den werd de visscherij door de stoom trawlers uitgeoefend als volgt: Januari U6, Febr. 124, ivlaart 129, April 104, Mei b7, Juni 83, Juli 74, Aug. 89, Sept. 108, Oct. 122, Nov. 126 en Dec. 130. Dat is lieel wat meer dan in 1922, toen het hoogste aantal in Maart (103) en Febr. (101) viel, maar de andere 10 maanden beneden de 100 bleef. 10 (vorig jaar 17) stoomtrawlers heb ben in het geheel niet aan de visscherij deelgenomen. De 147 andere trawlers maaaten te zamen 32106 (vorig jaar 3070b) zeedagen op de Noordzee en 390 (voiig jaar 169) zeedagen op IJsland. liet hoogste aantal zeedagen door een stoomtrawler in 1923 gemaakt, was 334 (vorig jaar 334). Het gemiddelde aantal bedroeg 219 (vorig jaar 223'/2). Dok voor 1923 geldt hetzelfde, wat gold voor de heide voorafgaande jaren, n.l. dat bij de beoordeeling der cijfers, zoowel van het hoogste, als van het gemiddelde aantal zeedagen, deze cij- lers worden beïnvloed door de om standigheid, dat een deel der vloot ge durende een zekeren tijd op Engeland heeft gevaren en dat de binnenligdagen in Engeland als zeedagen zijn bere kend, evenals de dagen waarop werd overgestoomd. Evenwel is het varen op Engeland in 1923 procentsgewijzo, minder geweest, dan in de beide daaraan voorafgaande jaren. In vergelijking met de jaren 1921 en 1922 mag geconstateerd worden, dat ook thans een geringe verbetering is ingetreden in de regelmaat, waarmede het bedrijf is uitgeoefend geworden, waartoe in niet geringe mate heeft bij gedragen de omstandigheid dat in den zomer, tengevolge der staking van de Duitsche Treilvisschers, geen Duitsche schepen te IJmuiden hebben gemarkt, terwijl juist in den zomer de vreemde aanvoeren het bedrijf steeds in het bij zonder drukken. De groote kosten, verbonden aan het weder in de vaart brengen van sche pen, die eenigen tijd opgelegd zijn ge weest, brengt er vaak de reeders toe, zoo lang mogelijk, ook bij verlies, de schepen in de vaart te houden. De stoomtrawlvloot werd in 1923 vergroot door aankoop van vijf Engel- sche trawlers, die evenwel in den loop van dit kalenderjaar nog niet in de vaart zijn gekomen. Daartegenover staat dat één trawler is gestrand en niet weer vlot gebracht, één trawler is overstoomd en verloren gegaan, drie trawlers werden verkocht voor de sloop en één trawler werd ver kocht naar Katwijk. Aangezien dit laatste schip evenwel het bedrijf van uit IJmuiden uitoefent, kan worden aangenomen, dat de vloot constant is gebleven (5 aangekocht en 5 afge voerd). Bleef de vloot ook al gelijk in groot te, de verwisseling van eigenaar had, door enkele faillissementen en liquida ties in 1923, een vrij groote omvang, aangezien evenwel IJmuiden toch het voorname centrum is voor de stoom- treil-visscherij, werden de schepen, zoo bij publieken als bij onderhandsche verkoop, op een enkele uitzondering na, door IJmuider reederijen aange kocht. Nieuwbouw had uit den aard der zaak, tengevolge van de malaise, niet plaats. Ten aanzien van de haringvloot kan hier tevens worden opgemerkt, dat die in 1923 is verminderd door sloopen met twee loggers en door verkoop naar andere havens met 15 loggers. Hoewel in 1923 op ruimere schaal, dan in 1922 is getracht de IJsland vis scherij uit te oefenen, heeft deze ook nu nog niet zoodanige resultaten op geleverd, dat het weer tot een algemee- ne deelname aan deze visscherij kon leiden. Het totaal aantal zeedagen werd ge maakt in 14 reizen, zoodat de gemid delde reisduur was 28 dagen. De langste reis duurde 39 dagen, de kortste 19 dagen. Het varen op Engeland met Hol- landsche trawlers is ook in 1923 weder van geringere beteekenis geweest, dan in 1922, doch van een opnieuw bijna uitsluitend varen op IJmuiden kon toch nog geen sprake zijn, waar de Duitsche markt voor Hollandsche visch uitgeschakeld 'bleef. Dc Hollandsche