den werd de visscherij door de stoom
trawlers uitgeoefend als volgt:
Januari U6, Febr. 124, ivlaart 129,
April 104, Mei b7, Juni 83, Juli 74, Aug.
89, Sept. 108, Oct. 122, Nov. 126 en Dec.
130.
Dat is lieel wat meer dan in 1922,
toen het hoogste aantal in Maart (103)
en Febr. (101) viel, maar de andere 10
maanden beneden de 100 bleef.
10 (vorig jaar 17) stoomtrawlers heb
ben in het geheel niet aan de visscherij
deelgenomen. De 147 andere trawlers
maaaten te zamen 32106 (vorig jaar
3070b) zeedagen op de Noordzee en 390
(voiig jaar 169) zeedagen op IJsland.
liet hoogste aantal zeedagen door
een stoomtrawler in 1923 gemaakt,
was 334 (vorig jaar 334).
Het gemiddelde aantal bedroeg 219
(vorig jaar 223'/2).
Dok voor 1923 geldt hetzelfde, wat
gold voor de heide voorafgaande jaren,
n.l. dat bij de beoordeeling der cijfers,
zoowel van het hoogste, als van het
gemiddelde aantal zeedagen, deze cij-
lers worden beïnvloed door de om
standigheid, dat een deel der vloot ge
durende een zekeren tijd op Engeland
heeft gevaren en dat de binnenligdagen
in Engeland als zeedagen zijn bere
kend, evenals de dagen waarop werd
overgestoomd.
Evenwel is het varen op Engeland in
1923 procentsgewijzo, minder geweest,
dan in de beide daaraan voorafgaande
jaren.
In vergelijking met de jaren 1921 en
1922 mag geconstateerd worden, dat
ook thans een geringe verbetering is
ingetreden in de regelmaat, waarmede
het bedrijf is uitgeoefend geworden,
waartoe in niet geringe mate heeft bij
gedragen de omstandigheid dat in den
zomer, tengevolge der staking van de
Duitsche Treilvisschers, geen Duitsche
schepen te IJmuiden hebben gemarkt,
terwijl juist in den zomer de vreemde
aanvoeren het bedrijf steeds in het bij
zonder drukken.
De groote kosten, verbonden aan het
weder in de vaart brengen van sche
pen, die eenigen tijd opgelegd zijn ge
weest, brengt er vaak de reeders toe,
zoo lang mogelijk, ook bij verlies, de
schepen in de vaart te houden.
De stoomtrawlvloot werd in 1923
vergroot door aankoop van vijf Engel-
sche trawlers, die evenwel in den loop
van dit kalenderjaar nog niet in de
vaart zijn gekomen.
Daartegenover staat dat één trawler
is gestrand en niet weer vlot gebracht,
één trawler is overstoomd en verloren
gegaan, drie trawlers werden verkocht
voor de sloop en één trawler werd ver
kocht naar Katwijk. Aangezien dit
laatste schip evenwel het bedrijf van
uit IJmuiden uitoefent, kan worden
aangenomen, dat de vloot constant is
gebleven (5 aangekocht en 5 afge
voerd).
Bleef de vloot ook al gelijk in groot
te, de verwisseling van eigenaar had,
door enkele faillissementen en liquida
ties in 1923, een vrij groote omvang,
aangezien evenwel IJmuiden toch het
voorname centrum is voor de stoom-
treil-visscherij, werden de schepen, zoo
bij publieken als bij onderhandsche
verkoop, op een enkele uitzondering
na, door IJmuider reederijen aange
kocht.
Nieuwbouw had uit den aard der
zaak, tengevolge van de malaise, niet
plaats.
Ten aanzien van de haringvloot kan
hier tevens worden opgemerkt, dat die
in 1923 is verminderd door sloopen
met twee loggers en door verkoop naar
andere havens met 15 loggers.
Hoewel in 1923 op ruimere schaal,
dan in 1922 is getracht de IJsland vis
scherij uit te oefenen, heeft deze ook
nu nog niet zoodanige resultaten op
geleverd, dat het weer tot een algemee-
ne deelname aan deze visscherij kon
leiden.
