IJmuider Courant STR00H0E0EN M Woensdag 21 Mei 1924. 2e blad GEMEENTERAAD. Vergadering van 20 Mei 1924. In de Dinsdagavond gehouden verga- dering waren alle leden aanwezig. De voorzitter doet mededeeling van de ingekomen stukken. Een bericht van Gedep. Staten, dat de rekening der gemeente over 1922 door hen is gesloten, zooals deze voor* loopig door den raad is vastgesteld. Een besluit van Gedep. Staten, waar bij met vernietiging van het raadsbe sluit van 6 November 1923, is beslist, dat de door het R.K. Kerkbestuur van de parochie van den H. Jozef te Wijker- oog gevraagde medewerking tot het. be- schikbaar stellen van de benoodigde gelden voor de bestrating van de speel plaats der R.K. Jongensschool aldaar moet worden verleend. B. en W. stellen voor in dit speciale geval geen hooger beroep in te stellen en aan de beslissing van Gedep. Staten te voldoen. Ingekomen zijn diverse verslagen over 1923. Een adres van de Vereeniging Zuige lingenzorg te Haarlem, om een subsi die van f 25 voor 1925 toe te staan. Te behandelen bij de begrooting voor 1925. Een schrijven van H. Veltman te Vei seroord, waarbij hij ontneffing ver zoekt van de kosten van ontsmetting zijner woning. Naar B. en \V. ter afdoe ning. Een adres van J. van E-ken en ande re bewoners van den Hagelingerweg te Santpoort, om van gemeentewege vóór hunne perceelen een trottoir te leggen. Naar B. en W. om advies. Mededeeling e ii. Ie. In de vergadering van 9 Januari 1924 werd bij de behandeling der ge- meentebegrooting door den heer Schui tenmaker aan het college verzocht, in overweging te nemen de mogelijkheid der invoering van een tarief voor ver goeding van reis- en verblijfkosten we gens dienstreizen. Naar aanleiding hiervan deelen B. en W. mede, dat het hun na nader onder zoek niet wenschelijk voorkomt, eene verordening dienaangaande vast te stellen. Hierbij kan nog worden opgemerkt, dat ter voldoening aan een door den gemeenteraad van Hilversum aangeno men motie, B. en W. dier gemeente een voordracht, houdende een tarief als bovenbedoeld, hebben ingediend. Tot vaststelling daarvan is deze raad ech ter niet overgegaan. 2e. B. en W. deelen mede, dat zij, in overeenstemming met het advies der. commissie voor gas en water hebben besloten, het gedeelte van het voorstel, opgenomen in gemeenteblad no. 51 van 1924, onder letter 1, betreffende wijzi ging van het raadsbesluit, houdende benoeming van J. H. de Gelder tot op zichter der waterleiding, dat in de ver gadering van 8 April j.l. werd aange houden, in te trekken. Schriftelijke vragen van leden van den gemeenteraad, op grond van artikel 17 van het reglement van orde. De heer D. F. G. Schilling heeft de volgende vragen gesteld: „Ondergeteekende verzoekt uw col lege hem op het volgende te willen antwoorden: Op of omstreeks begin Maart van dit jaar heeft het schoolhoofd van school A te IJmuiden, gemeend een jongen te moeten straffen, door acht dagen de school niet te mogen bezoe ken. Waar nu volgens de verordening een hoofd der school het. recht heeft, slechts met één dag de school niet bezoeken te straffen, terwijl voor langer tijd de toestemming van het college van bur gemeester en wethouders noodig is. Waar nu door het hoofd der school die toestemming niet is gevraagd aan het college, wat denkt het college daartegen te doen." Hierop wordt door burgemeester en wethouders het volgende geantwoord: Bij schrijven, ingekomen 6 Maart 1924, zijn door den heer Schilling in lichtingen aan het college gevraagd omtrent dezelfde aangelegenheid, daar bij te kennen