schepen, die op En geland voeren bleven verschoond van moeilijkheden, als tevoren werden on dervonden, ofschoon ook in 1923 nog getracht werd door het hooger houden van de ijsprijzen de vreemde schepen af te schrikken van de Engelsche markten te Grimsby en Huil. Daarte genover hebben de Hollandsche traw lers in 1923 voor 't eerst geprofiteerd van de inwerkingtreding der Pilotage Act voor de Humbel', tengevolge waar van de niet onbelangrijke loodsgelden, die gedurende den oorlog en daarna moesten worden betaald, niet langer behoefden te worden betaald. Wordt vervolgd. Nationale Bankvereeniging. Aan het jaarverslag over 1923 dei- Nationale Bankvereeniging ontleenen wij het volgende: Ook in 1923 bleef de malaise /voort duren. Toch valt eenige verbetering waar te nemen. Eene verbetering, welke eendeels haar oorzaak vindt in eene aanpassing aan de thans bestaan de toestanden, anderdeels in eene ge leidelijke opleving bij sommige takken van handel, industrie en landbouw. De ontwikkeling van ons bedrijf over het afgeloopen jaar was bevredigend. Wij slaagden erin ons onkostencij- fer verder terug te brengen. Het is ons aangenaam thans te kunnen vermel den, dat de behaalde netto-winst voor uitging met 1 115.095.91. De netto-winst over 1923 bedroeg f 1.497.221.56 bij een saldo A°. P°. van 1' 66.851.96 tegen f 1.451.301.74 over 1922 bij een saldo A". P°. van f 136.028.05. De indeeling onzer kantoren in di stricten onder leiding van district directeuren, welke indeeling wij reeds in ons vorig jaarverslag vermeldden, bleef ons ten zeerste bevredigen. De kantoren, welke bij het uitbrengen van het verslag over 1922 nog niet waren ingedeeld, zijn voor zooverre zij in Zuid-Holland zijn gelegen, thans even eens in een nieuw gevormd district on dergebracht. Het debiteurencijfer geeft eene da ling aan, het aantal der debiteuren daarentegen vermeerderde. Evenals op vrijwel alle bankbalan- sen over het afgeloopen jaar valt waar te nemen, verminderde het totaal dei- door derden bij ons gedeponeerde gel den. Deze vermindering is echter, ge zien de tijdsomstandigheden, gering te achten, terwijl het aantal relatiën toe nam. Het aantal personen, hetwelk van onze safe-inrichingen gebruik maakt, steeg zeer aanzienlijk. De totale toename der drie groepen van relatiën, achten wij een verheugend verschijnsel, hetwel de stabiliteit van ons bedrijf ten goede komt. Van onze afdeeling Giro wordt steeds meer gebruik gemaakt. Wij hebben, zonder strenge controle uit het oog te verliezen, dezen tak van dienst zoo eenvoudig mogelijk ingericht. Het aan tal onzer vestigingen met inbegrip van correspondentschappen en geregelde zitdagen bedraagt 161. Voor de 161 plaatsen in ons land, kunnen wij dus de gireering zelf bewerkstelligen en de garantie op ons nemen voor de richtige betaling tot aan de begunstig den toe. Het evenwicht tusschen ons operee- rend kapitaal en onze uitzettingen bleef gehandhaafd. Onze liquiditeit bleef onveranderd goed, immers ook in het afgeloopen jaar behoefden wij noch op de circulatiebank, dooi- cre- dietpapier in herdisconto te geven, noch op de ons garandeerende Rotter- damsche Bankvereeniging een beroep te doen. Wij onderhielden steeds een belangrijk tegoed bij de Rotterdamsclie Bankvereeniging. Na de gebruikelijke jaarliiksche nauwkeurige revisie van onze debiteu ren, is het ons aangenaam U te kunnen mededeelen, dat wij geehe teleurstel lingen van eenige beteekenis hebben te vermelden. Volgende de gedragslijn, welke wij ten vorige jare in ons jaarverslag vast legden, stellen wij U voor wederom uit de winst f 500.000.te bestemmen voor onze onder crediteuren opgeno men speciale reserve tegen debiteuren, f 100.000.toe te voegen aan de statu taire reserve en op gebouwen af te schrijven f 150.000. Wij stellen U voor daarna het