d0en"
len komen en er onder lijden, dat ze met
de schooltijden mee meerdere dagen ze
ven, acht UU1- geestelijken arbeid moe-
ten verrichten. n„Aar-
School en Leven wil het onder-
scheid tusschen huiswerk en het wer
ken op schooi doen vervallen. Sommi
ge scholen reserveeren het laatste
schooluur voor huiswerk. De kinderen
vinden dat prettig, omdat ze er een uur
vrijheid door winnen. Maar „School en
Leven" wil allerlei stukjes van dat uur
huiswerk in school achter de andere
lessen plakken. Op den duur zal zoo
een doelmatige school ontstaan, waar
extra uren voor huiswerk na den
schooltijd niet meer noodig zijn. Een
uitzondering zou men kunnen maken
voor hoogei;e klassen van kweekscho
len en H. B. S. enz. Maar ook daar is de
verdeeling van de daguren voor les en
de avonduren voor studie verkeerd.
Deze jongelui zijn minder slachtoffers
van de huiswerkplaag dan de jongere
leerlingen. Ze „verpoffen" het, den hee-
len avond te zitten blokken en nemen
den vrijen tijd, die hun toekomt. Zij
komen ook meermalen met protesten
tegen te veel huiswerk bij hun leer
aren en weten er iets af te krijgen.
Misschien gaat „School en Leven"
wat te ver in den eisch het huiswerk
geheel af te schaffen. Te veel vrijheid
is evenmin goed als te weinig vrijheid
Bovendien is er een voordeel aan het
huiswerk verhonden, althans in theo
rie: de leerling leert zelfstandig wer
ken. Dit is echter in vele gevallen theo
rie. Vluggen en minder vluggen wer
ken samen; de eersten zijn de leeraren
voor de laatsten bij het huiswerk, om
van het overschrijven nu maar té zwij
gen. Bovendien heeft menige leerling
's avonds zijn vader achter de hand en
bij de hand en deze lost vaak een som
op of helpt bij een moeilijke vertaling.
Zelfs dit goede kan men in vele geval
len van het huiswerk niet zeggen.
Staking van onderwijzers in Roemenië.
De leeraren aan middelbare scholen
en de onderwijzers aan volksscholen
hebben enkele bijeenkomsten gehou
den, waarop ten slotte besloten werd
dat zij in gansch Roemenië zouden wei
geren les te geven, indien de rageering
niet vóór 1 Januari 1924 de salarissen,
die zij hun schuldig is, heeft uitbetaald.
Op een vergadering van professoren
der universiteit werd gewezen op het
gevaar, dat het genomen besluit in
houdt voor de ontwikkeling van het
jonge Roemeensche geslacht.
De professoren hebben de middelen,
die leeraren en onderwijzers te baat
willen nemen om hun doel te bereiken,
afgekeurd, doch zich tevens solidair
verklaard met hen, die op andere wijze
tegen de slechte salarieering willen
ageeren. V.D.
Buitenlanders aan Duitsche
hoogescholen.
Het dagblad „Der Tag" bevat een ar
tikel over het studeeren van buiten
landers aan Duitsche hoogescholen,
waarin de opmerking wordt gemaakt,
dat Duitschland in de laatste jaren dat
studeeren veel moeilijkheden in den
weg heeft gelegd, vooral omdat in bijna
alle landen Duitsche ondernemingen
ook van cultureelen aard onteigend wa
ren en ten gevolgen van de valutaver
houdingen de buitenlanders een goed-
koope opleiding genoten op kosten van
de Duitsche belastingbetalers. Nu de
prijsverhoudingen zoodanig zijn veran
derd, dat het buitenlanders niet meer
gemakkelijk valt toeslag te betalen en
bovendien gebleken is, dat vooral die
mannen uit het buitenland ten gunste
van Duitschland optraden, die in dat
land hebben gestudeerd, meent het blad
dat men zooveel mogelijk buitenlanders
behulpzaam moet zijn hij hun studie
aan hoogescholen en bij hun practische
vorming. Het acht het gewenscht, dat
de openbare meening zich te dien op
zichte uitspreke. Wolff.
De redding der wereld.