gevende, dat van het stellen van een vraag in een openbare raadsvergadering werd afgezien. Bij brief van 22 Maart 1924, Lett. O no. 2/47-2 is het volgende geantwoord: „Naar aanleiding van Uw klacht over het optreden van het hoofd der M. U. L. O. school A te IJmuiden te genover een leerling dezer 'school, dee len wij U mede, dat het nemen van or de- en tuchtmaatregelen behoort tot de bevoegdheid van het hoofd der school. Overigens merken wij op, dat het ge val niet zoo onschuldig- is, als uit Uw schrijven zou blijken." Dit antwoord schijmt den inzender niet te hebben bevredigd, waarom op 8 April bovenbedoelde vraag werd ge steld. Het nemen van orde- en tuchtmaat regelen behoort tot de competentie van de school. Volgens artikel 2 van het reglement op de schoolvergaderin gen kunnen daaromtrent met inacht neming van de voorschriften van dat reglement de noodige besprekingen worden gevoerd en bindende regelen worden vastgesteld. Waar aan de M. U. L. O. school A, door de schoolverga dering blijkbaar te dien opzichte geen bindende regelen zijn vastgesteld, die tot richtsnoer moeten worden geno men, is het hoofd der school in geen enkelen vorm buiten zijn bevoegdheid gegaan bij het opleggen van de door hem noodig geoordeelde straf. Dat hij hierbij in afwijking zou heb ben gehandeld met artikel 10 van de verordening regelende het onderwijs en de verplichtingen van de onderwij zers op de openbare scholen voor la ger onderwijs in de gemeente Velsen, kunnen burgemeester en wethouders niet onderschrijven, aangezien deze be paling geldt voor leerplichtige kinde ren terwijl het onderhavige geval be trekking heeft op een niet leerplichtig leerling. Dat de strafmaatregel oorzaak is geweest, dat de betrokken vader zich bij een buiten het geval staand raads lid heeft beklaagd en deze daarin grond meende te vinden de zaak bij burgemeester en wethouders aanhan gig te maken, komt het college be vreemdend voor. Het ware haar in ziens beter geweest, dat de vader zich rechtstreeks tot het hoofd der school had gewend, of door vrager naar dezen was verwezen. Het rapport van het betrokken schoolhoofd is bij de stukken gevoegd. De heer B. G. Schuitenmaker heeft de volgende vragen gesteld: „In de openbare raadsvergaderin; van 25 September 1923 is Uwe aandacht gevestigd op het passagiersverkeer van de sluizen te IJmuiden naar het zee strand v.v. gedurende de zomermaan den, door motorbootjes. Bleek daarbij dat de dienstregeling tusschen de boot jes onderling te wenschen overliet, sterker kwam daarbij uit, dat de lan dingplaatsen, i. h. b. aan de „Semapho re", voor dat verkeer ongeschikt en ge vaarlijk waren. Aan den steiger nabij de „Semaphore" ligt n.l. op werkdagen veeltijds een boot van het havenwerk waar de passagiers dan overheen moe ten klauteren, om aan en van den wal te komen. Dat zooiets voor verweg de meeste menschen lastig en in hooge mate gevaarlijk is, werd door Uw col lege erkend. Reden waarom door U is toegezegd, deze zaak met de betrokken autoritei ten te zullen bespreken; verwachten de daardoor tot meerdere veiligheid en gerief voor het verkeer van strandbe- zoekers te zullen komen. Waar het zomerseizoen weder aan staande is, zou ondergeteekende gaar ne van U vernemen, welke resultaten in deze door Uw college zijn bereikt?' Hierop wordt door burgemeester en wethouders het volgende geantwoord. De burgemeester heeft zich met het oog op de veiligheid der personen, die vervoerd worden, gewend tot den hoofdingenieur van den Rijkswater staat in het Arrondissement „het Noordzeekanaal" met