ORGAAN VOOR DE GEMEENTE VELSEN
No. 79
Zaterdag Aug. 19S4
9# Jaargang
IJMUIDER COURANT
Waterstaat IJatUlia
Dagen
H.
witer
L.
water
v.m.
n.m.
v.m.
n.m.
3.56
4.22
-
0.02
1.40
4.32
4.57
0.20
0.36
2.17
5.08
5.33
0.55
1.12
2.55
5.45
6.09
1.30
1.46
6.24
6.48
2.09
2.25
7.08
7.35
2.51
3.05
Oeen Zomertijd.
OFFICIEEL.
OPENBARE VERGADERING
van den gemeenteraad van Velsen op
Dinsdag 5 Augustus 1924, des namid
dags 7 uur ten gemeentehuize.'
AGENDA:
1. Ingekomen stukken en mededee-
lingen.
2. Verlenging ontruimingstermijn
van een aantal onbewoonbaar ver
klaarde woningen.
3. Verzoek van J. van Eeken e.a. tot
het aanbrengen van een tegeltrot
toir voor de perceelen Hagelinger-
weg, wijk G nos. 25, _25a en 27.
4. Verzoek van het bestuur der ver-
eeniging voor Chr. Nationaal
Schoolonderwijs te Velsen om de
noodige gelden beschikbaar te
stellen voor eene verandering van
inrichting van haar schoolge
bouw.
5. Idem van het hoofd van school D,
J. W. van Oosterom naar aanlei
ding van de plaats gehad hebben
de overplaatsing van de onderwij
zeres T. A. Romijn.
6. Medewerking tot vorming van
eene literair-economische afdee-
ling aan de Rijks Hoogere Burger
school te Velsen.
7. Verzoek van de woningbouwver-
eeniging „Bloemendaal-Noorü" om
een buitengewone uitkeering in de
kosten van plantsoenaanleg.
8. Goedkeuring der le suppletoire be
grooting van het schaalarmbe-
stuur en van het Roomsch-Katho-
liek burgerlijk armbestuur, dienst
1924.
9. Aanbevelingen ter benoeming van
leden van het college van zetters.
10. Benoeming van een lid der schat
tingscommissie, als bedoeld bij
art. 57 der wet op de inkomsten-
belasting, 1914, standplaats
IJmuiden.
11. Crediet voor aanleg en verlenging
van gas- en waterleidingbuizen in
gedeelten van den Hagelingerweg
en den Driehuizerkerkweg.
VAN DEN WACHTTOREN.
Onridderlijk!
Op de jaarvergadering van „Ons Le
ader" noemde generaal Snijders de
propaganda van Prof. van Embden.
yoor ontwapening- onzinnig en ver-
lerflijk. Omgekeerd zal Prof. van
Embden de meening van generaal
Snijders, dat ons land verdedigbaar is
en dat we de mannen en het geld voor
enze weerbaarheid niet moeten spa
ren, onzinnig en verderflijk achten,
het staat hun volkomen vrij, zoo over
elkanders overtuiging te denken. Men
mag elkander immers wel bestrijden,
maar niet elkanders karakter en eer
lantasten.
Maar in diezelfde vergadering zei
luitenant Pieters, dat de meening van
Prof. van Embden in alle ons omrin
gende landen als landverraad zou wor
den beschouwd. Het ware ruiterlijker
geweest, als luitenant Pieters gezegd
tiad: Ik noem dat landverraad! Want
dat is toch zijn bedoeling. Als hij het
oordeel van het buitenland over ont
wapening als landverraad verkeerd
gevonden had, zou hij het immers niet
althans met een woord van afkeuring
aangehaald hebben.
Deze strijdwijze tegen de voorstan
ders van ontwapening is onridderlijk.
Een verrader zoekt zijn eigen voor
deel; hij weet, dat hij de zaak, de per
soon of het land, die hij dienen moet
en trouw zijn, schade berokkent. Hij is
zedelijk een minderwaardige.
Hen, <ïie meenen in weerbaarheid de
onafhankelijkheid en vrijheid en red
ding van ons land te zien, noemen we
geen bloeddorstige moordenaars, geen
eerzuchtige en heerschzuchtige sabel
dragers enz. Maar dan mag men de
voorstanders van ontwapening ook
niet neerhalen en belasteren.
Toevallig kregen we in handen die
Eerste-Kamerrede van Prof. van Emb
den voor ontwapening. Ze is als een
brochure uitgegeven. Ons trof bij het
lezen de zedelijke ernst en ontroering,
waarmee gesproken werd. Als Prof.
van Embden dwaalt, doet hij dit in elk
geval ter goeder trouw en bezield door
zedelijke idealen en beginselen.