Het totaal aantal zeedagen werd ge
maakt in 14 reizen, zoodat de gemid
delde reisduur was 28 dagen.
De langste reis duurde 39 dagen, de
kortste 19 dagen.
Het varen op Engeland met Hol-
landsche trawlers is ook in 1923 weder
van geringere beteekenis geweest, dan
in 1922, doch van een opnieuw bijna
uitsluitend varen op IJmuiden kon
toch nog geen sprake zijn, waar de
Duitsche markt voor Hollandsche
visch uitgeschakeld 'bleef.
Dc Hollandsche schepen, die op En
geland voeren bleven verschoond van
moeilijkheden, als tevoren werden on
dervonden, ofschoon ook in 1923 nog
getracht werd door het hooger houden
van de ijsprijzen de vreemde schepen
af te schrikken van de Engelsche
markten te Grimsby en Huil. Daarte
genover hebben de Hollandsche traw
lers in 1923 voor 't eerst geprofiteerd
van de inwerkingtreding der Pilotage
Act voor de Humbel', tengevolge waar
van de niet onbelangrijke loodsgelden,
die gedurende den oorlog en daarna
moesten worden betaald, niet langer
behoefden te worden betaald.
Wordt vervolgd.
Nationale Bankvereeniging.
Aan het jaarverslag over 1923 dei-
Nationale Bankvereeniging ontleenen
wij het volgende:
Ook in 1923 bleef de malaise /voort
duren. Toch valt eenige verbetering
waar te nemen. Eene verbetering,
welke eendeels haar oorzaak vindt in
eene aanpassing aan de thans bestaan
de toestanden, anderdeels in eene ge
leidelijke opleving bij sommige takken
van handel, industrie en landbouw.
De ontwikkeling van ons bedrijf over
het afgeloopen jaar was bevredigend.
Wij slaagden erin ons onkostencij-
fer verder terug te brengen. Het is ons
aangenaam thans te kunnen vermel
den, dat de behaalde netto-winst voor
uitging met 1 115.095.91. De netto-winst
over 1923 bedroeg f 1.497.221.56 bij een
saldo A°. P°. van 1' 66.851.96 tegen
f 1.451.301.74 over 1922 bij een saldo
A". P°. van f 136.028.05.
De indeeling onzer kantoren in di
stricten onder leiding van district
directeuren, welke indeeling wij reeds
in ons vorig jaarverslag vermeldden,
bleef ons ten zeerste bevredigen. De
kantoren, welke bij het uitbrengen van
het verslag over 1922 nog niet waren
ingedeeld, zijn voor zooverre zij in
Zuid-Holland zijn gelegen, thans even
eens in een nieuw gevormd district on
dergebracht.
Het debiteurencijfer geeft eene da
ling aan, het aantal der debiteuren
daarentegen vermeerderde.
Evenals op vrijwel alle bankbalan-
sen over het afgeloopen jaar valt waar
te nemen, verminderde het totaal dei-
door derden bij ons gedeponeerde gel
den. Deze vermindering is echter, ge
zien de tijdsomstandigheden, gering te
achten, terwijl het aantal relatiën toe
nam. Het aantal personen, hetwelk
van onze safe-inrichingen gebruik
maakt, steeg zeer aanzienlijk.
De totale toename der drie groepen
van relatiën, achten wij een verheugend
verschijnsel, hetwel de stabiliteit van
ons bedrijf ten goede komt.
Van onze afdeeling Giro wordt steeds
meer gebruik gemaakt. Wij hebben,
zonder strenge controle uit het oog te
verliezen, dezen tak van dienst zoo
eenvoudig mogelijk ingericht. Het aan
tal onzer vestigingen met inbegrip van
correspondentschappen en geregelde
zitdagen bedraagt 161. Voor de 161
plaatsen in ons land, kunnen wij dus
de gireering zelf bewerkstelligen en
de garantie op ons nemen voor de
richtige betaling tot aan de begunstig
den toe.