verzoek, te willen overwegen of zoo mogelijk reeds met ingang van het komende zomer seizoen van rijkswege maatregelen zouden kunnen worden getroffen om in het gemis van behoorlijke aanleggele- genheid voor particuliere vaartuigen ter plaatse te voorzien. Op het daartoe betrekkelijke schrij ven berichtte de hoofdingenieur voor noemd, dd. 6 Mei j.l. het volgende: „In antwoord op Uw aangehaalden brief heb ik de eer, U te berichten, dat er naar mijne meening voor het Rijk geene aanleiding toe bestaat, om te zor gen voor aanleggelegenheden ten be hoeve van de door U bedoelde ongere gelde veerdiensten. Over bedoelde aanleggelegenheid heb ik trouwens, in verband met een desbe treffend adres van zekere A. P. van Oosten te IJmuiden, en met het afloo- pen van de vergunning voor het veer over den mond van de Visschershaven, bereids aan hoogerhand gerapporteerd. I-Iet veer over den mond van de Vis schershaven moet in het belang van het Visschershavenbedrijf behouden en zoo mogelijk verbeterd worden. Ik heb nu voorgesteld, voor dezen veerdienst betere aanlegplaatsen te maken, waar door, zooals ook in de bedoeling van den veerman zou liggen, dit veer met flinkere motorbooten bediend zal kun nen worden. De strandbezoekers zullen door bedoelde verbetering uiteraard ook gediend zijn. en naar mijne mee ning zelfs meer dan door het verschaf fen van betere .aanlegplaatsen voor de in Uw brief bedoelde ongeregelde veer diensten. Het veer over de Visschershaven, dat geheel binnen den mond van de haven zal liggen, toch is veel veiliger dan de meergenoemde ongeregelde veerdien sten. Op het door deze diensten bevaren traject kan het bij eenigszins ruw weer vrij geducht spoken, en het is zeer de vraag, of alle voor die diensten gebruikt wordende motorbooten in verband daarmede wel voldoen aan de eischen, welke daaraan in het belang van de veiligheid van de passagiers gesteld moeten worden. In mijn vorenbedoeld ambtsbericht heb ik ook op dit punt de aandacht ge vestigd, daarbij verwijzende naar de artikelen 2 tot en met 4 van de nieuwe Veren wet, van 5 Juli 1921 (Staatsblad no. 838), waarbij aan de Provinciale Staten en aan de Gemeenteraden be paalde bevoegdheden ten aanzien van veerdiensten (in het belang van de vei ligheid der passagiers) zijn toegekend". In verband met het slot van dit schrij ven, is aan Gedeputeerde Staten de vraag gesteld, of de Provinciale Staten gebruik hebben gemaakt van hunne bevoegdheid, neergelegd in artikel 2 der Verenwet en zoo ja, of onder de aandui ding van wateren, ingevolge dat arti kel, ook beerepen is het Noordzeeka naal voorzoover in deze gemeente gele gen. Daarop is nog geen bericht ontvangen. Mocht wat waarschijnlijk is dit in ontkennenden zin luiden, dan is de gemeenteraad bevoegd voor overzetve ren voorschriften vast te stellen ter verzekering van de veiligheid van rei zigers en goederen, ter oplegging van de verplichting tot bekendmaking van dienstregeling en tarief, tot. het tegen gaan van heffingen zonder of in strijd met een bekend gemaakt tarief, ter be paling van de gevallen, waarin van de dienstregeling en van het tarief kan worden afgeweken, en tot het treffen van verdere in het gemeentebelang noodig geoordeelde voorzieningen. De kwestie of, eventueel in welken zin, van deze, 's raads bevoegdheid c.q. gebruik zal worden gemaakt, behoort allereerst behandeld te worden door de commissie van voorbereiding voor de plaatselijke strafwetgeving. B. en W. doen nog mededeeling van de volgende ingekomen stukken. Een schrijven van J. Deinum