Liefde voor land en volk zijn aan
Prof. van Embden evenmin yreemd als
aan den militair, die bereid is, om te
dooden of te sterven voor zijn land.
Hoe treffend is niet het slot van de
rede:
„Indjien, wat God van ons afwende,
het vreeselijke gebeuren mocht: indien
1 de hel ontketend wordt, die de voor-
j standers van landsverdediging, wetend
of onwetend, voorbereiden, indien de
nuttelooze massamoord hier wordt on
dergaan: dan zullen de stervenden in
hun langen radeloozen doodstrijd ge
denken ook hen, die door hun weer-
baarheidsbeleid dat lot hebben voor
bereid, ook hen, die door hun verzet
j zelfs 'n onderzoek hebben afgesneden.
Dit laatste gedenken kan zijn een ver-
wensching. Maar het kan ook, dat op
dat oogenblik in die gansche tragedie
dier' bewapening doordringt, eindelijk
doordringt, een Christelijke gedachte:
Vader, vergeef het hun, zij wisten niet
wat zij deden".
Is dat de taal van een landverrader!
Prof. van Embden stelde voor een
onderzoek van regeeringswege, of het
dioor de snelle ontwikkeling der ver
delgingstechniek, inzonderheid der
chemische strijdmiddelen voor een
kleinen staat nog mogelijk is, door het
onderhouden van een oorlogsweer
macht 's lands veiligheid te dienen.
De voorstanders van een weermacht,
die leger en vloot dienstbaar achten
voor de veiligheid en het belang van
ons land, hadden de gelegenheid, om
hun inzicht door een regeeringscom-
missie aangetoond te krijgen, met bei
de handen moeten aangrijpen. Behal
ve de soc.-demokraten en vrijz.-demo-
kraten stemden echter alle Kamerle
den tegen de motie—van Embden.
De strijd tusschen voorstanders en
tegenstanders van ontwapening is in
vollen gang en zal nog wel lang duren,
maar hij moet niet onwaardig gevoerd
worden als de luitenant tegen den
hoogleeraar deed.
Verhooging dear invoerrechten.
Van verschillende artikelen, die uit
het buitenland hier ingevoerd worden,
betaalt de importeur 5 invoerrech
ten. Minister Colijn stelt voor een ver
hooging van 8 Dat zal een meerde
re opbrengst van 13x/2 millioen geven,
alweer een aardig sommetje, om onzen
staat finantieel er boven op te helpen.
De verhooging bedoelt niet de eigen
handel en industrie te beschermen te
gen buitenlandsche concurrentie maar
enkel, om de inkomsten voor de schat
kist te vermeerderen; ze is niet protec
tionistisch maar fiscaal bedoeld. Maar
de werking kan wel eens tegen de be
doeling zijn. Onwillekeurig zullen
hoogere invoerrechten de buitenland
sche concurrentie belemmeren. Maar
ze zullen ook onzen uitvoer naar den
vreemde kwaad doen. Het buitenland
zal handelen naar de leuze: Sla je mij:
ik sla je weer! Protectie brengt een
oorlogstoestand tusschen de volkeren.
Eerst wordt gestreden met invoerrech
ten en daarna met de wapenen. Het
vrije ruilverkeer dien.t den vrede het
best.
Over de nieuwe Tarief wet is in een
vergadering van de Kamer van Koop
handel en Fabrieken in Rotterdam
breedvoerig gesproken en eindelijk een
advies vastgesteld, dat naar minister
Colijn gezonden is.
Het houdt zich ook met technische
bijzonderheden bezig, die we hier la
ten rusten. Het geeft echter eerst een
oordeel over verhooging van invoer
rechten in het algemeen. De Kamer
verzekert te gelooven, dat de verhoo
ging alleen een fiscale bedoeling heeft
maar zij wijst op zekere beschermende
strekking, die ieder tarief heeft. Tegen
protectie verklaart de Kamer ernstige
bezwaren te hebben. Maar gezien den
nood der schatkist en in de verwach
ting, dat bij aanneming van het ont
werp verlaging der al te drukkende
directe belastingen zal volgen, wil zij
berusten in deze verhooging, zij het
zonder instemming.
Maar deze bereidwilligheid, om de
wet te aanvaarden, komt niet van har
te. De vrees wordt uitgesproken, dat
op den duur een herhaling van wat
thans geschiedt, niet uit zal blijven.