Het evenwicht tusschen ons operee-
rend kapitaal en onze uitzettingen
bleef gehandhaafd. Onze liquiditeit
bleef onveranderd goed, immers ook
in het afgeloopen jaar behoefden wij
noch op de circulatiebank, dooi- cre-
dietpapier in herdisconto te geven,
noch op de ons garandeerende Rotter-
damsche Bankvereeniging een beroep
te doen. Wij onderhielden steeds een
belangrijk tegoed bij de Rotterdamsclie
Bankvereeniging.
Na de gebruikelijke jaarliiksche
nauwkeurige revisie van onze debiteu
ren, is het ons aangenaam U te kunnen
mededeelen, dat wij geehe teleurstel
lingen van eenige beteekenis hebben te
vermelden.
Volgende de gedragslijn, welke wij
ten vorige jare in ons jaarverslag vast
legden, stellen wij U voor wederom
uit de winst f 500.000.te bestemmen
voor onze onder crediteuren opgeno
men speciale reserve tegen debiteuren,
f 100.000.toe te voegen aan de statu
taire reserve en op gebouwen af te
schrijven f 150.000.
Wij stellen U voor daarna het divi
dend te bepalen op 4
Het handhaven van een conservatie
ve dividend-politiek meenen wij te
moeten voorstaan in het belang van
aandeelhouders.
Op 1 Januari 1923 hadden wij kan
toren op 86 plaatsen, welk aantal het
geheele jaar ongewijzigd bleef. Alhoe
wel niet tot het verslag van 1923 be-
hoorend, kunnen wij U medeeelen, dat
in Februari 1924 te Zwolle een kantoor
door ons werd geopend, waardoor het
aantal thans gestegen is tot 87 onge
acht de plaatsen, waar een correspon
dentschap is gevestigd of een zitdag
wordt gehouden.
De Balans vertoont de volgende cij
fers:
Debetzijde: Kas, coupons, vreemd
geld _f 2.735.326.27 (v. j. f 3.017.281.63),
Credit-saldi bij bankiers en kassiers
f 6.868.825.05 (v. j. f 5.206.949.80). Ter
mijn-affaires in vreemde valuta, per
saldo f 720.89 (v. j. credit f 56.147.16),
Wisselportefeuille f 20.264.290.59 (v. j.
f 18.850.826.64), Leendepót f 2.162.404.81
(v. j. f 2.325.080.18), Effecten f 401.881.36
(v. j. 471.771.27), Prolongatie gegeven
en voorschotten tegen effecten
f 10.438.816.96 (v. j. f 11.117.467.19), De-
bet-saldi in rekening-courant
f 55.505.543,64 (v. j. f 64.254.231.02), Vor
deringen wegens gestelde borgtochten
f 4.774.571.79 (v. j. f 3.460.985.08), Ge
bouwen f 4.409.283.23 (v. j. f 4.593.845.54)
Creditzijde: Kapitaal f 10.000.000
(onv.) Reserve f 2.200.000.— (v. jaar
f 2.100.000.Credit-saldi in vreemde
valuta f 27.258.61 (v. j. debet f 48.650.21),
zijnde dit per saldo de tegenwaarde van
ons eigen risico in vreemde valuta,
tegen den koers van 29 December 1.1.
hetwelk zijn compensatie vindt in het
aan de debet-zijde der balans onder
vreemd geld voorkomend bedrag ad
f 27.888.72, Leendepót f 2.162.404.81 (v.
jaar f 2.325.080.18), Deposito en Credit-
saldi in Rekening-cour. f 85.960.697.30
(v. j. f 92.869.767.97), Te betalen wis
sels f 447.701.67 (v. j. f 535.848.58), Ne-
derlandsche Bank en bankiers
f 1.466.086.05 (v. j. f 1.496.207.63), Gestel
de borgtochten f 4.774.571.79 (v. jaar
f 3.460.985.08), Dividend en belasting
f 436.200.(onv.) Onverdeelde winst
f 86.744.36 (v. j. f 66.851.96).