e.a. te Wijkeroog, waarbij wordt toegezonden een lijst.van 32 personen, die verklaren dat zij hunne kinderen niet zullen zen den naar dé school, voor welker stich ting door het bestuur van de Verecni ging tot oprichting en instandhouding van scholen voor lager en meer uitge breid lager onderwijs te Velsen, de noodige gelden zijn aangevraagd. Te behandelen bij punt 9 der agenda. Een schrijven van den secretaris der S choolv er ee nigihg „Uw Koninkrijk kome" te Wijkeroog, waarbij verzocht i wordt afwijking te verleenen van het raadsbesluit dd. 5 Juni 1923, teneinde de mogelijkheid te scheppen dat aan een eventueel op te richten Bewaar school dier vereeniging alsnog een sub sidie wordt verleend. Naar B. en W. om advies. Een adres, van het Plaatselijk comité van actie tegen de onderwijsverslech- tering, waarin gewezen wordt op de door de regeering voorgestelde maat regelen ten nadeele van het lager on derwijs en waarbij-verzocht wordt een adres te zenden aan de Tweede Kamer, om bedoelde maatregelen der regee ring met beslistheid af te wijzen.' Naar B. en W. om advies. Een schrijven van het bestuur van het ziekenfonds Velseroord, waarbij het mededeelt geen gebruik te zullen maken van de toegekende subsidie voor 1923 en verzoekt deze te willen beschikbaarstellen voor 1924. B. en W. stellen voor aan dit verzoek te voldoen, de op de begrooting van 1923 uitge trokken post bedraagt f 700. De heer Visser zou gaarne een on derzoek naar den financiëelen toestand van het fonds zier., spr. heeft gehoord dat die niet slecht is. De heer Dalmeijer vindt deze wijze van subsidiëeren zeer eigenaardig, als men het subsidie noodig had, waar om het dan niet gebruikt. De Voorzitter stelt voor het verzoek naar B. en W. te zenden om prae- advies. Dit wordt goedgekeurd. Over het antwoord van B. en W. op de vragen van den heer Schilling in zake de bestraffing van een leerling van school A door het hoofd der school zegt. de heer Schilling het daar mede niet eens te zijn. Spr. zegt dat het gepleegde feit heelemaal niet ernstig was, iedereen zal er om lachen. Spr. critiseert de straf, maar nog scherper dat alle schoolhoofden hier steeds in bescherming worden genomen door B. en W„ ook al doen deze dingen, die vol gens spr. niet door den beugel kunnen. De heer Landeweert zegt dat het geval niet zoo onschuldig was, omdat het een leerling van 16 jaar was, die voor een examen zat. Spr. critiseert dat de betrokken ouder naar een raadslid ging, terwijl het hoofd der school al tijd voor de ouders te spreken is. Spr. zegt dat deze heelc zaak buiten den raad omgaat en dat binnen de veror deningen is gehandeld. Naar aanleiding van een vraag van •den heer Schuitenmaker inzake de vaststelling van tarieven voor de ver goeding van reis- en verblijfkosten wegens dienstreizen zegt de heer Tu- senïus gaarne een uitspraak van den raad te wenschen. De heer Schilling waarschuwt daar tegen, het. is moeilijk alle gevallen van dienstreizen volgens oen vast ta rief vast te stellen. De heer Nijssen onderstreept het door den heer Schilling gesprokene. De heer Vermeulen acht tarieven best mogelijk. Een voorst el-Tusenius, waa rbij de raad B. en W. verzoekt een concept- tarief te ontwerpen, wordt met 15—6 stemmen verworpen. Tegen stemden de hoeren Dalmeijer, Langendijk, Nijssen, Ilandgraaf, Landeweert en Schilling. IJMUIDEN, f(ANAAL5TRAATC24 Telefoon /7A Aan de orde is het voorstel van de heeren Roelse c.s., in zake wijziging der bouw- en woning verordening en van de verordening re gelende de samenstelling, inrichting en