'n ander. Maar om dat 't Noodlot 't nou eenmaal niet beeft gewild! Want toen ik ik herinner 't me als de dag van gister toen ik nog niet eens op school ging en we met andere jongens van de bewaarschool van 'n ouwe sok van m'n vader zooiets als 'n rond ding hadden gemaakt en we daarom vochten als 'n paar jonge hon den om 'n pantoffel nou, toen zei m'n moeder kwiek: „Hoor 's va dertje Je bent mij al gauw genoeg met je knieën door je kousen Uit schei-en, asjeblieft! Hier heb je 'n zwart balletje in je mond en ga nu stil op 't stoepje zitten" Uit was het met de voetbal! Toen ik later op de groote school was, begon de voetbalziekte juist erg te heerschen in de beschaafde landen en ik was er niet minder van aangetast dan de andere jongens! We hadden 'n „reuze-club" en ik weet nog goed dat we allemaal „Kieper" wou-en wezen- Dat was 't reuzelolligste van 't heele voetbal! Maar m'n vader zei: „Jongen eerst je schoolwerk maken en dan voetbal len!" Want het was nog niet in den tijd van de sportvereering als tegenwoor dig! En aangezien ik nooit met m'n huiswerk 'klaar was voordat 't hartje nacht was, kwam er van voetballen niemendal! Zoo was er altijd wat! Eerst moest ik schoolwerk maken later „studee- ren" toen „examen doen" Op Zondag voetballen mocht ik niet, want m'n familie zei: „De Zondag is om te rusten"! 'n Paar Zondagen ben ik wel eens uitgeknepen en dan kreeg ik al leen de bal te pakken als-ie per onge luk in 't slootje naast 't veld teland kwam. Dat was alles. En toen ik ein delijk 'n meisje gekregen had, besloten we strijk en zet om tenminste Zondags naar 't voetballen te gaan kijken, want we hadden 'n enorme club in ons dorp. Maar hoe 't kwam weet ik niet, maar we liepen altijd 't voetbalveld voorbij en net zoover tot er geen elftallen en geen kijkers en geen bal meer was enkel boomen Toen ben ik eindelijk getrouwd en toen was het met de voetbal heelemaal afgeloopen, want als je geen beroeps voetballer bent, dan heeft je vrouw in den regel bitter weinig op met de gan- sche Competitie en de Elftal-Commis sie, het Nationale Team en de rest Eenmaal ben ik er werkelijk nog heel dicht bij geweest! Dat was toen ik mijn journalistieke loopbaan begon aan de „meest" gelezen krant van Amsterdam, waar Zondagsnachts een Maandag ochtendblad werd gemaakt alleen van de voetbaluitslagen En trouw zat ik dan den heelen nacht aan de telefoon om de berichten op te nemen en ik leefde met al de clubs van het Land: Go Ahead Be Quick Vitesse Velocitas Sparta Blauw-Wit Ajax Quick Excelsior En verder D. F. C. V. O. C. S. V. V. H. V. V. H. F. C. A. S. C. Z. A. C. W. V. V. 's Maandagsmorgens was ik beslist koortsig! Maar tot actief voetballen is het nooit gekomen! Als verslaggever heb ik achter tientallen clubs en wedstrij- den aangesjouwd nationale en inter- nationale van Hamburg af tot Ant- werpen toe met al wat daartusschen 1 ligt i En nou ben ik oud en grijs en gepen sioneerd en ik heb nog nooit gevoet bald Nog nooit Maar dat zal nu anders worden! Want ik zal u vertellen wat er gebeurd is! Ik sta op een avond goedsmoeds en zonder van den Prins kwaad te weten aan de sluis ën daar schiet me ineens iemand opzij en die zegt: Wel, me neer hoe bevalt 't u op IJmui-en?.... Nou dat schikt nogal zeg ik 'n beetje winderig En wat vindt u nou 't aardigste hier? Ik zeg: Nou, de Sluis is reusachtig en de haven ook en de Semaphoor en al die groote schepen Maar wat zegt u dan van de Stormvogels, meneer! De Stormvogels antwoord ik.... bedoel je die grauwe Kokmeeuwen? Nou, die vind ik maar zóó-zóó Voor al als ze zonder ophouwen boven 't dak van de Vischhal vliegen Want Jaap, de Vletterman, heeft me verteld, dat er beslist storm komt als ze zoo hoog boven de haven blijven Hij