Na een rustpauze zullen op de 8
nieuwe verhoogingen volgen, die alleen
daarom mogelijk zijn, onidat de 8
zijn aanvaard. En dan volgt deze eind
conclusie:
„Als een stap op een naar onze mee
ning verkeerd pad, als maatregel, die
ons nader zal brengen bij een tarief,
dat met onze traditioneele vrijhandels
politiek in strijd zal zijn, blijven wij
dus het ontwerp duchten."
Het advies wankelt tusschen ja en
neen. Het mist een duidelijk en beslist
karakter. De voorstanders van de ver
hooging kunnen er zich op beroepen,
maar de tegenstanders evenzeer. Het
ontwerp wordt geslikt als een leelijk
drankje met de verzekering erbij, dat
men twijfelt, of de medicijn wel goed
is, ja de vrees, dat zij wellicht slecht
zal werken.
De verhooging zal ten slotte door
ons zelf opgebracht moeten worden.
De buitenlandsche importeurs zullen
hun prijzen verhoogen en wij meer
moeten betalen. Per hoofd per jaar
komt dat op ongeveer f 2.—. Dat lijkt
weinig en is voor menig gezin ook niet
veel. Wanneer de minister de directe
belastingen wil verlagen uit de op
brengst van het nieuwe tarief, zal dat
schade voor de armsten en voordeel
voor de anderen zijn. Immers bij de
directe belastingen wordt rekening ge
houden met de draagkracht; bij de in-
directen betaalt de armste drommel
evenveel als de rijkste milionair. Ook
dat is een ernstig bézwaar.
De specerij des levens.
Zoo is de humor wel genoemd. In
derdaad zit er ook een prikkelende
werking in, wordt het minder smake
lijke er eetbaar door en de lust, om te
leven sterker. Een paar mopjes tot be
sluit!
Rechter op strengen, wantrouwen
den toon tot een getuige: Ge beweert
de vechtpartij gezien te hebben, maar
de haag. is twee meter hoog en uw
lengte is 1.50. Getuige: Er zat een gat
in den haag, Edelachtbare!
En hoe duur is deze bril? Drie gul
den, mevrouw! En zonder de doos?
Dat maakt niet veêl verschil, we ver-
koopen den bril eigenlijk niet zonder
doos. Maar laat ik zeggen, twee gulden
vijf en zeventig. Daar ben ik blij om,
hier is een kwartje, ik heb een nieuwe
brillendoos noodig.
Het zal spoedig mogelijk zijn een
abonnee op de telefoon van Londen te
verbinden met een in New-Yorlc. Mis
schien lukt het ook nog eens een abon
nee van Londen met een ander van
Londen te verbinden!
In Rusland scheren ze niemand met.
een houten been! Waarom niet? Ze
doen het met een scheermes!
Zooals anderen ons zien.
De Ver. Nederland in den vreemde
heeft een eigenaardig onderzoek inge
steld, naar hetgeen op de scholen in
vreemde landen geleerd wordt over de
aardrijkskunde en geschiedenis van
ons land. De bedoeling is, om daar,
waar men weinig over ons blijkt te
weten of waar men tastbare mallighe
den over ons leert, te zorgen voor be
tere voorlichting.
Er zijn een groot aantal boeken,
vaak heel mooi geïllustreerd, door En-
gelschen, Amerikanen, Franschen e.a.
geschreven, die een paar weken door
ons land heentrokken en daarop
meenden, dat ze het kenden en er wel
een reisverhaal over konden schrijven;
dat die boeken ons veel stof tot vroo-
lijkheid geven, spreekt wel vanzelf.
De aardrijkskundige en geschiedkun
dige kennis over ons land bij het on
derwijs in den vreemde is beter, maar
toch allesbehalve volmaakt. In Dene
marken wordt in aardrijkskundige
leerboeken geheel vergeten, dat West-
Indië ons koloniaal bezit is. Men vindt
er een zeer uitvoerige beschrijving der
trekschuiten in, alsof wij dat vervoer
middel onzer grootvaders nog gebruik
ten. Den Haag heet de hoofdstad van
ons land. De groote steden zijn op* pa
len gebouwd, maar toch zijn er een
massa scheve woningen. Ons land is
bij uitnemendheid een koortsland enz.
Alles wijsheid uit Deensche studie
boeken.