divi dend te bepalen op 4 Het handhaven van een conservatie ve dividend-politiek meenen wij te moeten voorstaan in het belang van aandeelhouders. Op 1 Januari 1923 hadden wij kan toren op 86 plaatsen, welk aantal het geheele jaar ongewijzigd bleef. Alhoe wel niet tot het verslag van 1923 be- hoorend, kunnen wij U medeeelen, dat in Februari 1924 te Zwolle een kantoor door ons werd geopend, waardoor het aantal thans gestegen is tot 87 onge acht de plaatsen, waar een correspon dentschap is gevestigd of een zitdag wordt gehouden. De Balans vertoont de volgende cij fers: Debetzijde: Kas, coupons, vreemd geld _f 2.735.326.27 (v. j. f 3.017.281.63), Credit-saldi bij bankiers en kassiers f 6.868.825.05 (v. j. f 5.206.949.80). Ter mijn-affaires in vreemde valuta, per saldo f 720.89 (v. j. credit f 56.147.16), Wisselportefeuille f 20.264.290.59 (v. j. f 18.850.826.64), Leendepót f 2.162.404.81 (v. j. f 2.325.080.18), Effecten f 401.881.36 (v. j. 471.771.27), Prolongatie gegeven en voorschotten tegen effecten f 10.438.816.96 (v. j. f 11.117.467.19), De- bet-saldi in rekening-courant f 55.505.543,64 (v. j. f 64.254.231.02), Vor deringen wegens gestelde borgtochten f 4.774.571.79 (v. j. f 3.460.985.08), Ge bouwen f 4.409.283.23 (v. j. f 4.593.845.54) Creditzijde: Kapitaal f 10.000.000 (onv.) Reserve f 2.200.000.— (v. jaar f 2.100.000.Credit-saldi in vreemde valuta f 27.258.61 (v. j. debet f 48.650.21), zijnde dit per saldo de tegenwaarde van ons eigen risico in vreemde valuta, tegen den koers van 29 December 1.1. hetwelk zijn compensatie vindt in het aan de debet-zijde der balans onder vreemd geld voorkomend bedrag ad f 27.888.72, Leendepót f 2.162.404.81 (v. jaar f 2.325.080.18), Deposito en Credit- saldi in Rekening-cour. f 85.960.697.30 (v. j. f 92.869.767.97), Te betalen wis sels f 447.701.67 (v. j. f 535.848.58), Ne- derlandsche Bank en bankiers f 1.466.086.05 (v. j. f 1.496.207.63), Gestel de borgtochten f 4.774.571.79 (v. jaar f 3.460.985.08), Dividend en belasting f 436.200.(onv.) Onverdeelde winst f 86.744.36 (v. j. f 66.851.96). Het winstcijfer der rente-rekening bedraagt f2.976.860.91 (v. j. f3.010.377.85) dat der provisie f 2.267.053.30 (v. jaar f 2.453.346.88) zoodat de totale bruto winst het saldo van het vorig boekjaar inbegrepen f 5.310.766.17 (vorig jaar f 5.599.752.78) bedraagt. De onkosten- rekening wijst aan, gesplitst over de twee hoofden: honoraria f 2.870.823.02 (v. j. f 3.092.580.88) en bedrijfsonkosten f 942.721.59 (v. j. 1.055.870.16). De netto bedrijfswinst bedraagt f 1.497.221.56 (v. j. f 1.451.301.74). De verdeeling der netto-winst ad f 1.497.221.56, na aftrek van de ver plichte uitkeering volgens art. 16 der statuten van tantièmes aan plaatselijke directeuren bedragende f 224.277.20 (v. j. f 198.249.78) laat toe: eene afschrijving op gebouwen van f 150.000.(onv.) een toevoeging aan het reservefonds van f 100.000.— (onv.) eene toevoeging aan de speciale reser ve tegen debiteuren, op te nemen onder crediteuren van f 500.000.(onv.) 4 dividend f 400.000.(onv.) en een re serveering voor belasting van f 36.200.- (onv.) terwijl alsdan een overblijvend winstsaldo ad f 86.744.36 (vorig jaar f 66.851.36) op nieuwe rekening is over te boeken. VISSCHERIJ. Oeen vischafslag te Haarlem. De gemeenteraad van Haarlem heeft op voorstel van B. en W. afwijzend beschikt op het verzoek van het bestuur der vis- schersvereeniging M. A. A. S. te Urk om te Haarlem een vischafslag op te richten. Gedurende de week van 5 t.m. 11 Juni 1024 kwamen alhier de navolgende vaartuigen binnen 48 Hollandsche-, 1 Duilsche stoomtrawlers, 1 IJslander, 28 Zeil-, 6 Motorloggers, 2 Zeil haringloggers en 81 Kustvisschers. De besommingen waren als volgt Hollandsche Stoomtrawlers van f 129.tot f3600.— Duitsche Stoomtrawlers f f 2406.