Het winstcijfer der rente-rekening
bedraagt f2.976.860.91 (v. j. f3.010.377.85)
dat der provisie f 2.267.053.30 (v. jaar
f 2.453.346.88) zoodat de totale bruto
winst het saldo van het vorig boekjaar
inbegrepen f 5.310.766.17 (vorig jaar
f 5.599.752.78) bedraagt. De onkosten-
rekening wijst aan, gesplitst over de
twee hoofden: honoraria f 2.870.823.02
(v. j. f 3.092.580.88) en bedrijfsonkosten
f 942.721.59 (v. j. 1.055.870.16). De netto
bedrijfswinst bedraagt f 1.497.221.56 (v.
j. f 1.451.301.74).
De verdeeling der netto-winst ad
f 1.497.221.56, na aftrek van de ver
plichte uitkeering volgens art. 16 der
statuten van tantièmes aan plaatselijke
directeuren bedragende f 224.277.20
(v. j. f 198.249.78) laat toe:
eene afschrijving op gebouwen van
f 150.000.(onv.) een toevoeging aan
het reservefonds van f 100.000.— (onv.)
eene toevoeging aan de speciale reser
ve tegen debiteuren, op te nemen onder
crediteuren van f 500.000.(onv.) 4
dividend f 400.000.(onv.) en een re
serveering voor belasting van f 36.200.-
(onv.) terwijl alsdan een overblijvend
winstsaldo ad f 86.744.36 (vorig jaar
f 66.851.36) op nieuwe rekening is over
te boeken.
VISSCHERIJ.
Oeen vischafslag te Haarlem.
De gemeenteraad van Haarlem heeft op
voorstel van B. en W. afwijzend beschikt
op het verzoek van het bestuur der vis-
schersvereeniging M. A. A. S. te Urk om te
Haarlem een vischafslag op te richten.
Gedurende de week van 5 t.m. 11
Juni 1024 kwamen alhier de navolgende
vaartuigen binnen
48 Hollandsche-, 1 Duilsche stoomtrawlers,
1 IJslander, 28 Zeil-, 6 Motorloggers, 2
Zeil haringloggers en 81 Kustvisschers.
De besommingen waren als volgt
Hollandsche
Stoomtrawlers van f 129.tot f3600.—
Duitsche
Stoomtrawlers f f 2406.—
IJslanders f f 4676.-
Zeilloggers f 94.f 712.
Motorloggers f 189.f 805.—
Zeilharinglogg. f f2079.
terwijl de kustvisschers totaal f5667.— be-
somden.
De aanvoer bestond uit 304092 K.G
trawlvisch, 20950 K.G. IJslandsche visch,
en 284 kantjes haring.
De totaal opbrengst bedroeg f 126.883,87.
De visscherij en de Scheepvaart
inspectie.
Het ongeval op den stoomtrawler E.
T. 1JM. 19, waarop in de machineka
mer het slikdeksel sprong, kostte aan
twee opvarenden het leven. En nu
weer eischte het ongeval op de Peli
kaan IJ.M. 192 een slachtoffer. Deze
ongevallen doen ons de hoop uitspre
ken, dat de Raad voor de Scheepvaart
naar de oorzaak een ernstig onderzoek
zal instellen. Wij bedoelen met dit
schrijven niet wantrouwen uit te spre
ken tegen de Scheepvaart-inspectie.
Als we de verslagen van de scheeps
ongevallen, door den Raad voor de
Scheepvaart behandeld, lezen, zien we
hoe scherp de inspectie steeds tegen
achteloosheid en dergelijke optreedt.
Daarom ook verwachten wij van de
Scheepvaart-inspectie groote angst
valligheid bij het nazien der schepen,
vóór deze naar zee gaan. Want deze
twee ongevallen kort na elkaar heb
ben ongerustheid gewekt, temeer nu
de Pelikaan eenige jaren opgelegd is
geweest en juist weer zijn eerste reis
maakte.