Kerstmis getuigt ervan, dat er een
Redder is gekomen, maar de wereld wil
nog steeds niet gered worden. De ge
schiedenis ook van de laatste peiiode,
die met den wereldoorlog is begonnen,
is een voortdurende herhaling van het
sombere woord uit het Johannes-Evan-
gelie: Het licht schijnt in de duisternis,
maar de duisternis heeft het niet be
grepen.
Toch kan geen macht ons het ver
trouwen ontrooven, dat zelfs uit al de
verwarring en nood van het heden een
stroom van nieuw leven de wereld in
zal gaan. Dit is onbewijsbaar, maar de
verhevenste waarheden zijn nu een
maal geen wiskunstige stellingen. Ook
kan men in het heden toch reeds een
zoeken en streven bemerken naar een
nieuwe orde en een nieuwe mensch-
heid. Want dit hebben we leeren inzien,
dat niet alleen de omstandigheden en
verhoudingen maar ook ons denken en
voelen hervormd moeten worden. f
In Rotterdam sprak de vorige week
Dr. P. Honingsheim, een der leiders
van de volksopvoeding en ontwikke
ling in Duitschland. Hij wees op de ge
weldige veranderingen, die het Duit-
sche volk voor en na den oorlog heeft
ondergaan. De middenstand en de in-
tellectueelen zijn diep gedaald. Er is
een verproletariseering der massa en
enkele kringen zijn in het bezit geko
men van groote vermogens en van
machtsmiddelen.
Zoo «zijn er in Duitschland zeer
scherpe maatschappelijke tegenstellin
gen gekomen. De maatschappelijke val
van zoovele intellectueelen heeft groo
te schade gedaan aan allerlei instellin
gen van wetenschap en kunst. Maar ge
lukkig is er een sterk idealisme blijven
leven.
De bloeiende jeugdbeweging in
Duitschland wordt door Prof. Dr. Ho
ningsheim aldus verklaard. In de in
dustriecentra leeft de mensch geheel
los van de natuur. Het gezinsleven is
verloren gegaan. De Duitsche autori-
teitsschool gaf aan de jeugd niets, om
deze verliezen te vergoeden.
In de Duitsche jeugdbeweging ont
breken de buitensporigheden en eenzij
digheden niet. Sommigen zoeken hun
heil alleen in een terugkeeren tot de
natuur. Anderen zijn radikaler dan de
communisten, die zij steunen en ver
wachten alle heil van Bolsjewistische
triumphen in Duitschland. Er is echter
ook een gezonder element in de jeugd
beweging, dat het verkeer met de na
tuur als een middel beschouwt, om tot
een nieuwen vorm van menschelijke
gemeenschap te komen en door samen
werking zich daartoe wil opvoeden.
Men kan het bekende: „Zooals de
ouden zingen, piepen de jongen" hier
omkeeren. De verschillende stroomin
gen in de jeugdbeweging vindt men, zij
j. minder scherp geteekend, bij de oude
ren terug. In het vreemde en zonderlin
ge zoekt men wijsheid en heil. Het is
eigenlijk verwonderlijk, dat er in deze
zware en verwarde tijden, bovenal in
Duitschland geen algemeenere en ster
kere dweepzieke verschijnselen zich
voordoen.
Dr. Honingsheim verwacht de red
ding terecht niet alleen van een wijzi
ging der economische verhoudingen;
ook de mensch moet worden opgevoed
tot den nieuwen, voliedigen mensch,
dien we noodig hebben.
Deze waarheid wordt al meer inge
zien. De beide leuzen: „Herzie den
mensch!" en „Hervorm de maatschap
pij!" vormen geen tegenstellingen: het
een met het ander moet geschieden en
dan oók alleen kan men beiden goed
doen. Wij hebben revolutie en bekee-
ring van noode.
Opvoeden is een werk van geduld en
een grondige ommekeer der economi
sche verhouding komt ook eerst in ve
le jaren tot stand. Daarom stemmen
we geheel in met de conclusie van Dr.
Honingsheim, dat de wederoprichting
een lange, moeizame arbeid zal zijn en
ons geslacht na den zwaren woestijn-
tocht misschien van de bergen uit eens
het beloofde land zal aanschouwen.
Dat is een schoone Kerstgedachte: al
,0 het middernacht, het licht komt!