— IJslanders f f 4676.- Zeilloggers f 94.f 712. Motorloggers f 189.f 805.— Zeilharinglogg. f f2079. terwijl de kustvisschers totaal f5667.— be- somden. De aanvoer bestond uit 304092 K.G trawlvisch, 20950 K.G. IJslandsche visch, en 284 kantjes haring. De totaal opbrengst bedroeg f 126.883,87. De visscherij en de Scheepvaart inspectie. Het ongeval op den stoomtrawler E. T. 1JM. 19, waarop in de machineka mer het slikdeksel sprong, kostte aan twee opvarenden het leven. En nu weer eischte het ongeval op de Peli kaan IJ.M. 192 een slachtoffer. Deze ongevallen doen ons de hoop uitspre ken, dat de Raad voor de Scheepvaart naar de oorzaak een ernstig onderzoek zal instellen. Wij bedoelen met dit schrijven niet wantrouwen uit te spre ken tegen de Scheepvaart-inspectie. Als we de verslagen van de scheeps ongevallen, door den Raad voor de Scheepvaart behandeld, lezen, zien we hoe scherp de inspectie steeds tegen achteloosheid en dergelijke optreedt. Daarom ook verwachten wij van de Scheepvaart-inspectie groote angst valligheid bij het nazien der schepen, vóór deze naar zee gaan. Want deze twee ongevallen kort na elkaar heb ben ongerustheid gewekt, temeer nu de Pelikaan eenige jaren opgelegd is geweest en juist weer zijn eerste reis maakte. Na het ongeval op de E. T. hebben wij den schipper gesproken, die het onbegrijpelijk vond dat het kon plaats hebben. De E. T. is een der grootste en nieuwste schepen, de Pelikaan daaren tegen een der oudste en niet best-aan geschrevene. Natuurlijk kan ieder schip op zee een ongeluk treffen, ook in de machinekamer; maar dan moet men ook geheel en al zeker kunnen zijn, dat bij het vertrek der schepen alles in orde is. Men heeft ons meege deeld dat na het ongeval op de E. T. de Scheepvaart-inspectie bijzonderlijk de slikdeksels der schepen heeft nage zien en dat er meerdere zijn afgekeurd. Het doet onaangenaam aan, dat zulks juist gebeurt nè! een ernstig ongeluk, Wij zijn niet deskundig, maar des kundigen hebben ons gezegd dat om een flens van een pijp toch ook een zekering moet zitten Hoe 't zij, het onderzoek moet de ware oorzaak aan 't licht brengen. En wij hopen van ganscher harte, dat dan blijken zal dat onze Scheepvaart-inspectie in niets tekort is geschoten, maar dat onze zeelieden zich steeds met een gerust hart aan boord kunnen begeven. De haaien. Wijd verbreid is de meening, dat wanneer een passagier van een schip over boord valt, hij bijna zeker door de haaien zal worden verorberd. „De" haai moet evenals de wolf, de tijger, de leeuw, een verscheu rend dier zijn en wee den zwemmer, die zich daar waagt, waar wel eens haaien voorkwamen De wetenschap ziet dit geheel anders. Er zijn meer dan honderd verschillende soorten van haaien en daaronder zijn zeer kleine, niet grooter dan de lengte eener hand. Verscheidene soorten zijn geheel ongevaarlijke planteneters, andere leven van de kleine, tusschen de planten zich bevin dende kleine zeediertjes nog andere ver orberen harde schaaldieren op den bodem der zee. Verscheidene zijn roovers, die andere visschen in dit opzicht in de schaduw stellen. De visschers, die de haaien vangen —haaien toch worden in het Zuiden zeer veel gegeten en smaken voor een deel ook zeer goedgebruiken visschen als aas en nemen het liefst hiervoor de kleine haaien zelf, een bewijs, dat de haai zijnsgelijke niet versmaadt. Voor het vangen van visschen op groote diepten gebruikt men overal horizontaal aangebrachte lijnen, waaraan op geregelde afstanden lijnen met vischhaken bevestigd zijn. Voor het vangen van groote haaien worden haken gebruikt van de grootte, zooals die, welke in de slagerswinkels groote stukken vleesch dragen. In „Die Natuurwissenschaften" deelt H. Braus mee, dat hij ter haaienvangst zijnde, meermalen kon waarnemen, dat aan een binnengehaalde lijn drie