Na het ongeval op de E. T. hebben
wij den schipper gesproken, die het
onbegrijpelijk vond dat het kon plaats
hebben. De E. T. is een der grootste en
nieuwste schepen, de Pelikaan daaren
tegen een der oudste en niet best-aan
geschrevene. Natuurlijk kan ieder
schip op zee een ongeluk treffen, ook
in de machinekamer; maar dan moet
men ook geheel en al zeker kunnen
zijn, dat bij het vertrek der schepen
alles in orde is. Men heeft ons meege
deeld dat na het ongeval op de E. T. de
Scheepvaart-inspectie bijzonderlijk de
slikdeksels der schepen heeft nage
zien en dat er meerdere zijn afgekeurd.
Het doet onaangenaam aan, dat zulks
juist gebeurt nè! een ernstig ongeluk,
Wij zijn niet deskundig, maar des
kundigen hebben ons gezegd dat om
een flens van een pijp toch ook een
zekering moet zitten Hoe 't zij, het
onderzoek moet de ware oorzaak aan
't licht brengen. En wij hopen van
ganscher harte, dat dan blijken zal
dat onze Scheepvaart-inspectie in niets
tekort is geschoten, maar dat onze
zeelieden zich steeds met een gerust
hart aan boord kunnen begeven.
De haaien.
Wijd verbreid is de meening, dat wanneer
een passagier van een schip over boord
valt, hij bijna zeker door de haaien zal
worden verorberd. „De" haai moet evenals
de wolf, de tijger, de leeuw, een verscheu
rend dier zijn en wee den zwemmer, die
zich daar waagt, waar wel eens haaien
voorkwamen
De wetenschap ziet dit geheel anders.
Er zijn meer dan honderd verschillende
soorten van haaien en daaronder zijn zeer
kleine, niet grooter dan de lengte eener
hand. Verscheidene soorten zijn geheel
ongevaarlijke planteneters, andere leven van
de kleine, tusschen de planten zich bevin
dende kleine zeediertjes nog andere ver
orberen harde schaaldieren op den bodem
der zee. Verscheidene zijn roovers, die
andere visschen in dit opzicht in de schaduw
stellen. De visschers, die de haaien vangen
—haaien toch worden in het Zuiden zeer
veel gegeten en smaken voor een deel ook
zeer goedgebruiken visschen als aas en
nemen het liefst hiervoor de kleine haaien
zelf, een bewijs, dat de haai zijnsgelijke
niet versmaadt.
Voor het vangen van visschen op groote
diepten gebruikt men overal horizontaal
aangebrachte lijnen, waaraan op geregelde
afstanden lijnen met vischhaken bevestigd
zijn. Voor het vangen van groote haaien
worden haken gebruikt van de grootte,
zooals die, welke in de slagerswinkels
groote stukken vleesch dragen. In „Die
Natuurwissenschaften" deelt H. Braus mee,
dat hij ter haaienvangst zijnde, meermalen
kon waarnemen, dat aan een binnengehaalde
lijn drie visschen hingen. Eerst was een
haai aan den haak geslagen als aaseen
groote kabeljauw was op dezen haai af
gekomen, terwijl toevallig een andere groo
te haai weer deze beide verorberd had,
zoodat drie visschen in elkaar zaten.
Nimmer heeft Braus, die zich veel met
het onderzoek van haaien bezig hield, in
de maag dezer dieren menschenbeenderen
gevonden en hij houdt het dan ook voor
onmogelijk, dat de in de diepten levende
haaivormen menschen aanvallen. Er zijn
evenwel een paar groote soorten, die aan
de oppervlakte jagen en waarop de ver
halen van leeken betrekking hebben. Deze
verminderen evenwel in vergelijking met
de andere, sterk verbreide soorten, die in
alle zeeën en aan alle kusten gevonden
worden.