Maar deze beschouwing bevat ook een
grootsche roeping. We hebben de
komst van het licht af te wachten,
maar de wederoprichting der mensch-
heid is gedeeltelijk ons werk. En om
dat wij het beloofde land wellicht mo
gen zien maar zeker wel niet zullen
ingaan, moeten we bereid zijn met. zelf
verloochening niet voor onszelf maar
voor komende geslachten de wereld en
ons zelf aan te pakken, opdat het vele
wat gevallen is. worde opgericht en het
gebrokene hersteld.
Eenige bijzonderheden over onze
bevolking.
Statistieken zijn geen prettige lec
tuur en hooren in een krant, die men
gewoon is met sneltreinvaart te lezen,
niet thuis. Daarom geven we liever en
kele bijzonderheden weer omtrent on
ze bevolkng in '22, die onze aandacht
trokken
Op het eind van '22 telde ons land
ruim zeven millioen inwoners; 49.64
mannen en 50.36 vrouwen. Het ver
schil is niet zoo groot als men denkt
en het wordt bovendien ieder jaar iets
geringer. Hier werkt 'n geheimzinnige
kracht in de natuur, waardoor het aan
tal leden der beide geslachten ongeveer
tegen elkaar blijft opwegen. Het is een
bekend verschijnsel, dat na een oorlog,
die vooral de mannelijke bevolking het
sterkst treft, er meer jongens .dan
meisjes geboren worden. Een ver
schijnsel dat geen geleerde verklaren
kan.
Het verschil tusschen het aantal
mannen en vrouwen in ons land heeft
mede zijn oorzaak in de grootere stroom
vrouwen, die zich uit den vreemde hier
vestigen dan die der mannen. Het ver
schil bedroeg in '22 niet minder dan
12000. We denken hier aan de vele
Duitsche dienstmeisjes, die door onze
loonen en onze tafel worden aangetrok
ken. Niettegenstaande de hooge huwe
lijkscijfers blijft het geboortetal nog
voortdurend dalen. Het is grooter op
het land dan in de steden. In 1876 wer
den er 37 kinderen op de 1000 inwoners
en in 1919 slechts 24 kinderen op dat
zelfde aantal geboren.
Sterk is het aantal echtscheidingen
toegenomen. Er zullen vroeger ook wel
veel ongelukkige huwelijken zijn ge
weest, maar men werpt thans eerder
dien last af. Maakte de wet, echtschei
ding nog makkelijker, dan zou het aan
tal scheidingen zeker ook nog vermeer
deren. In '22 werden er 1954 huwelij
ken ontbonden verklaard, dat is 1,5 per
1000 echtparen, in 1850 was dit cijfer
slechts 0.15, thans dus tienmaal groo
ter. De sterfte is ook in de malaisejaren
voortdurend gunstig en afnemende. Op
het platteland is ze grooter dan in de
steden, die dus blijkbajurtiiet zoo onge
zond zijn, als ze heetea?Htet sterftecij
fer is voor de vrouwen lager dan voor
de mannen, die dus niet zoo sterk schij
nen te zijn, als men gewoonlijk meent.
Trouwens de zwakken overleven wel
dikwijls de sterken. Bovendien loopt de
man meer gevaar door zijn leven en
werk buitenshuis.
In het midden der vorige eeuw was
de sterfte 26,56 per 1000 zielen, in de
jaren '19, '20, '21 en '22 waren de sterf
tecijfers 13,17, 11,95, 11.13 en 11.43. We
hebben nooit lager cijfer gehad dan in
'21. Trouwens de laatste jaren zijn bij
zonder gunstig en de dokters spreken
wel van een gezondheïdsgolf, die thans
de menschheid „teistert". Die laatste
uitdrukking is alleen in een dokters-
mond juist. Gezondheid is voor ons de
grootste schat maar voor den dokter
beteekent ze werkeloosheid en gemis
aan inkomen. Ook dit jaar is slecht
voor de beurs der dokters.
Een bange nacht.
Het bedienende personeel van den
vuurtoren Armen aan de Bretonsche
kust van Frankrijk tegenover het eiland
Sein, heeft van Maandag op Dinsdag
een benauwden nacht meegemaakt.
Toen zij tegen den avond bezig waren
de lichten op een der bovengalerijen te
ontsteken, bemerkten zij, dat er rook
opsteeg uit het benedengedeelte van
den toren.
Zij snelden de trap af doch zagen zich
den uitgang door hoogoplaaiende vlam
men versperd.