Bij het onderwijs in Roemenië wordt
geleerd, dat den Ilaag onze hoofdstad
is en aan den Rijn ligt. In verschil
lende boeken wordt geheel vergeten,
dat wij een belangrijke industrie heb
ben en dat Twente en Tilburg ster
ke concurrenten zijn voor Engelsche
textielfabrieken. Men vindt ook soms
zonderlinge illustraties. Een Kopen-
haagsch stadsgezicht heet Amster
dam! Een oude gravure van drie
eeuwen geleden, voorstellende den
Montalbaanstoren met omgeving, heet
ook Amsterdarrt weer te geven..enz.
enz.
Van meer belang nog dan deze za
kelijke bijzonderheden is de volks
aard:. Ook daarover bestaan dwaze
gedachten in den vreemde. „Dutch
courage" is dronkemansmoed, de En-
gelschen meenen, dat wij den moed
putten uit den borrel. Over het alge
meen houdt men ons voor een boersch
volk. Of anders ziet men in ons een
volk van slimme, winzieke kooplui.
Onze fout is het steeds te weinig te
willen geven en te veel te willen ont
vangen.
Vreemdelingen klagen vaak, dat zij
hier niet beleefd behandeld worden,
vaak zelfs na geroepen, geplaagd, las
tig gevallen. Vooral onze jeugd heeft
bij hen een slechten naam. En daar is
reden voor; de nieuwsgierigheid van
onze jeugd tegenover vreemden is
vaak ongepast en lummelig en 't blijft
niet altoos bij nieuwsgierigheid. De
Tuchtunie keert zich ook tegen dit
kwaad en de vreemdelingen hebben
ook recht erop, dat het publiek vrien
delijk en hulpvaardig zich jegens hen
gedraagt. Wij moeten geen volk van
lummels of vaders van lummels zijn.
VISSCHERIJ.
In Handelsbelangen schrijft de
heer A. Methöfer, vice-consul, het vol
gende over de visscherij in Columbia
(M idden-Amerika)
De vischvangst in de nationale en
territoriale zeeën van Columbia is
noch voor buitenlanders, noch voor
Columbiaansche staatsburgers vrij.
Een wet van 1914 machtigde de Regee
ring een regeling te treffen, waardoor
het vischrecht voor den Staat een bron
van inkomsten zou worden. Deze heeft
dit trachten te doen door het recht te
verpachten tegen afgifte van 10 der
•bruto opbrengst gedurende het eerste
jaar der exploitatie, 13 voor het
tweede en 15 voor de volgende jaren.
Gegadigden werden door middel van
verschillende ook buitenlandsche bla
den opgeroepen, doch het resultaat
was uiterst gering, zoodat jaarlijks
niet meer dan ongeveer 100 pesos aan
pachtgelden worden geïnd.
Hieruit blijkt voldoende, dat de vis
scherij in Columbia van zeer geringe
beteekenis is. De vraag rijst, in hoe
verre de meerdere of mindere visch-
rijkdom der Columbiaansche wateren
daaraan schuld is. Aan de Atlantische
Oceaankust is die waarschijnlijk be
langrijk genoeg, om een grootere be
langstelling te wettigen. Venezuela
toch trekt meer dan 6 millioen Boli
var jaarlijks uit de vischvangst in zijn
territoriale zeeën, die onmiddellijk aan
die van Columbia aansluiten. Langs
den Stillen Oceaan werkt de gesteld
heid der kustlanden niet mede tot de
vestiging van visscherskolonies. In
een studie van generaal Paulo Emilio
Escobar, waarin de westkust van Co
lumbia wordt beschreven en een
hoofdstuk speciaal aan de fauna ge
wijd wordt, is deze als overvloedig en
van groote verscheidenheid beschre
ven. Walvisschen en potvisschen moe
ten volgens den schrijver overal in de
baai van Malaga ten Noorden van Bue
naventura in groote getale voorkomen.
De paarlvisscherij, die in den At-
lantischen Oceaan ter hoogt,e van het
schiereiland Goajira zeer veel wordt
uitgeoefend, is aan een speciale rege
ling onderworpen. De Regeering ver
leent patenten aan de paarlvisschers,
die daardoor het recht verkrijgen
binnen een vastgestelde^ zone te vis-
schen. Thans moeten plannen bestaan
dit geheele bedrijf te nationaliseeren.
De invoer van vischconcerven heeft
voornamelijk plaats uit de Ver. Sta
ten, slechts sardines en ansjovis wor
den hoofdzakelijk uit Spanje en
Frankrijk ingevoerd.
