Lunchroom „Westerveld" VOORDEN ZIJN WIJ HOOGOVENS schitterend gesorteerd in H. VAN NIEL Hzn. Als Pinkster-Reclame DAMES-JAPONNEN Fa. Gibr. BISCHOFF De Wiskottens' Het beste adres voorl IG. B. A. HENSEN Kinderjurken Kruippakjes Sportkousen Dameskousen Gummibroekjes Blouses so, no, ho, i9o, 250 Napolitains 66 1 Neptunusstraat IJmuiden te DRIEHUIS Tuin concert Katoenen Monselines Imitt. bedrukt Chantnngs A0 - 58 Gebloemd Crepe Directoir es-pao tal on s Abonneert U op dit blid» Halve KOUSJES met wollen boord I PAARLAARSTKEG 1 HAARLEM het heden verschijnend nummer van het Polytechnisch Weekblad (op kunstdrukpapier gedrukt) is geheel gewijd aan het Moogovenbedrijf alhier en afzonderlijk verkrijgbaarDit num mer is voorhanden in den boekhandel P. P. C. ROELSE. 26 30 39 in moderne patronen 34, 52% 55 in diverse kleuren 571/., 60, 65, 67'<S 70, 75, 85, 95 Zephir voor Dames-Overhemden in 40 mooie dessins 40, 421/», 45 Groote Hontstraat HAARLEM PENDE1LES en KLOKKEN Horloges en Polshorloges Wit en Gekleurd Voilestof 100 c.M. breed 45, 55, 80 105 Frotfé's 75, 97% f 1.15 1.80,1.90,2.15,2.50,8.75,4.50,5.25 77 -, 85, 97 110, 120, 180, 140 90, 100, 110, 125, 140 40, 421/., 45, 47'/', 50, 52'/», 55, 571/. 27% 34, 45, 52% 85, 110 47% 62% 67 in diverse patronen, met ruime M? Yolans, effen afgebiesd I tt OP VERZOEK eerste Pinksterdag, 's avonds 8 uur het DUITSCHE BAVARIA CAPPELLE. - 2e Pinksterdag HAARLEMSCH HARMONIE. OEHEEL NIEUW PROORAMMA Entrée 25 cent. Aanbevelend, ZOMER Vertrek per trein richting IJmuiden: van Driehuis 10.14 uur. prima Blauwe Werkgoederen, Engelschleeren en Manchester Pantalons en Mansondergoederen is Let op het julate adres. Midden In de steeg. ±2% OROOTSTE SORTEERINO In alle prijzen. In goud, zilver en nielli. SPECIALE REPARATIE INRICHTING. 3 i 2 door RUDOLF HERZOO. 32. „Ik kan niet meer naar de kinderen gaan. Ik ben kapot. Ik ga dadelijk naar bed." Geen antwoord. „Heb je wat, Emilie?1' „Volstrekt niet. Ik vind het uitste kend, dat je niet meer naar de kinde ren toe gaat.'' „Wat moet dat beteekenen?" „Dat zal ik je wel niet behoeven te zeggen.'' „Ik heb er geen flauw vermoeden van, waar je nu weer op doelt „Omdat bet je ongetwijfeld iederen dag gebeurt." „Wat het?" Emilie Wiskotten hief het hoofd op. In bare behuilde oogen streden haat en verachting om den voorrang. „Je hadt haar wel tegelijkertijd mee kunnen brengen, dat schepsel „Wat nu weer voor een schepsel? Vervloekt toch!" „Laat dat vloeken!'' Zij schreeuwde het uit. „Als er hier een iets te vloeken heeft, dan ben ik bet! Wat heb ik in mijn leven? Ergernis, zorgen, achter uitzetting, anders niets! Ik word be handeld, alsof ik het genadebrood eet „Dat is niet waar!" „Dat is wel waar! Niets wordt met mij besproken, alles met je moeder. Net genoeg voor meid houdt men mij, die voor het eten te zorgen heeft en haar Schepper danken moet, als ze je aan tafel een minuut of vijf te zien krijgt. Wat weet ik na een tienjarig huwelijk meer van jou, dan hoe je er uit ziet? Niets, in 't geheel niets! En als ik eens iets verneem, is het een ge meenheid!" „Je bent niet wijs, Emilie!" „Bij zoo iets zou een mensch zijn verstand bewaren! Als men zoo iets hoort. Dat ligt in de fabriek op de loer naar de arbeidsters, om ze te omhel zen en te kussen, en wil hier den on schuldige spelen. Foei, foei!" Over Gustav Wiskotten's voorhoofd verspreidde zich een vlammend rood. Hij voelde zich verongelijkt. „Wie heeft je dat verteld?'' „Dus je loochent het zelfs niet. Zelfs zooveel ben ik je niet waard, dat je het tracht te ontkennen. O God, als de kinderen er niet waren „Word nu eerst eens een beetje kalm. Ik heb je slechts gevraagd, wie je dat verteld heeft." „Dat komt er niet op aan, wie het verteld heeft." „Dat komt er zeer zeker op aan, daar meer dan de helft van de geschie denis gelogen is." „Zoo in eens? Gelogen? Mina heeft het toch met eigen oogen gezien!" „Mina „Zeker, Mina, toen zij de koffie naar het kantoor wilde brengen. Toen beeft ze gezien, hoe je dat vrouwspersoon omarmd hebt. „Mijnheer had goeie zin," zeide ze grinnikend. Ik had haar voor die woorden wel in het gezicht kunnen slaan.." „Emilie, is