laat me niet eens uitspreken, die nieuwe kameraad: Dat bedoel ik niet roept hij uit Ik meen van de voetballers! De „Stormvogels"! En voor dat, ik boe of ba heb kunnen zeggen, steekt hij van wal in 'n reuze- speech: Dat is beslist 'n Kampioensclub, meneer vertelt hij 'n mirakel van 'n vereeniging! Meer dan drie honderd leden en d'r zijn erbij van om en de bij de tachtig jaar Dat zou u niet gelooven! Bestaat al tien jaar! Haast al elf! Hebt u nooit gehoord van die laatste wedstrijd in het vorig seizoen?MOEST worden gewonnen, meneer Voor de tweede plaats! En ze is gewonnen Schitterend! Tweenul. Och, meneer, dat had u moeten zien, toen ze thuis kwamen! De jubileumfeesten was er kinderwerk bij! Is 't dan zoo'n geweldige ploeg? vraag ik bedeesd. En mijn nieuwe vriend komt los. Geweldig, meneer? Geen voorbeeld van! Barre spelers alle maal Zes elftallen hebben we 'n Voorhoede, meneer! Niet om te gena ken! Leest u maar eens na over de wed strijd tegen U. V. V. 61 zesmaal Van Rhijn van U. V. V. gepasseerd! U moet dat binnentrio bij ons zien! Eenvoudig subliem, meneer! U moet Sint zien werken En Van der Wint Je krijgt 'r geen knikker door laat staan 'n bal Dat schoonmaken van 't terrein, meneer Keiharde schoten! En reuze-enthou siast spel. 'n Prachtkans voor 'n kampi oenschap in de tweede afdeeling Reken maar zelf na: 6 gespeeld 6 gewonnen nul gelijk, nul verloren Twaalf punten 26 goals tegen 7 En 'n gemiddelde van 2! Wat zegt U? Ik zeg niks Dat wil ik wel gelooven Van zulke lui kan je niks meer zeggen 't zijn geregeld menschen voor de na tionale trui IJmuiden staat boven aan! Zulke mannen hebben ze nergens! Heb'u dan niet gelezen, dat de Storm vogels gekozen zijn om de proefwed- strijd te spelen tegen 't Nationale elf tal? Kijk naar Wim Koster Mijn vriend boog zich naar mij toe en zei: U moet 'm dat niet oververtellen hoor, maar Wim Koster is 'n reuzespe ler Da's 'n specialiteit! Die kan op iedere plaats spelen Die is bij de oprichting als ballenjongen gekomen en die staat zoogoed als Keeper als op alle andere plaatsen! Alles is-tie ge weest in Stormvogels Doelverdedi- ger Rechts-achter Links-achter Rechts-midden Spil Links midden Rechts-buiten en Rechts binnen Mid-voor Links-binnen en links-buiten Tegenwoordig is-ie aanvoerder van 't eerste elftal Dus dat is 'n elftal op zich zelf.... Dat is-ie Maar de andf zijn ook niet mis! U moet Witte! Blinkhoff zien trappen Och(i neer die schiet enorm! Datls rechts-binnen U moet maai kommen kijken Dan zal u 'si zien En weg was de Stormvogel. Maar hij heeft een diepen indruk me achter gelaten en ik weet nu me te doen staat! Eindelijk zal ik toch nog eens tot mijn ideaal kom Want m'n vrouw is niet hier en Familie ook niet. Dus ik kan nui len en op Zondag! Derhalve heb ik me oogenblikkt laten inschrijven als aspirant-lid de „Stormvogels". En ik ben naar ner Burton gegaan voor het nemen privaatlessen. Eerst had hij er niet puf in. 't Is zoo'n werk zei hij ik moet al tweemaal in de week t nen als 't ongeluk wil, dat 't j is Maar ik heb aangehouden en trainen we bij hem boven in de hui mer. Met 'n oude speelgoed-bal. Ikl al evengoed links als rechts. De i ken kopjes en schoteltjes zijn voori rekening. Dat heb ik er graag over! En verder stel ik voor om naas nieuwe witte paal aan de overzij V! sluis een tweede witte paal te ter eere van de Stormvogels. Ik sti! biet twaalf blanco vellen papin schikbaar plus 'n potlood voor 1 teeren van de ingekomen giften, spaart kosten. En ik zal meespelen als ik weet hoe. Van m'n stijve knieën merkt mand wat en van m'n schedel ook want ik zal uitsluitend als „Kef; spelen, dus met 'n petje op Leve de Stormvogels!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1923 | | pagina 2