visschen hingen. Eerst was een haai aan den haak geslagen als aaseen groote kabeljauw was op dezen haai af gekomen, terwijl toevallig een andere groo te haai weer deze beide verorberd had, zoodat drie visschen in elkaar zaten. Nimmer heeft Braus, die zich veel met het onderzoek van haaien bezig hield, in de maag dezer dieren menschenbeenderen gevonden en hij houdt het dan ook voor onmogelijk, dat de in de diepten levende haaivormen menschen aanvallen. Er zijn evenwel een paar groote soorten, die aan de oppervlakte jagen en waarop de ver halen van leeken betrekking hebben. Deze verminderen evenwel in vergelijking met de andere, sterk verbreide soorten, die in alle zeeën en aan alle kusten gevonden worden. De haai is een uitnemend studieobject, daar hij, evenals de kikvorsch en het konijn, daarvoor door zijn anatomischen bouw en het levend ter wereld brengen van jongen zeer geschikt is. Zoo is dan ook de ver gelijkende anatomie van den haai en de embrylogie daarvan een zeer geliefd onder werp voor studie geworden. Een studie van den haai kan den grond slag vormen voor een meer diepgaande studie der gewervelde dieren, waartoe ook wij zelf behooren. Een belangrijk Internationaal vraagstuk. Onder dezen titel plaatste de heer G. F. Haak, visscherij-expert alhier, Donderdag morgen in de N. Roit. Ct. net volgende ingezonden stuk Het is voor ieder, die met de zeevisscherij bekend is en belang stelt in dit zoo echt nationale bedrijf, een feit, dat de visscherij op onrusibarende wijze achteruitgaal. Deze achteruitgang gelcit mei alleen voor Holland, doch wordt ook ernstig gevoeld in Engeland, Frankrijk en Duitschland. Deze achteruit gang vindt haar oorzaak in de schaarschte aan visch, speciaal in de Noord en Oostzee en is van zoo groote beteekenis voor de toekomst, zoodat het zich laat aanzien, dat we binnen enkele jaren beslist voor een débacle zullen komen te staan. Wat is hiervan de oorzaak? De oorzaak is bij velen bekend en ligt in ons moordend systeem van visschen Vanuit Engeland, Holland, Duitschland, Frankrijk en de Scandinavische landen visschen dagelijks zeker twee- drieduizend stoomtrawlers met het z.g.n. schrobnet, woelen met de zware met ijzer beslagen vischborden en de nog veel zwaardere bekloste peezen den zeebodem om en ver nielen ontzaglijk groote hoeveelheden visch- broed. Er is in de betrekkelijk groote zeeën letterlijk geen plekje meer, waar hetvisch- broed, het zaad der zee, veilig is en tot ontwikkeling kan komen Is het dan wonder, dat men nu, en met recht, van vischarmoede gaat spreken? Toen ik ongeveer 30 jaren geleden in IJmuiden kwam/ voer er slechts één stoom trawler onder Nederlandsche vlag de „Betsy" van de firma wed. 1. S. Oroen. Daar de resultaten goed waren, kwamen er spoedig meerdere in de vaart en hadden we te IJmuiden in betrekkelijk korten tijd een niet onbelangrijke vloot. Er was toen op onze kusten veel visch te vangen. Zomers ving men vrij regelmatig groote hoeveelheden schol, schar, tong, griet en tarbot en was een vangst 300—400 manden roode poonen i visch van groote waarde niet zeldza: In October en November kon men in slee weinige dagen van 600—800 man< „spawners" vangen dit is een schelvis welke op haringkuit aast en zich gedurei dien tijd ophield in jde North- en Sou westrough, de broedplaatsen van de hari In het z.g.n. „diepetgat",.ving men gezette tijden duizenden kabeljauwen eenige dagen, terwijl de „kamperlek" vi het vangen van kleine, doch veltejsc voor den visscher een waar eldorado Hoe geheel anders is dej toestand nu Waren de vangsten van de z.g.n. „set vischbooten niet zelden van 600—t manden in 6—8 dagen, thans is n blij als men in 1112 dagen£200 mam kan vangen. Vangsten roode poon van manden in eenige dagen waren niet zt zaam, en nu, „a lucky man", welke manden aanbrengt, die