ORGAAN VOOR DE Gi
VELSEN
Advertentiën
JifcT
Maandag 31 December IMS
9e Jaargang
Verschijnt Woensdags Zaterdags
voor de Courant van
WOENSDAG
kunnen aangenomen
worden tot 11 uur.
1JMUIDER COURANT
Abor nementspriji s f 1.— per 3 maanden, franco per post 11.35
Abornementen worden aangenomen aan bet Bureau en bjj de
Agerten. Tot plaatsen van advertentiën van Buiten de gemeente
VELSEN In dit blad is uitsluitend gerechtigd bet Advertentie-
bureau P. F. C. ROELSE, IJMU1DEN.
Advertentiën uiterlijk In te zenden
WOFNSDAO tot 9 uur v.m. en VRIjDAOS tot 4 uur n.m.
Uitgave;van de;N. V.j.UITOEVERS Mij. „IJMUIDEN"
ADRES VOOR" REDACTIE EN ADMINISTRATIE
- N.V. DRUKKERIJ SINJEWEL
Willemsplein;; 11 Telefoon 153 Ijmuiden
Wond. meded.elingen 40 ets. per regel - Adyertentiex ran 1 t.en m. 6 regel.
i"' la, 2Iairy ""f 0 ct,'~ ComP*«t gexette ady.rtenties yaa 1 t.enm.5
regel, f 1.26, iedere regel meer 26 ct.. Kleine advertentie. en familieberichten
xoomede vereeniging. advertentie. uit de gemeente, uitsluitend bn vooruitbeta
ling» «n 1 tot en met 5 regel_. f0.76, iedere regel meer 16 ets. BS niet contante
lïï/ff f f".W°nC pr5"n b.erek8nd - Advertentie. ,adrea bureau yan
dit blad' 10 ets. oxtra; voor bexorgmg yan op adyertentics ingekomen brieyen
wordt 10 et». in rekening gebraeht - Boyenstaande regelpnjzen worden mot
6 ctx. y r h o o g d yoor ady.rtenties yan buiten de gemeente Velsen
BIJ DE JAARWISSELING.
Ons laren is "een staag ,yerreiien en
vertrekken,
Wij vlnderTvaat verblijf noch rust-
pltnts hier beneen,
One'komt gedurig,weer de stem des
Geesten wekken:
Op, maakt uw vaardig en reist keen.
DB GENESTET.
Oudejaarsavond is de avond van over
denking. Voor velen is 'f wel alleen een
feestavond, de laatste gelegenheid van het
jaar om lekker te eten en le drinken, maar
gelukkig zijn er nog velen, die een wijle
stilstaan en hun weg overzien.
Deze avond stemt ook tol peinzen.
Die Jahre kommen und vergehn
zegt Heine en al wat heengaaf, stemt ons
weemoedig. En wat voorbij is, keert nim
mer weder. Gelukkig als we niet bij ge
broken stukken, als we aan 't eind niet bij
een verloren jaar behoeven te staan.
Gelukkig ook, als we niet met een zwart
pessimisme dit jaar zien heengaan en danken
dat het voorbij is. Dat we niet met Heine
roepen
„O, lös 't mir das B&thsel des Lebens,
Das qualvoll uralie Bathsel,
Woiüber sclion manche Baupter gegtübelt.'
Want al ligt een jaar achter ons, dat
zeker een der moeilijkste, zoo niet het
moeilijkste na den oorlog is geweest, wij
houden het toch liever met het optimisme
van een De Oenestet.
Hij, de prediker, die zooveel leed in zijn
leven heeft gekend en die zelf een moei
lijken lijdensweg is gegaan, hij zag uil
boven den tijd.
Een zwaar jaar ligt achter ons. Vele
zakenmenschen zullen met zorg in het hart
en met vreeze de balans van dit jaar op
maken. Wat een verarming en een inzinking
in een toch zoo rijke wereld. Zwaar hebben
wij dit ook gemeld in onze plaats, hoe
moeilijk is het vooral voor Ijmuiden en
Velseroord geweest.
Maar erger is dat onrecht en macht in
deze wereld regeeren, inplaats van recht
en liefde. Vreeselijk is de verantwoorde
lijkheid van wie de volkeren leiden, en
toch wat een onrecht, wat een onwil om
recht te doen.