Het bleek, dat de brand was ontstaan
in de keuken, waarschijnlijk tengevol
ge van het ontploffen van de daar
staande petroleumkachel. De brand
breidde zich snel uit en de mannen za
ten in de bovenkamer van den toren als
in een muizenval.
In hun benauwdheid klommen zij ten
slotte op het dak, hetgeen hun redding
werd. Daar kwamen zij namelijk op het
denkbeeld, zich langs den bliksemaf
leider naar beneden te laten zakken.
Op vele plaatsen was de buitenmuur
reeds gloeiend heet, doch zij slaagden
er allen in op den beganen grond te ko
men. Ook daar was echter nog geen vol
komen veiligheid.
Want zij bevonden zich tusschen ra
zende vlammen, die het geheelo brand
bare gedeelte van den toren verteerden
en een niet minder razenden storm
wind, die de golven hoog onzwiepte,
welke hen ieder oogenblik 'dreigden
mee te sleuren.
Eerst den volgenden morgen kon eer»
regeeringsboot hen hereiken, na twee
uur met. vloed en stormwind gewor
steld te hebben. Tel.
Keer tot de natuur terug.
Het is zeker goéd voor lichaam en
ziel veel met natuur in aanraking te
komen. Ze geeft veel schoons te genie
ten, ze verfrischt en vertroost, ze geeft
goede gedachten en bevordert kracht en
gezondheid. Maar nog in een anderen
zin klinkt tegenwoordig de leuze; Tot
de natuur terug! Men moet leven als
de natuurvolken. Liefst zoo weinig mo
gelijk kleeren dragen, geen pet, al be
vriezen de natte haren 's morgens op
je hoofd, bloote knieën en zoo weinig
mogelijk ondergoed, al hen je ook zoo
mager als Prikkebeen en doorloopend
zoo koud als een kikker. Het voedsel
zooveel mogelijk onbereid als natuur
gave genieten; er zijn al rauweters. El-
ken dag een bad nemen, ook al moet
men eerst daartoe een gat in het ijs
hakken. Alsof de Eskimo's niet het wa
ter schuwen en zich in den winter in
het geheel niet wasschen! En men
dweept met het paradijsleven der na
tuurvolkeren en stelt hen voor als
toonbeelden van reinheid en geluk,
aardsche engelen zoo onschuldig, tot
dat de beschaving komt en hen uit dien
zaligen natuurstaat verdrijft.
Dat is echter alles fantasie, in wer
kelijkheid zijn de natuurvolkeren voor
een groot deel wilde, wreede volkeren,
die den naam barbaren verdienen. Men
kan zich veiliger in een achterbuurt
eener wereldstad wagen dan onder in
boorlingen, die nog niet bedwongen
worden door vreemd gezag.
Volgens de Annalen van den zende
ling Scheut moesten eenige jaren ge
leden de 100 a 200 vrouwen van een
opperhoofd in den Congo zich kaai
scheren, als hun man stierf. Bij de be
grafenisplechtigheid werd gezongen,
gehuild, getrommeld, geslagen, ge
dronken en gedanst dag en nacht, vier
etmaal aan een stuk. In de grafkuil
werden slaven gewurgd en doodgesto
ken en dan soms half levend mee be
graven. Andere slaven werden aan
stukken gesneden en opgegeten; het
walgelijke maal had onder dans en
zang plaats. Het nieuwe opperhoofd
erfde een deel der vrouwen; de ande
ren werden verdeeld onder de erfgena
men.
Slavernij, veelwijverij, menschen-
offer, kannibalisme, dat alles behoort
ook tot het natuurleven en wij prefe-
reeren daarboven dan toch maai' onze
beschaving, hoeveel gebreken en fou
ten deze ook heeft.
UIT ONS PARLEMENT.
