Adverteert in dit Mad.
H
Magazijn DE FAAM
R. FEDDEMA CORP.
u
VISITEKAARTEN
Haarfemsche Bankvareeniging
Alle B<
loodschappen ilaait
■i Spaarkas „DE FAAM" mm
HOSTE
0I1S- 00
Loket - Kluizen
Indien U
H,
Amsterdamsche Boter flandel
bent U altijd
YOORDEELlGf
nit.
een half pond prima Koffie Cadeau
Lees verder de aankondiging aan de Kassa
Gooi nooit onze KASSA-BONS weg, zjj hebben altijd door waarde
Doet Uw voordeelVraagt bij ons prpopgaaf
Hnygensstr. 61 - Tel 480 Hnygensstr. 64 - Tel. 480
N. V. DBÜK&EBIJ SINJEWEL
WILLEMSPLEIN IJMÜIDEN
Het beste niet te goed.
Beverwijk IJmüiden
Effecten en Coupons Vreemd geld
Buitenlandsche Wissels
Credieten Deposito's
Verstrekt credietbrieven op Binnen- en Buitenland
Documentaire Credieten
»KATIN KOÏ^FIf"
bij de
Filialen door geheel Nederland
te IJMÜIDEN, Kanaalstraat C73, te BEVERWIJK, Breestraat89
Goede kwaliteit Concurreerende prijzen
Tot en met 13 December ontvangt U bij aankoop van f 1.50
levensmiddelen, w.o. 2 pond margarine
(uitgezonderd natuurboter en suiker)
Neemt proef met onze prima Margarinesoorten
Drinkt A.B. H.'s Koffie en Thee,
liIFFI K
Wij herinneren er ,nog even aan, vooral HEDEN ZATERDAGAVOND 8 DECEMBER de
„KASSA-BONS" in te leveren, om aan de attractie mee te kunnen dingen.
welke waarde de „FAAM:KASSA-BONS" hebben vanaf 3 tot 31 DECEMBER.
Zoo U nog geen Spaarzegelboekje van „DE FAAM" heeft, vraagt dan nog heden inlichtingen
aan onze zaak, of bij onzen Spaarkas agent, den heer W. Marcussen, Bik- Arnoldkade 20 rood,
Wij sparen voor U en gij kunt steeds in onze zaak met de spaarzegels terecht, ook in al onze
Uitverkoopen en dagen van extra aanbiedingen.
OPRUIMINO
tegen zeer lage prijzen
Aanbevelend,
OPRUIMINO
Voor onze gezondheid is het beste niet te goedwant onze
gezondheid is ons kapitaal, en voor een goed deel ons geluk.
En nu kunt gij, zonder een bepaalde kwaal, toch aan algemeene
zwakte lijden, die het leven dikwijls tot een last maakt.
Zulke slapte gaat dikwijls samtn met een bleeke kleurhoofd
pijn, hartkloppingen, gedurige vermoeidheid, gebrek aan eetlust,
misselijkheid, prikkelbaarheid, gebrek aan energie;
Tegen die algemeene verslappingsfoestanden helpt geen enkel
middel zoo radikaal als de SANGUINOSE. Want de Sanguinose
versterkt en verrijkt het bloed wekt de eetlust opbevordert
een algemeene levensopgewektheid en tast met vaste hand de
oorzaak aan van die algemeene zwakte, die het leven tot een
last kan maken.
SANGUINOSE kost f 2.— per fl., 6 fl. f 11.12 fi. f21.—.
Tweemaal per dag een eetlepel is voldoende,
WACHT U VOOR NAMAAK!
Bij alle Apothekers en voorname Drogisten.
VAN DAM Co.,
De Riemerstraat 2c/4. Den Haag.
NATUURWANDELINGEN.
2e Serie.
XX.
De Wateren rondom Uitgeest.
Sedert onheugelijke jaren is Uitgeest
een centrum van bloemencultuur ge
weest. Het is juist in het voorjaar dat
het gezicht op dit oude dorp, met zijn
grijzen kerktoren op den achtergrond,
van af het station langs de drie hoofd
wegen, wordt opgevroolijkt door de
kleuren der verschillende bolgewassen.
Eerst zijn het de schuchtere doch tus-
schen de nog winterdorre velden spre
kende tinten van Groens en Sneeuw*-
klokjes, dan achtereenvolgengs de gele,
oranje of witgele Narcissen die in de
tuinen prijken. Half April komen de
Tulpen van allerlei kleuren en in Mei
de lieve Anemonen en Ranonkels, die
hier zoo bizonder t'huis zijn. In den
vollen zomer spelen de Gladiolus een
hoofdrol, bloeiende tot diep in 't najaar,
terwijl de teelt van snijbloemen ook in
de laatste jaren belangrijk is toegeno
men.