De haai is een uitnemend studieobject,
daar hij, evenals de kikvorsch en het konijn,
daarvoor door zijn anatomischen bouw en
het levend ter wereld brengen van jongen
zeer geschikt is. Zoo is dan ook de ver
gelijkende anatomie van den haai en de
embrylogie daarvan een zeer geliefd onder
werp voor studie geworden.
Een studie van den haai kan den grond
slag vormen voor een meer diepgaande
studie der gewervelde dieren, waartoe ook
wij zelf behooren.
Een belangrijk
Internationaal vraagstuk.
Onder dezen titel plaatste de heer G. F.
Haak, visscherij-expert alhier, Donderdag
morgen in de N. Roit. Ct. net volgende
ingezonden stuk
Het is voor ieder, die met de zeevisscherij
bekend is en belang stelt in dit zoo echt
nationale bedrijf, een feit, dat de visscherij
op onrusibarende wijze achteruitgaal. Deze
achteruitgang gelcit mei alleen voor Holland,
doch wordt ook ernstig gevoeld in Engeland,
Frankrijk en Duitschland. Deze achteruit
gang vindt haar oorzaak in de schaarschte
aan visch, speciaal in de Noord en Oostzee
en is van zoo groote beteekenis voor de
toekomst, zoodat het zich laat aanzien, dat
we binnen enkele jaren beslist voor een
débacle zullen komen te staan. Wat is
hiervan de oorzaak?
De oorzaak is bij velen bekend en ligt
in ons moordend systeem van visschen
Vanuit Engeland, Holland, Duitschland,
Frankrijk en de Scandinavische landen
visschen dagelijks zeker twee- drieduizend
stoomtrawlers met het z.g.n. schrobnet,
woelen met de zware met ijzer beslagen
vischborden en de nog veel zwaardere
bekloste peezen den zeebodem om en ver
nielen ontzaglijk groote hoeveelheden visch-
broed. Er is in de betrekkelijk groote zeeën
letterlijk geen plekje meer, waar hetvisch-
broed, het zaad der zee, veilig is
en tot ontwikkeling kan komen Is het
dan wonder, dat men nu, en met recht,
van vischarmoede gaat spreken?
Toen ik ongeveer 30 jaren geleden in
IJmuiden kwam/ voer er slechts één stoom
trawler onder Nederlandsche vlag de
„Betsy" van de firma wed. 1. S. Oroen.
Daar de resultaten goed waren, kwamen
er spoedig meerdere in de vaart en hadden
we te IJmuiden in betrekkelijk korten tijd
een niet onbelangrijke vloot.
Er was toen op onze kusten veel visch
te vangen. Zomers ving men vrij regelmatig
groote hoeveelheden schol, schar, tong,
griet en tarbot en was een vangst
300—400 manden roode poonen i
visch van groote waarde niet zeldza:
In October en November kon men in slee
weinige dagen van 600—800 man<
„spawners" vangen dit is een schelvis
welke op haringkuit aast en zich gedurei
dien tijd ophield in jde North- en Sou
westrough, de broedplaatsen van de hari
In het z.g.n. „diepetgat",.ving men
gezette tijden duizenden kabeljauwen
eenige dagen, terwijl de „kamperlek" vi
het vangen van kleine, doch veltejsc
voor den visscher een waar eldorado
Hoe geheel anders is dej toestand nu
Waren de vangsten van de z.g.n. „set
vischbooten niet zelden van 600—t
manden in 6—8 dagen, thans is n
blij als men in 1112 dagen£200 mam
kan vangen. Vangsten roode poon van
manden in eenige dagen waren niet zt
zaam, en nu, „a lucky man", welke
manden aanbrengt, die dan meestal kl
van stuk zijn.
De groote vangsten kabeljauw uit
„dergen" in de nabijheid van de kust
Februari, komen niet meer voor en korr
bij den visscher alleen nog in de herinneri
voor. Geeft deze toestand, deze veranderi
niet te denken en is er niet alle reden
te spreken van een spoedigen onderga
der visscherij
Of ik in mijn oordeel, een oordeel i
berust op een dertigjarige ondervindii
soms te somber ben Welnu, doet ond
zoek bij den directeur van het Staatsv
scherijhavenbedrijf, vraagt inzage c
statistieken en gij zult moeten erkenm
dat mijn oordeel berust op feiten, ontlee:
aan ondervinding en nuchtere, nauwgeze
waarneming.