Welk een woelen ook in ons eigen land.
En weik een nood ook temidden van ons
O, zeker, er is een heerlijke wedijver onder
ons volk om den ergsten nood in de
vreemde landen te helpen lenigen. Maar
des te scherper valt op de ellende in eigen
land, waartegenover veten zoo apathisch
staan. Men zie maar eens in de visschers
plaatsen, zoowel aan de Noordzee, maar
vooral aan de Zuiderzee, waar bittere
armoede, waar kommer en zorg het leven
zoo donker maken.
Wat zag De Genestel dit alles ook in
zijn tijd en hoe riep hij in zijn heerlijk
lied. .Aan den ingang des jaars" de men-
schen op, niet om te rusten, maar om de
lendenen te omgorden en de lampen
brandende te houden. En om vaardig te
zijn tot werken, dienen, kampen.
Op uit uw blij gerin, naar 't eenraam huis
[dei smalte.
Vau wie daar weenou 't leed versacht,
Op, van de plek der rust iu 't kampperk
[van het levea,
Daalt willig, moet het afjn, ook van de
[plaata der eer.
Zoo moge ons het nieuwe jaar wachten.
Veel droefs was er in 1923, maar Iaat
ons met nieuwen moed onze taak aanvatten,
om als 't mogelijk is recht en liefde te
doen zegevieren.
Mocht zoo ook voor onze gemeente een
betere tijd aanbreken, een tijd, waarin er
eerlijke arbeid zal zijn voor allen.
„Bereid zijn" klinkt de last, zoo neemt dan
[zaftm de vouwen
Van 't haügende gewaad, dat licht ustruiklen
[doet,
Omgordt u met de kracht van ,'t vol
[geloofsvertrouwen.
Met'Christenliefde en Christenmoed.
G. V.
De morgen der goede wenschen.
Het is niet makkelijk, om de stem
ming van den eersten dag van het jaar
te ontleden. Er is ongetwijfeld hartelijk
heid in, ook een gevoel van vrees of van
hoop, want men staat wel eiken mor
gen tegenover de toekomst, maar nu
gaat men toch onwillekeurig vragen,
wat het jaar ons brengen zal. Geluk
kig, dat de toekomst een land is door
een dikke mist geheel onkenbaar; al
leen daar waar men er zijn voet in zet,
wijkt de mist een weinig en kan men
iets zien. Maar een geheel overzicht van
deze wereld zou ontzettend wezen. Men
zou dan niet alleen lijden onder de
rampen, als ze er zijn maar ook reeds
maanden van te voren, als men ze met
zekerheid onafwendbaar ziet naderen.
Maar ook de vreugde moet niet te vo
ren gekend worden, dan verliest ze een
groot deel van haar glans. Ze moet ons
verrassen als een onverwacht mooi uit
zicht om een hoek van den weg hij een
wandeling of als een stroom van het
vredige maanlicht, dat plotseling door
de wolken heenbreekt en den nacht zijn
somberheid ontneemt.
We weten niet van het komende heil
en den zegen, we kunnen het alleen el
kander toewenschen. Er zijn er, die
's morgens elkaar heil en zegen toe
wenschen en 's avonds elkander zwart,
aanzien en toch was de wensch van
den morgen wel oprecht. Maar men-
schen zijn zonderlinge wezens, waarvan
men alles kan verwachten, niets is te
ongerijmd en tegenstrijdig, dat het in
den mensch onmogelijk zou zijn.
De kunst van goede wenschen ver
staan we al heel slecht. In menig
sprookje wordt daar leuk een loopje
meegenomen. De boer, die het voor
recht gekregen had, dat een van zijn
bartewenschen vervuld zou worden,
besluit er eerst goed over na te denken
en niet als een dwaas overijld te han
delen. Maar als zijn paarden niet vlug
genoeg naar zijn zin loopen en door de
zweep maar even in een sukkeldrafje
vallen, wordt hij hoos en wenscht zijn
paarden naar den duivel. Weg zijn ze
en de wensch. die in vervulling zou
gaan, is daarmee verloren.