Slechts een klein gedeelte bij het
dorp, leent zich tot de culuur van Hya
cinthen en dat wel op de zandige tui
nen, zooals op „Waardenburg" en
„Kuipersven" aan den Hoogen Weg, de
zoogenaamde geestgronden.
De bloembollenteelt heeft hiey een
gouden tijd beleefd, dat was in de ja
ren volgende op den oorlog van 1870
'71, toen telde Uitgeest ook zelfs onder
zijn kweekers exporthandelaars. Later
in de 80er en 90er jaren beleefden de
bloemisten en ook de veehouders een
schralen tijd. Lage prijzen der produc
ten en geringe waarde der landerijen.
Né 1900 kwam er weer verbetering,
ook doordat de tuinbouw en het
kweeken van aardbeien zich in deze
omgeving uitbreidde. De oorlog van
1914 bracht evenals overal, ook hier
slagen toe aan de bloembollenteelt,
doch gedurende de oorlogsjaren be
reikte de groente- en vruchtencultuur
een ongekende hoogte en bezorgde vele
voordeelen. Het tuinland begon zich
ver rondom het dorp uit te strekken,
en menig stuk weiland werd met ploeg
of spade tot de groenteteelt omgewerkt
Uitgeest bezit in zijne onmiddel
lijke nabijheid weinig wandeling, doch
gelegenheid tot varen en visschen is er
ruimschoots.
In de met riet begroeide oeverkanten
van het Uitgeestermeer huist in het
voorjaar en in den zomer allerlei soort
waterwild, vooral eenden en snirmen.
Het riet wordt meestal laat gesneden,
om in den wintertijd den zwaren golf
slag van het meer te keeren. In dit en
in het Binnenmeer is het vrij visehrijk
en kan met succes op baars gehengeld
worden.
Het bliksemvuur heeft hier evenals
in de geheele Zaanstreek veel brand on
verwoesting aangericht, vooral onder
de watermolens en boerenwoningen.
Ook de spits van den ouden kerktoren
werd in 1815 door het hemelvuur ge
raakt en brandde gedeeltelijk af.
Als men te Uitgeest bij de sluis staat,
ziet men ter weerszijden een uitge-
strekte waterplas, het Binnenmeer ten
zuiden, het Buitenmeer zich noord-
i waarts uitstrekkende. Bij den zaagmo-
len beginnen twee vaarten n.l. de Wes-,
i tergeestervaart en de I-Iennipkloppers-
laan. De eerstgenoemde loopt zuid-
waarts naar Assum en verder west-
waarts naar den Tolweg. De andere
loopt oostwaarts naar de Wijde Bus.
Van uit dit meer komt men in ooste
lijke richting varende in het Zwat,
vervolgens in het Vroonsmeer, de
Overtoomsloot, eindigende aan den
Overtoom. Hier werden voorheen de
schuiten met een windas over den weg
gesleept om zoodoende in den Ham te
komen, waarbij thans het pantserfort
„den Ham". Noordwaarts heeft de
Ham gemeenschap met de Cro/nme-
Nie en zuidwaarts met de Bus. Vaart
men de Cromme-Nie in noordelijke
richting op, dan komt men aan de
Plemsluis en door deze in het Buiten-
meer. Behalve bovengenoemde vaarten
en binnenmeertjes, treft men nog vele
dergelijke wateren en tochten aan,
waarvan er ook sommige in latercn
tijd ingepolderd en drooggelegd zijn
zooals: in de Zien, de Molenwatering;
in de Broek, de Mellaan, Oude Over
toomsloot, Tweede Brugsloot, Hem-
sloot, Slikheining, Wijde laan, Nieuwe
laan en Vogelmeer; in het Woud: de
Draai, Binnen Tochtsloot, Wijdesloot,
Rozemeersloot, Stieroppersloot, Kruis-,
akkersloot, Wetsloot en Markersloot.
In den Markerpolder nog het Marker
meer, de Dop cn de Voorsloot. Bij den
4en Watermolen vormt het Uitgeester
meer een diepe bocht die het „Zwaans
meertje" heet en een eind verder ligt
het schiereiland Dijkerhemme. Aan de
noordzijde steekt het als een landtong
in het meer uit. Het water tusschen
deze punt, de Zwarte Hoek genaamd en
het tegenoverliggende land van Aker
sloot, heet het Limmergat.