Nog op andere wijze wordt aan
visscherij op de Noordzee groote, niet
berekenen schade toegebracht, en wel do
de motorbotters, welke op onze kust
zeer veel ondermaatsche visch, z.g.n. „nes
vangen. Eveneens door de garnalenvisschi
te den Helder. Oa een kijkje nemen a
boord dier scheepjes, wanneer het net wot
binnengehaald. Dan zal het voor een Ie
duidelijk worden, dat deze visscherij indi
daad moordend is. Duizenden, neen ho
derdduizenden vischjes, tongetjes, rogtji
scharretjes enz. van niet meer dan 3—4 c.i
gaan verloren en worden als eendenvo
verkocht of overboord gezet. Inderdsi
kosten de eendjes te Volendam en Zaandai
die met ondermaatsche visch worden
voerd, aan den Staat der Nederlanden e
niet te berekenen bedrag.
In bijna elke plaats van ons land, in il
nabijheid van scholen, kan men op specif
geplaatste bordjes lezen „Spaar de vogelt
welnu, ik roep u toe
„Spaar het vischbroed, het zaad der zei'
Dan zult ge een nuttig werk doen en r
instandhouding onzer visscherij bevordert
de visscherij, welke „men" zoo gaar
noemt een belangrijk nationaal bedrijf.
GEMENGD NIEUWS.
De tarwe en de Internationale politie
We denken er nooit aan, wannei
we in onze boterham happen, dat voi
dat brood wellicht geploegd, gezaai
geoogst is in Canada, Argentinië
Rusland en nog veel minder, dat de t
ternationale politiek ook al invloi
heeft op den prijs van onze boterham
De Handel-Mij. voorheen Gerhai
Polak geeft wekelijks een overzicht li
over den stand van granen en mei
Dat is geen dorre handelstaal, waa
van de boterhameter niets kan begr
pen. Het geeft gewoonlijk interessan
opmerkingen over tarweprijs, oogi
gebruik enz. in verhand met den to
stand van weer en markt maar o(
van de internationale politiek. I
vaak vindt men hier het oordeel vt
den koopman, dat afwijkt van het g
wone. Volgens het laatste bericht is
een groot overschot van den vroegen
oogst. Er is thans minder uitgezaa
dan het vorige jaar, dat geldt van
meeste landen der wereld. Britse
Indië zal om een eigenaardige redi
minder uitvoeren. Indiërs, die aan di
oorlog hebben deelgenomen, zijn ai
het eten van veel brood gewend g
raakt en daardoor verbruikt Britse
Indië thans meer graan dan vroeg
en kan het minder uitvoeren.
Het is zeker mooi, dat er van di
vorigen oogst nog veel over is. 't
echter de kunst, om dat surplus te kr
gen. Als iemand een dubbeltje in ei
hooischelf bezit kan hij daarvoor nie
koopen en het 'zal hem meer aan t?
en moeite kosten, om het dubbeltje
vinden dan een enkele tien cente
Europa, dat de groote gebruiker vi
tarwe is, heeft geen geld, om reserv
te maken en het graan te koopen
het goede moment, als de prijs op zi
laagst is. In het bijzonder geldt
van Duitschland. De Duitsche rege
ring zal, naar het oordeel van
weekoverzicht, het Dawes-rapport ni
loyaal aanvaarden. De bestaande ch
os zal daardoor in het verarmde lai
eer toe- dan afnemen; zijn koopkrac
zal nog meer verminderen, maar t
zal daarbij meermalen gedwongen zi
tot eiken prijs tarwe te koopen. Des
meer zal dit het geval zijn, omdat
handelsbetrekkingen tussch
Duitschland en Rusland afgebrok