De principieele beslissing, zoo meen
de prof. Diepenhorst, is vroeger al ge
vallen. Men staat hier alleen voor de
vraag, of een Wet, die goede resultaten
heeft gehad immers daling van de
werkloosheid en nieuw vertier in de in
dustrie, terwijl het verwachte nadeel,
stijging van de sehoenenprijzen, is uit
gebleven, al dan niet moet worden ver
lengd. v, jjMV|
En dat was blijkbaar ook de meening
van den heer Fieskens, die in de Eerste
Kamer zijn initiatief-voorstel tot ver
lenging van den duur van het Schoe
nenwetje verdedigde. Maar juist over
die resultaten schenen de tegenstan
ders wel wat anders te denken. En het
was vooral de heer v. d. Bergh, zich als
industrieel en als bekend met de Bra-
bantschc industrie aandienend, die
daarvan een heel ander boekje open
deed. Het aantal werkloozen was, be
toogde hij, slechts met 6 gedaald. De
invoer van buitenlandsch schoenwerk
was alleen verminderd omdat de in
voer van alle buitenlandsch fabrikaat
teruggegaan was. En wat de prijzen be
trof die waren relatief nog belangrijk
hooger dan het geval zou geweest zijn
als de invoer niet was beperkt. Hij legde
er voorts den nadruk op, dat de reden
voor het wetje de moordende Duit
sche valuta-concurrentie vervallen
was. Terwijl in 1922 nog 771/„ procent
der ingevoerde schoenen uit Duitsch
land kwam, had dit land thans zijn uit
voer gestaakt en werden er vanuit Ne
derland zelfs 9choenen ingevoerd. De
heer Van den Bergh achtte dan ook den
noodtoestand voor de schoenenfabri
kanten, zoo die ooit bestaan had, ge
heel verdwenen en vertelde in verband
daarmee de geschiedenis van een schoe
nenfabriek, waarmee hij zelf sinds 25
jaren in verbinding stond en die
werkende met een kapitaal van 6 ton,
kans had gezien van 19151921 14 ton
winst te maken. Het kon wel niet an
ders of ook de principieele bezwaren,
die prof. Diepenhorst wilde uitschake
len, kwamen hierbij in het debat. En zij
kwamen niet enkel van den kant van
den heer Van den Bergh. Ook de hea
ven Wibaut en van Embden lieten zich
hooren. En het was vooral de kans voor
repressaille-maatregelon van andere
landen, wanneer wij protectie gingen
invoeren, die als een gevaar voor onze
groote export-industriën, waartoe toch
de schoenenindustrie niet behoorde, ge
kenschetst werd. Maar de heer Diepen
horst. meende, dat juist het protectio
nistisch stelsel ons gelegenheid gaf ons
met represailles tegen protectionisti
sche maatregelen van het buitenland te
verweren. En wat het Duitsche gevaar
betreft, nóch hij nóch de heer Blom-
ia.ns waren er zoo zeker van. dat die al
voor goed bezworen was. Maar boven
dien dreigde daarvoor het Belgisch ge
vaar in de plaats te komen.
Wat de werkloosheid betrof, de beer
Haazevoet deelde op gezag van den
Boomsch-Katholieken Lederbewerkers"
bond mede, dat na de invoering van
het Schoenenwetie het aantal werkloo
zen van 1062 on 370 gedaald was en dat
dit wel degelijk het gevolg was van
grootere werkgelegenheid, niet van
emigratie, werkverschaffing of derge
lijke.
Met 22 tegen 17 stemmen werd het
voorstel ten slotte aangenomen.
INGEZONDEN.
In memoriam Frans Netscher.
Aan den Heer Redacteur van
de IJmuider Courant.
Geachte Heer Redacteur!
In het nummer van de IJmuider Cou-
rant van Zaterdag j.l. schrijft uw
Raadsoverzichtschrijver zijn meening
I over de moreele zijde van de huidige
Raadszittingen op een wijze, die be-
j wondering vraagt. Hierin is geen poli-
tiek, geen zucht tot unfair tegenspre
ken Hierin is slechts een eerlijke
meening en de moed, om die te zeggen!
Deze opbouwende critiek verdient
hulde!
In hetzelfde nummer citeert u een
„Herinnering" van Dr. Ch. F. Haje over
Frans Netscher in de Amsterdammer
en u bepaalt u hierbij niet vanwege
het plaatselijke belang tot het sim
pel citeeren en verder zwijgen. Maar u
geeft daarbij een spontane ontboeze
ming naar aanleiding van dienzelfden
Frans Netscher. Nu kan ik niet, uit
eenige ervaring oordeelen over de han
delwijze van wijlen Frans Netscher in
den Velser Raad en ook niet over de be
handeling door hem daar in zijn tijd on
dervonden. Maar u in ieder geval, durft
uw meening te zeggen en dat verdient
eveneens hulde
Maar hulde op deze wijze is goedkoop.