Tusschen Dijkerhemme en 't Woud,
bij de Plemsluis, draagt het meer den
naam van Buiten-Crommenie, terwijl
het water tusschen de polder 't Woud
en het land van Akersloot, de Stier
heet. Door dit water komt men in de
Markervaart, die zuidwaarts in de
Tochtsloot uitkomt, die gemeenschap
heeft met de Nauernasche Vaart en de
Zaan.
Het is hier dus rondom en hoe ver
der men oostelijker komt met recht
een land van molens, schuiten, vlon
ders en polsstokken, een waterland.
De bekende dichter W. J. Hofdijk
heeft ook Uitgeest in zijn „Kennemer
Balladen" herdacht en ten tooneele
gevoerd met een vers naar aanleiding
van de Duitsche en Noorsche Sagen
omtrent de stroomgeesten. Het is geti
teld „de Nekkér". Het Duitsche volks
bijgeloof noemt hem „der Wasser-
mann", in Zweden heet hij Strömkarl.
Dit wezen der verbeelding een söort
van mannelijke meermin, houdt even
als de Elven, Sirenen en andere water
geesten zijn verblijf aan de oevers van
groote wateren of rivieren. Ook in
Friesland zijn de Nekkers bekend, zij
huizen in de moerassen, meren en
vaarten, waarin de Kriet (Phragmites
communis) groeit. Zij die het riet snij
den, vinden daar dikwerf de zooge
naamde warnesten in. Hoe die .daar
komen? Grimm zegt: gewoonlijk wordt
de Nekker oudachtig en langbaardig
voorgesteld, zooals de Romeinsche
Halfgod, uit wiens urn de rivier vloeit.
Muziek, gezang en dans zijn, evenals
dat der Elven, het genot van alle wa
tergeesten. In Zweden het land der sa
gen bij uitstek, verhaalt men van den
lokkenden, betooverenden toon van
den Strömkarl. De meeniiig heerschte
dat deze watergeesten nimmer zalig
konden worden en dit verwijt greep hen
aan met diepe smart en deed hen moe
deloos en klagende de diepte opzoeken.
Meerdere Noorsche Sagen hebben hun
oorsprong aan dit volksgeloof te dan
ken. Het hierop betrekking hebbende
vers van Hofdijk, aan Uitgeest gewijd,
luidt:
Het suisde langs den oever
En door het hooge kruid,
Als 't lied der Nachtegalen
Met zacht en teer geluid.
Toen sprak de dart'le lijfknaap
Die uit het venster zag:
Dat's zang van hemelmaagdem
Geen nachtegaal geklach.
En sprak de grijze wachter,
De wachter op den trans:
Neen! wie deez' liedren kweelen
Omstraalt geen hemelglans.
Al ruischt het door de bloemen,
Als zong een serafijn
Het is de grijze Nekker,
De Stroomgeest van den Rijn. J)
Toen loech de dart'le Lijfknaap,
En ijlde naar benêen;
En sloop door bies en halmen
Naar d'ouden Zanger heen.
Wat slaat gij, Geest der golven
Van d'ouden, blonden Rijn,
Uw gouden waterharpe?
Gij kunt nooit zalig zijn!
1
Toen klonk een bitter weenen
Door 't riet aan d'oeverzoom:
De droeve Geest dook neder
Naar 't diepste van den stroom.
Hij klaagde er op den bodem
Van 't golvend kristallijn
„Gij, grijze Geest der waat'ren!
Gij kunt nooit zalig zijn!"
Dat hoorde de eed'le Jonkvrouw
Die doolde op 't groen terras,
En langs de slotgracht trad ze
Naar d'effen waterplas.
De stroomgeest zat aan d'oever,
Hij weende lang en "veel:
De zaligheid der geesten
Werd nimmer toch zijn deel.
Zij, schoon als bij den ochtend,
De ontloken mosroosknop
Zij trad den Oude nader
En sloeg haar sluier op.
I-leur stem klonk zoet, als 't koeltje
Dat door de wilgen^beeft:
Gij grijze Geest der waatren!
„Ook uw Verlosser leeft."
Een dankb're lach van weemoed
Doorglansde 't waas van leed,
Toen langs de waterharpe
Straks weer zijn vinger gleed.
Aan 't blauwe luchtbruin straalde
De zilvren maneschijn -
En roerend klonk de harptoon
Aan d'oever van den Rijn.
Noot.
1). Een kleine Vliet, die tusschen
Uitgeest en Limmen uit de Die stroomt
en zich in het Uigeestermeer verliest,
heet „de Rijn", terwijl een tak daarvan j
thans door aanplemping verbroken en
de achter Klein Dorregeest in hefcj
Hoekzeilmeertje uitloopt „de Oudji
Rijn" wordt genoemd. jj
S. C. L. P.