dan meestal kl van stuk zijn. De groote vangsten kabeljauw uit „dergen" in de nabijheid van de kust Februari, komen niet meer voor en korr bij den visscher alleen nog in de herinneri voor. Geeft deze toestand, deze veranderi niet te denken en is er niet alle reden te spreken van een spoedigen onderga der visscherij Of ik in mijn oordeel, een oordeel i berust op een dertigjarige ondervindii soms te somber ben Welnu, doet ond zoek bij den directeur van het Staatsv scherijhavenbedrijf, vraagt inzage c statistieken en gij zult moeten erkenm dat mijn oordeel berust op feiten, ontlee: aan ondervinding en nuchtere, nauwgeze waarneming. Nog op andere wijze wordt aan visscherij op de Noordzee groote, niet berekenen schade toegebracht, en wel do de motorbotters, welke op onze kust zeer veel ondermaatsche visch, z.g.n. „nes vangen. Eveneens door de garnalenvisschi te den Helder. Oa een kijkje nemen a boord dier scheepjes, wanneer het net wot binnengehaald. Dan zal het voor een Ie duidelijk worden, dat deze visscherij indi daad moordend is. Duizenden, neen ho derdduizenden vischjes, tongetjes, rogtji scharretjes enz. van niet meer dan 3—4 c.i gaan verloren en worden als eendenvo verkocht of overboord gezet. Inderdsi kosten de eendjes te Volendam en Zaandai die met ondermaatsche visch worden voerd, aan den Staat der Nederlanden e niet te berekenen bedrag. In bijna elke plaats van ons land, in il nabijheid van scholen, kan men op specif geplaatste bordjes lezen „Spaar de vogelt welnu, ik roep u toe „Spaar het vischbroed, het zaad der zei' Dan zult ge een nuttig werk doen en r instandhouding onzer visscherij bevordert de visscherij, welke „men" zoo gaar noemt een belangrijk nationaal bedrijf. GEMENGD NIEUWS. De tarwe en de Internationale politie We denken er nooit aan, wannei we in onze boterham happen, dat voi dat brood wellicht geploegd, gezaai geoogst is in Canada, Argentinië Rusland en nog veel minder, dat de t ternationale politiek ook al invloi heeft op den prijs van onze boterham De Handel-Mij. voorheen Gerhai Polak geeft wekelijks een overzicht li over den stand van granen en mei Dat is geen dorre handelstaal, waa van de boterhameter niets kan begr pen. Het geeft gewoonlijk interessan opmerkingen over tarweprijs, oogi gebruik enz. in verhand met den to stand van weer en markt maar o( van de internationale politiek. I vaak vindt men hier het oordeel vt den koopman, dat afwijkt van het g wone. Volgens het laatste bericht is een groot overschot van den vroegen oogst. Er is thans minder uitgezaa dan het vorige jaar, dat geldt van meeste landen der wereld. Britse Indië zal om een eigenaardige redi minder uitvoeren. Indiërs, die aan di oorlog hebben deelgenomen, zijn ai het eten van veel brood gewend g raakt en daardoor verbruikt Britse Indië thans meer graan dan vroeg en kan het minder uitvoeren. Het is zeker mooi, dat er van di vorigen oogst nog veel over is. 't echter de kunst, om dat surplus te kr gen. Als iemand een dubbeltje in ei hooischelf bezit kan hij daarvoor nie koopen en het 'zal hem meer aan t? en moeite kosten, om het dubbeltje vinden dan een enkele tien cente Europa, dat de groote gebruiker vi tarwe is, heeft geen geld, om reserv te maken en het graan te koopen het goede moment, als de prijs op zi laagst is. In het bijzonder geldt van Duitschland. De Duitsche rege ring zal, naar het oordeel van weekoverzicht, het Dawes-rapport ni loyaal aanvaarden. De bestaande ch os zal daardoor in het verarmde lai eer toe- dan afnemen; zijn koopkrac zal nog meer verminderen, maar t zal daarbij meermalen gedwongen zi tot eiken prijs tarwe te koopen. Des meer zal dit het geval zijn, omdat handelsbetrekkingen tussch Duitschland en Rusland afgebrok

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1924 | | pagina 2