Een ander geestig sprookje vertelt van
een Ener-elschen jongen, die on z-iin
wensch koning werd." Maar zoodra, hii
zich ziin verandering van iongen tot
koning bewust, is geworden, begriipt hij
ook de dwaasheid van zijn wensch. Im
mers hij is als koning een oude, stijve
man geworden en zijn hooge plichten en
de etikette, waaraan ook hij gehoorza
men moet, zijn geheel in strijd met zijn
vrije jongensaard.
Als men in vermaken zijn geluk gaat
zoeken, komt men zeker bedrogen uit.
Het is alsof men zijn honger met peper
en mosterd zou willen stillen. Dat geld
niet gelukkig maakt, weten we allen.
Maar ondertusschen komt toch bij ieder
wel eens de wensch hoven: 'k Wou, dat
ik rijk was. Maar in een der mooiste
hoeken van Correlli wordt een rijke ge-
teekend, die opzettelijk arm wordt, om
dat zijn geld hem scheidt van de men
schen en hij als arme meer harten voor
zich geopend vindt dan als rijke.
Als ik eens een millioen had! Wie
kent deze gedachte niet. Wat zou men
met dien schat doen? De een hem heel
solied beleggen en zijn bezit ieder jaar
met de rente van eenige duizenden ver
meerderen. Een ander denkt aan een
stoomfiets, een beste camera en een
kast vol mooie jongensboeken. Vooral
de stoomfiets is voor een jongen het
hoogste goed. Maar de man, die de za
ligheid van een stoomfiets ervaren
kan, klaagt over allerlei kleine hape
ringen, over de onbetrouwbaarheid van
deze fiets, over het gevaarlijk rijden
over gladde wegen en over de kou, die
men vat, al kleedt men zich ook zoo
dik als een Eskimo. Een prachtige
woonauto, waarmee men de wereld
rond zou kunnen reizen en dan op de
mooiste plekken een poosje vertoeven
en dan weer verder! De wandelende
Jood is echter niet juist een toonbeeld
van geluk. De meeste menschen zouden
met een millioen verlegen zijn als met
een olifant als cadeau voor de huiska
mer.
Gezondheid, welvaart, een eigen te
huis, succes bij zijn w'erk, een prettige
kring vrienden, veel uitgaan, mooie
boeken, dat alles geeft wel geluk maar
niet het geluk. Een van de meest diep
zinnige spreuken, een levenswaarheid,
die we allen kunnen ervaren, luidt:
Zoek uw geluk niet in hetgeen gij hebt,
maar in hetgeen gij zijt! Het geluks
land is in het hart der menschen te
zoeken, maar makkelijk is het daar
niet te vinden; het is als een lieflijk
verscholen plekje in een groot donker
bosch.
Niet omdat die wenschen eenige
meerdere kans op vervulling hebben
dan het goeie morgen, goeie avond van
iederen dag, maar omdat ze spreken
van een vriendelijke stemming der
menschen tegenover ons, stellen we ze
op den eersten dag van het jaar zoo op
prijs. Als men er dan ook maar bij be
denkt, dat we elkander tot onheil en
tot heil, tot vloek en tot zegen kunnen
zijn. Beter dan heil en zegen wenschen
is heil brengen en voor anderen een ze
gen te zijn. Dat is een preekje voor den
nieuwjaarsmorgen. Maar het is beter
dan men het nieuwe jaar met een paar
eenvoudige waarheden begint dan met
een lolletje of werktuigelijk vriend
schapsbetoon.
De Nieuwjaarswenscherij is voor ve
len een soort sport, voor velen ook een
gelegenheid, om te bedelen of te klap-
ioopen. Maar gelukkig spreekt er ook
een geest van welwillendheid uit die
den eersten morgen van 't jaar goed
maakt.
Zoeker.
PLAATSELIJK NIEUWS.
IJMUIDEN.
Posterijen.
Met ingang van 1 Januari a;s. wordt
de postvrijdom voor dienstbrieven af
geschaft.
Brieven en andere stukken, welke
door particulieren worden gericht aan
Departementen van Algemeen bestuur,
Staten-Generaal, Rijlcsverzekerings
bank, Raden van Arbeid, Openbare In
stellingen en Ambtenaren moeten van
af genoemden datum worden gefran
keerd.
VELSEROORD
Blijarten Klasse C.