Het Columbiaansche tarief maakt
een onderscheid tusschen geconser
veerde visch in olie of saus en onberei
de viscli gerookt, gezouten en ge
droogd; de eerste betaalt 17, de laatste
10 ctvs. invoerrecht per K.G.
Veel zalm wordt ingevoerd uit de
Vereenigde Staten en Canada. Haring
wordt op geringe schaal uit Noord-
Amerika geïmporteerd in blikken van
1 Engelsch pond. Ook de invoer van
gerookte visch heeft in blikken plaats.
De verkoopsprijzen in het binnenland
bedragen 30 a 40 ctvs. per blik (resp.
per pond). In 1919 werd in totaal aan
geconserveerde visch in olie of saus in
gevoerd 310.815 K.G., ter waarde van
144.797 Pesos goud. Het aandeel van
•Nederland bedroeg toen slechts 31 K.g.
(20 Pesos).
Wij lezen in het jaarverslag over
1923 van de Algemeene Rekenkamer:
Bij contract, goedgekeurd door den
Minister van Waterstaat op 15 Febru
ari 1918, had de gemeente Velsen zich
verbonden haar politiemacht voor het
houden van toezicht op de tereinen
van het Staatsvisschershavenbedrijf te
IJmuiden uit te breiden met één
hoofdagent en tien gewone politie
agenten. Volgens artikel 6 van het con
tract was het Rijk verplicht daarvoor
aan de gemeente te vergoeden, behal
ve de kosten van bewapening, het ge
middelde van de bezoldiging, de kos
ten van kleeding en de toelagen van
dit politiepersoneel, benevens de ten
laste der gemeente komende bijdra
gen voor eigen pensioen en weduwen-
pensioen. Deze gemiddelden beliepen
op 1 Januari 1923 voor den hoofdagent
ruim f 2800 en voor de agenten ruim
f 2400 per jaar en per agent, waarbij
nog kwam 15V2 pCt. voor pensioenbij
dragen.
Daar deze ten laste van het Rijk ko
mende vergoedingen hooger waren dan
de bezoldigingen van het Rijkspolitie-
personeel van overeenkomstigen rang,
vroeg de Kamer den Minister of het
niet mogelijk was bedoeld politietoe
zicht, na opzeggin van het contract,
met ingang van 1 Januari 1925 op te
dragen aan de Rijkspolitie.
De Minister antwoordde, dat, in ver
band met de ongunstige exploitatie
uitkomsten van het Rijksvisschersha-
venbedrijf, er reeds naar gestreefd
werd de uitgaven zooveel mogelijk te
beperken en de inkomsten zoo hoog
mogelijk op te voeren. Een van de
maatregelen tot beperking der uitga
ven was de opzegging der bedoelde
overeenkomst met de gemeente Velsen.
De wijze, waarop in dit toezicht, in
dien dit na 1 Januari 1925 bepaald
noodig mocht zijn, zou worden voor
zien, werd nader overwogen.
Door Zweedsche visschers zal
eene belangrijke expeditie met vaar
tuig en vischtuig naar Argentinië on
dernomen worden. Het schip is van
breeden zeevasten bouw en van een
sterken motor voorzien; het is be
mand met 8 man en bevat een groote
koelruimte van 8 ton, wat bij de vis
scherij in zuidelijke streken van groot
gewicht is. 'Het is toch juist de verzen
ding van visch waarin de grootste
moeilijkheid ligt bij de visscherijindu-
strie in Zuid-Amerika, daar in een dik
wijls heet klmaat de afstand tusschen
vischgrond en afzetgebied meermalen
tamelijk groot is, en alleen door een
snelle vaart en een degelijke conser
veering van de vangst in een goed in
gerichte koelruimte is het mogelijk de
visch vèrsch ter markt te brengen.
Als vanggebied is voorloopig de na
bijheid van de La Platamonding aan
gewezen, terwijl Buenos Aires de
marktplaats zal worden. Deze stad,
waar werkelijk versche visch als deli
catesse beschouwd wordt, kan in 20
uur bereikt worden. Tengevolge der
moderne inrichting van het vaartuig,
koestert men de hoop, dat de concur
rentie der aldaar visschende Italianen
gemakkelijk zal te overwinnen zijn.
Zij toch missen te veel; hunne kleine
scheepjes hebben geen snelheid genoeg
en bezitten geen ijskamer.
De onderneming der Zweedsche vis
schers mag zich verheugen in de me
dewerking der Zweedsche Argentini-
sche Maatschappij te Buenos Aires en
der groote Zweedsche export-vereeni-
ging te Lysekil.
N. VI. Ct.