werkkring der schoonheidscommissie. Hierover schrijven B. en W. aan den raad het volgende: Bij Uw besluit van 18 December 1923, werd in onze handen om praeadvies ge steld, het volgende voorstel met memo I rie van toelichting (welke laatste bij de stukken is gevoegd): „Ondergeteekenden, Leden van Uwen Raad, hebben de eer U voor te stellen in de Verordening, regelende het Bouw en Woningtoezicht (Bouw- en Woning- verordening) en de verordening rege lende de samenstelling, inrichting er werkkring van de schoonheidscommis sie de navolgende wijzigingen aan U brengen. Mitsdien verzoeken zij. U in de vergadering van 18 December a.s. te be sluiten, het voorstel tot benoeming van drie leden der schoonheidscommissie voor die vergadering aan de orde ge steld. van die agenda af te voeren." Van de Bouw- en Woningverordening leze men artikel 9 alinea 3 als volgt: Het uiterlijk van een nieuw te maken gebouw, met al wat daartoe behoort, ook de omrastering van het perceel, moet zoodanig zijn, dat het noch op zichzelf, noch met de omgeving uit een oogpunt van welstand aanstoot kan ge ven. Burgemeester en wethouders kun nen te dien opzichte nadere eischen stellen. Ingediende plannen en teeke- ningen tot verbouwing worden hierin met nieuwbouw gelijk gesteld. Burgemeester en wethouders nemen geen besluit alvorens hieromtrent het advies van een daartoe door den Ge meenteraad ingestelde commissie, aan te duiden met den naam „schoonheids commissie" te hebben gehoord. Van de beslissing van burgemeester en wethouders is beroep toegelaten op den Gemeenteraad. Ten opzichte van dit beroep zijn de artikelen 124 en 126 dezer verordening toepasselijk. Bij dit beroep wordt het advies, door de schoonheidscommissie aan burgemees ter en wethouders uitgebracht, overge legd aan den Gemeenteraad. Mede wordt deze commissie gehoord over voorstellen tot vaststelling of wij ziging van uitbreidingsplannen. De samenstelling, inrichting en werk kring der schoonheidscommissie wordt door den Gemeenteraad geregeld. Van de Verordening, regelende de sa menstelling, inrichting en werkkring der schoonheidscommissie leze men: Artikel 2. De leden der commissie en hunne plaatsvervangers worden benoemd: 1. één door burgemeester en wet houders; 2. één door den gemeenteraad; 3. en het derde lid en zijn plaats- vervangen door de sub. 1 en 2 genoem de leden in onderling overleg. Heeft dit onderling overleg binnen een maand na hunne benoeming niet tot de aan wijzing van een derde lid geleid dan geschiedt deze benoeming, na opge maakte aanbeveling door burgemees ter en wethouders, door den gemeente raad. Artikel 4. De commissie bestaat uit drie leden n drie plaatsvervangende leden. De voorzitter wordt door de leden uit hun midden benoemd. Artikel 7. Do commissie dient burgemeester en wethouders van advies over alle inko mende aanvragen lot nieuwbouw of verbouwing ten aanzien van het in ar- likel 9 alinea 3 omschreven onderwerp binnen zoodanigen tijd, dat de termijn, genoemd in artikel 126 alinea 3 dier verordening kan worden in acht geno men. Bij gemeenteblad 110. 