Vrijdagavond 1.1. kreeg „D. V. S." de
leiders van hun afd. op bezoek, wat
voor „D. V. S." een nederlaag beteeken-
de, maar D. V. S. is nu eenmaal een
club die aan zijn tegenpartij ontneemt
wat zij te veel heeft en geeft wat zij te
kort heeft, al zoo doende ging „D. E. S."
dan ook met een flinke nederlaag naar
de Spaarnestad terug; „D. V. S." speel
de 114 punten voor.
Er werd als vol^t gespeeld:
„D. V. S." „D. E. S."
i 100 55
100 38
100 86
I 100 70
63 100
Totaal 463
349
werk zullen willen en kunnen
voortgaan in 1924 enz
dat het aantal leden gestaag zal blij
ven stijgen;
dat velen, liefst allen, gebruik zullen
maken van het C. B., gedenk:
Beter voor niets, dan te laat,
De gang naar C. B. heeft in geen
geval geschaad.
Een gloeiende kachel in
een klein vertrek is na-
deeliger dan de felste
kou.
Kent ge Hannes den Schapenboer?
Een krasse zeventiger, maar eigen
wijs, van wat ben je me! Dat
zie je wel aan zijn spitse, vooruitsteken
de kin, zijn kromme neus, zijn scherpe
trekken, nog altijd fonkelende oogen
en niet het minst aan zijn pet, die hij
dwars op zijn lange haren draagt.
Toch is hij niet dom en zegt je menig
maal een waarheid, waar je nog nooit
over nagedacht hebt.
's Wintersavonds ga ik wel eens een
pijp bij hem rooken. Gezellig is 't er nu
juist niet: een groot vertrek, hoog, hol,
en heelemaal niet warm, een breede.
ouderwetsche boerenschoorsteen in 't
midden, waaronder een hel flkkerend
houtvuur en Hannes in zijn grooten
stoel ter zijde daarvan in den boek.
Gezellig is toch dat vroolijk knappend
vuur en de gemoedelijke verhalen uit
de oude doos, waar van Hannes een on
uitputtelijke voorraad heeft. Gewoon
lijk is 't begin:
Wat nieuws meheer?
Nou, Hannes, niets bijzonders, als
dat het bar koud is en hier is 't ook
niet warm.
Dan stoken ze bij Mieke, je dochter,
beter!
Jawel, maar daar hebben ze ook
zoo'n nieuwerwetsch ding, zoo'n kachel
en ze stoken of ze levend gebraden moe
ten worden. Maar daarom zijn ze ook
altijd verkouden.
Kom Hannes, dat komt toch niet
van de kachel, maar van de kou en den
guren wind.
Ja dat kan: maar verkoudheid is
meestal 't gevolg van snelle en sterke
afkoeling. Begrijp je me meheer!
V. O. 1 1/24.
Prop.
SCHEEPVAART.
Vereeniging tot bestrijding der T. B. C.
In de eerste plaats aan allen die heb
ben medegewerkt, om de vereeniging
meer tot bloei en op hooger plan te
brengen, de beste wenschen voor 1924
daar bij de wensch voegende:
dat allen met hun gemeerischaps-
Het ongeluk met de „Junior".
De Raad voor de Scheepvaart deed
onderzoek naar de oorzaak van het
overvaren worden op 6 Dec. j.l. van de
sleepboot „Junior" in den havenmond
van Ijmuiden door het Engelsche
stoomschip „Transporter", bij welk on
geluk de „Junior" tot zinken werd ge
bracht en de machinist van dit schip
verdronk.
Als getuige werd eerst gehoord de
schipper van de „Junior", die verklaar
de, dat hij op 6 December, 's morgens te
8 uur in dienst was getreden. Het schip
was verder nog met twee koppen be
mand nl. den machinist en een dek-
knecht. Het was helder weer. De „Ju
nior" voer de haven uit om drie loodsen
naar de loodsboot te brengen. Ook
moest een loods van de „Transporter"
worden gehaald.
Het schip had een vaart van onge
veer 7 mijlen. Voor de „Junior" uit voe
ren 12 a 13 botters en een baggermolen,
en achteraan de „Transporter".
Even voor de visschershaven zag de
schipper van de sleepboot de „Trans
porter" met veel vaart achter zich aan
komen.