En daarom wil ik verder gaan op uw
goede voorbeeld.
Gij zegt in uw commentaar;
„Welke felle schrijver durft dezen man
met zijn nog wel Koninklijken naam en
zijn Fransche eereteekenen eens de die
pe verachtng der weldenkende Hollan
ders in 't gelaat te slingeren?"
Welnu: Dat durf ik!
Over den Velser Raad kan ik niet
spreken, maar over de Hollandsche Re
vue wel. En het zal mij een genoegen
zijn de door u geworpen handschoen op
te rapen en eens uw .bitterheid te formu
leeren ten opzichte van den Indischen
Journalist J. Koning en van zijn gees
telijken peetvader Kareltje Wijbrandts
en van den eigenlijken uitgever-bezit
ter van de Revue
De vraag is maar: Op welke wijze?
Want misschien had Dr. Haje ook
wel lust gehad zijn afschuw uit t 00pi
ken indien vermoedelijk de
van de „Amsterdammer" d' -'to. ü--
had! Wie zal het 'Zegsgn,?'
zooveel afschuwelijks ,'ie memcna'.en
op het gebied van d^ tegenwoordige
journalistiek en hteratuur en daaren
boven ook evenveel op liet terrein ¥an
andere menschengroept,n Waarom
spreekt de „groote" journalistiek zelf
met? Omdat ze van nïets weet?
Och kom! Men zou eerder we
zen te veronderstellen, dat er geen wel
denkende Hollanders meer bestaan. Ze
ker niet in de leiders en bezitters van
organen en periodieken!
Maar in ieder geval: Al was er dan
geen weldenkende sterveling meer in de
heele „Groote" en blauw-blauw latende
pers en al was u de eenige, die nog op
durft komen voor onrecht en moreele
misdaad Dan nog verdient uw geste
hulde
En dan nog durf ik het aan
De manier waarop is mij eender. Of
gij een kleine ruimte in de IJmuider
Courant beschikbaar stellen wilt of
dat het u ernst genoeg is om over de
misdaden aan eerlijk werkende journa
listen begaan een boekje of een brochu
re uit te geven of dat gij desnoods
meer direct wilt te werk gaan en in een
van de zalen van IJmuidèn een open
bare Hulde aan den gestorven Net
scher en een openbare aanklacht tegen
de koopers van de Hollandsche Revue
wilt organiseeren
Het is mij alles hetzelfde! Ik zal
schrijven of spreken al naar u het
wenscht!
En ik zal dan denken aan deze Kerst
dagen, waarin wij herinnerd worden
aan een ander feit van misschien veel
grooter. maar in wezen gelijke beteeke-
nis. Aan het feit, dat vóór eeuwen
geleden de man, die zoo prachtig de
edele waarheid zeggen zou niet werd
geboren in een groote, rijke, weelderige
stad en uit hooge ouders. Maar in een
heel klein stadje Bethlehem „Gij
kleinste der kleenen"!
Wat toen gebeurde kan weer ge
beuren!
Wanneer dan niet de groote en rijke
en weelderige pers in de machtige ste
den van ons land voor dit onrecht op
komt laat het dan maar een kleine
krant zijn in een kleine stad!
De giorie en de beteekenis van het
feit, zal er des te grooter om zijn!
Hoogachtend,
CAREL BRENSA.
De medewerker, die onder het
stukje van Dr. Haje zijn gemoed uit
stortte, meent dat de beste hulde aan
Frans Netscher op dit oogenblik zou
zijn te handelen naar wat Dr. Haje
heeft gevraagd. En zoowel de partijge-
nooten als de politieke tegenstanders
kunnen dit doen en het zal hun eeren.
Als men het zich niet goed meer herin
nert, onze Burgemeester is gaarne be
reid meerdere inlichtingen te geven en
Dr. Haje zal dit zeker ook wel willen
Wat de heer Carel Brensa over J^han
Koning en Karei Wijbrands zegt, heeft
onze volle instemming. Toen de Hoii.
Revue onder redactie van Koning ver
scheen ontvingen wij ook tv^ee nrs. ter
recensie. Maar wij hebben dezen heer
toen van onze minachting doen blijken,