76 van 1924 werd U reeds medegedeeld, wat sedert het inkomen van het bovenstaande voorstel is verricht. In aansluiting daaraan kunnen wij II thans nog het volgende mededeelcn. Het boven afgedrukte voorstel tot wijziging van de bouw- en woningver ordening, meer bepaaldelijk wat be treft de tweede zinsnede, luidende: „Burgemeester en wethouders nemen geen besluit alvorens hieromtrent het advies van een daartoe door den Ge meenteraad ingestelde commissie, aan te duiden met den naam „schoonheids commissie" te hebben gehoord", "s naar het ons wil voorkomen in strijd met de wet. Immers de Woningwet bepaalt in art, 5, dat voor het oprichten of geheel of voor een gedeelte vernieuwen van een gebouw een schriftelijke vergun- ning van burgerheester en wethouders wördt geëischt, en stelt verder regelen omtrent de weigering eener zoodanige vergunning en omtrent het beroep, doch zegt niet., dat de gemeenteraad bevoegd of verplicht is een commissie in het le ven te roepen, welke burgemeester en wethouders bij de beoordccling van de ingekomen aanvragen zullen hebben te booren. Integendeel, de punten, welke de gemeenteraad ter uitvoering van de woningwet ten opzichte van het bou wen van woningen zal hebben te rege len, zijn bepaaldelijk aangegeven en hieronder wordt van een commissie niet gerept. Afgescheiden echter van de vraag, of de raad bevoegd is een zoodanige commissie in te stellen, zeker is het, dat ons college niet verplicht is deze te hooren, zoodat, mocht het weigeren, de instelling der commissie toch geen raison zou hebben. Het lijkt ons daarom beter, dat het bovenbedoelde voorstel wordt inge trokken, en dat do Raad ons uitnoodigd te handelen in den geest als het voor stel aangeeft. Al dadelijk zij hieraan toegevoegd, •dat wij wel genegen zijn bij het beoor- (ieelen van de ingekomen bouw-aan- vragen, voor zoover zij daarvoor naar ons oordeel van voldoende belang zijn, het oordeel van een schoonheidscom missie in te winnen. Wij stellen ons voor, alsdan gebruik te maken van de aangeboden diensten van de Advies-commissie voor bouw ontwerpen en uitbreidingsplannen in Noordholland, waartoe ook door de commissie van bijstand in het beheer der openbare werken is geadviseerd. Bedoelde advies-commissie, aanbe volen door Gedeputeerde Staten, ver leent hare diensten gratis, doch ver zoekt enkel haar in dat geval een jaar- lijksche subsidie te verleenen. Wordt op de bovenaangegeven wijze gehandeld, dan wil het ons toeschijnen, dat er geen behoefte meer bestaat aan de bepalingen, welke zijn vervat in de laatste twee zinsneden van artikel 9, alinea 3, der houw- en woningverorde ning en de op grond daarvan vastge stelde verordening, terwijl ook aan de in Uwe vergadering van 18 December 1923 ingediende aanbeveling tot het benoemen van leden der daarbij be doelde commissie geen behoefte meer bestaat, zoodat deze kan worden inge trokken. Op grond van het bovenstaande stel len wij U voor: a. ons college uit te noodigen, bij de beoordeeling van de ingekomen aan vragen om bouw-vergunning advies te vragen van een z.g. schoonheidscom missie. b. ons college te machtigen, aan de Advies-commissie voor bouwontwer pen en uitbreidingsplannen in Noord holland, in verhouding tot de bewezen diensten eene vergoeding te verleenen, welke echter niet hooger zal zijn dan f 500.per jaar; c. de laatste twee zinsneden van ar tikel 9, alinea 3, der bouw- en woning- verordening, alsmede de verordening regelende de samenstelling, inrichting en werkkring der daarin bedoelde com missie in te trekken. De heer Roelse klaagt over de late publicatie van de stukken door B. en W. Als het prae-advies eerder bekend was gemaakt, hadden wellicht ande ren zich hierover uitgesproken. De Voorzitter: Wij konden het stuk niet. eerder publiceeren, maar als u meent dat anderen zich zullen uitspre ken hierover, stelt u dan aanhouding voor. De heer Roelse zegt dat het voorstel van 18 December is en het prae-advies

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1924 | | pagina 5