Daarop praaide hij een der voor hem
uit varende botters met het verzoek wat
uit te wijken en gooide daarna het roer
een paar streken over stuurboord om
weer in de vaarlijn te komen.
Hij had toen niet meer achterom ge
keken, omdat de ruiten van het stuur
huis beslagen waren. Een der loodsen
veegde ze af. Vlak daarop zag de schip
per dat de „Transporter" vlak bij was.
Hij wilde zijn roer nog over bakboord
gooien maar op 't zelfde oogenblik werd
hij weggeslingerd. De „Transporter"
liep met volle kracht op zijn
stuurboordsachterschip en de schipper
werd over boord geslingerd. De ruiten
van het stuurhuis 'werden stukgesla
gen.
Het achterschip van de „Junior"
werd omgegooid, zoodat dit schip over
bakboord opzij viel en direct daarop
zonk.
De loods, die het bewuste ruitje had
afgeveegd, zeide, zich niet te herinne
ren, dat hij toen de Transporter' gezien
had. Toch had na eenige oogenblikken
de aanvaring plaats.
Een der leden van den Raad maakte
de opmerking, dat het wel wat ge
waagd was geweest zoo vlak voor de
„Transporter" uit te varen. Het was
veiliger geweest, als de „Junior" een
flinke poos eerder vertrokken was, of
achter de ^Transporter" was gebleven.
Vervolgens werd gehoord de loods,
die van de „Transporter" gehaald zou
worden.
Tijdens het ongeval stond deze op de
brug van het Engelsche schip.
Hij verklaarde, dat de „Junior" dwars
voor de „Transporter" lag, in tegen
stelling dus met dè verklaringen dei-
and ere getuigen.
De inspecteur van de Scheepvaart
zeide, het vreemd te vinden, dat deze
loods niet eens wist, hoeveel vaart de
„Transporter" liep.
Het was niet mogelijk deze twee uit-
eenloopende verklaringen nader tot el
kaar te brengen.
Een der andere leden van den Raad
zeide nog er niets van te begrijpen, dat
de vijf man aan boord van de „Junior"
de „Transporter" niet hebben zien aan
komen.
Ten slotte werd nog gehoord een vis-
scher, die zich met zijn scheepje in de
buurt van de „Junior" bevond en dus
getuige van het ongeluk was.
Hij verklaarde gezien te hebben dat
de „Junior" ongeveer 10 M. ('n halve
scheepslengte van de „Junior") vóór de
„Transporter" was. De schipper van de
„Junior" moet dus de „Transporter"
hebben gezien. De beide schepen had
den volgens hem ongeveer dezelfde
vaart, bijna 7 mijlen.
De inspecteur voor de Scheepvaart,
de verschillende verklaringen samen
vattende, maakte ten slotte de opmer
king, dat de zaak door de verklaringen
van den laatsten getuige aanmerkelijk
duidelijker was geworden. Blijkbaar
hebben de beide schepen, de omstan
digheden in aanmerking genomen
er was een opeenhoping van kleine
vaartuigen in de haven veel te hard
gevaren. Aan boord van de „Junior"
heeft men de voorzichtigheid wel hee
lemaal uit het oog verloren, hetgeen
blijkt uit het feit, dat de opvarenden er
met zijn vijven niets van gemerkt heb
ben, dat de „Transporter" zoo dichtbij
was. Ze hebben hoogstwaarschijnlijk
met elkaar staan praten.
De inspecteur wenschte zich echter
van het stellen der schuldkwestie te
onthouden.
De Raad zal later uitspraak doen.
De Raad voor de Scheepvaart deed
ondei'zoek naar de oorzaak van de aan
varing óp 12 November j.l. op de Noord
zee tusscben de zeil-visschersvaartui-
gen „Zwaluw" Sch. 169 en „Martina
Bernardina" Sch. 302.
De schipper van de „Zwaluw" vertel
de: Op 12 November zeilden we op on
geveer 52° N.B. en 10° O.L. Er stond eeri
flinke West-Z.W.-bries, de maan scheen
helder en ik zat, met een paar leden
van de bemanning op het achterschip
te domineeren.
Plotseling kwam de wachtsman mij
waarschuwen, dat er een schip in 't
j zicht was. Ik controleerde het roode
licht dat goed brandde en haalde met
een het stakelvuur van beneden. Toen