het werkelijk zoo ver schrikkelijk, als ik eens goeie zin heb?" „O, met anderen zal je dat wel altijd hebben. Ik word thuis gehouden. Ik merk 't toch niet. „Ik heb met het meisje niets anders dan een grapje gemaakt, dat het licht niet schuwt. Ik heb haar opgevangen, toen ze de trap af kwam springen. An ders niets. Van drukken en kussen is volstrekt geen sprake geweest." „Dat had ook niet noodig!" „Neen, noodig had ik het niet. Als ik maar te werken heb, dat mij het hoofd bonst, en daarmee mijn eten en slapen verdien wat kan een mensch meer verlangen?" „Dus heb je er toch wat bij gedacht?" Gustav Wiskotten stond op. Hij keek over zijne vrouw heen in de ledige ruimte. „Dat is wel mogelijk, Emilie!" „Ik wil het nu weten! Of heb je nu toch den moed verloren?" „Ik dacht zoo bij me zelf," zeide Gus tav Wiskotten en hield zijn blik niet van den kamerwand af, „hoe mooi het toch zijn kan jong te wezen; hoe mooi het toch zijn kan, als een jong schep seltje je om den hals hangt; hoe mooi het toch zijn kan, als een geliefd wezen je lachend en zingend tegemoet springt en een mensch met hare jonge, dolle liefde je warm maakt, zoodat je over dag in plaats van met twee vuisten, met zestig vuisten werkt, om gauwer maar weer thuis te komen. Hoe mooi het toch zijn kan! En hoe-vele vrouwen daar zoo volstrekt geen talent voor hebben." Toen kwam het opnieuw tot eene uitbarsting bij haar. „Je wilt alle schuld op mij werpen? Na alles wat er gebeurd is? Jij?" „Zwjjg daarover, Emilie. Dat hebben we nu al dikwijls genoeg gehoord. Daar valt niets aan te veranderen." „Waarom heb je me dan getrouwd? Je wilt me toch niet wijs maken, dat het was om mij op te voeden?" Gustav Wiskotten keek haar aan. Zijn mond beefde even. „We waren beiden piepjong toen maals. Van een goed huwelijk en hoe dat zich vormt hadden we geen be- grip." „Slechts daarom heb je mij ge trouwd?" vroeg ze met zichtbaren hoon. „En omdat je mooi waart. Ik zeide tot mezelf: een mooi mensch is ook een vroolijk mensch, en vroolijkheid maakt tot goede kameraden. In jouw vroolijkheid had ik me slechts ver gist." „Maar niet in mijn geld Hij was op den aanval voorbereid. „Zonder je geld," zeide hij kalm, alsof het eene reeds lang bekende zaak betrof, „had ik je niet kunnen trouwen. Wij Wiskottens waren tien jaren geleden nog niet zoo welvarend, ons eene luxe te kunnen permitteeren, waaronder de familie geleden zou hebben. Dat moge hard klinken. Doch het is een rotsvaste familie-traditie. En dit had jou, als je er als verstandi ge vrouw over nagedacht hadt, aan den anderen kant alras kunnen zeg gen, dat ik met deze rotsvaste familie traditie ook aan mijne nieuw-gegrond- veste familie hangen zou. En dat 't in jou hand zou liggen het te harde zach ter te maken, nu de fabriek opleefde en ik met haar. Maar je had niets over vloedigs in je, noch aan vroolijkheid, noch aan gevoel. Door eeuwig klagen en twisten kan je de vereeniging niet tot stand brengen. En mij heeft nu® fabriek en altijd slechts de fabrièff1 moe daartoe gemaakt." Emilie Wiskotten wierp zich weenend in haar stoel. r* „Ik wou dat ik hier weg was, ik E dat ik de kinderen niet had, om l1®1 tusschen uit te kunnen, eve£i' Ewald. Ja, als Ewald. Die heeft1 jullie tenminste getoond, dat hij ia- niet laten ringelooren, dat hij iem^11 is met wiens wenschen rekening E houden moet worden!" 1 Gustav Wiskotten greep naar ig hoed. m „Waar ga je heen? Je hadt meE zegd, dat je naar bed wilde gaan?'n „Ik heb vergeten in de fabriek srt te regelen. Dus zal het nauwelijksib moeite loonen, naar bed te gaan."a Daar stond ze naast hem. at „Is die van van middag er op de fabriek?" „Je moest nu je ijverzucht lieverhe ders toonen. Wel te rusten." m „Oogenblikkelijk zou ik het huis laten! Zonder mij nog eenmaal te be nederen „Wel te rusten." Hij schreed met zwaren tred ,<;01 het fabrieksplein en zond zijn hbn Fritz, dien hij rookend op het prfie kantoor vond, naar huis. t „Ik heb mij bedacht, dat ik nog-gj te doen heb. Ga maar weg, op die I uur meer komt het ook niet aan.|n ak Wordt YerrolgEr is 'n one

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1924 | | pagina 4