IJmuider Courant
De Semaphoor j
Zaterdag 30 Augustus 1924. 2e blad.
OFFICIEEL.
LOTING
VOOR DEN DIENSTPLICHT.
De Burgemeester van Velsen maakt
bekend:, dat de
loting voor de lichting van 1925
voor deze gemeente zal plaats hebben
te Velseroord in d© Nijverheidsavond
school voor Ambachtslieden aan den
Zeeweg, op Vrijdag, den 12 September
1924, des voormiddags te 11 uur.
Wie aan de loting deelnemen.
Aan de loting nemen deel alle voor
de lichting ingeschreven personen,
met uitzondering van hen, omtrent wie
vóór den dag van aanvang der loting
blijkt, dat zij:
a. bij onherroepelijk geworden uit
spraak voorgoed ongeschikt ver
klaard of uitgesloten zijn;
b. zijn overleden;
c. hebben opgehouden Nederlan
der te wezen en ook geen inge
zetene zijn;
d. als niet-Nederlander hebben op
gehouden ingezetene te zijn;
e. als ingezetene, niet-Nederlander,
behooren tot een Staat, waar de
Nederlanders niet aan verplich
ten krijgsdienst zijn onderwor
pen of waar ten aanzien van den
dienstplicht het beginsel van
wederkeerigheid is aangenqmen;
f. terecht in een andere gemeen
te zijn ingeschreven.
De ingeschrevenen, die aan de loting
moeten deelnemen, worden uitgenoo-
digd om op het hierboven vermelde
uur ter aangegeven plaatse aanwezig
te zijn.
Wijze van loting.
De loting geschiedt ten overstaan
van den ILothigscommissaris. De in
geschrevenen worden in de volgorde
van het alphabethisch register afge
roepen, ten einde zelf een nummer te
trekken. Blijkt niet, dat de afgeroepen
ingeschrevene aanwezig is, of is deze
buiten staat of onwillig een nummer
te trekken, dan wordt de wettige ver
tegenwoordiger opgeroepen. Blijkt niet,
dat deze aanwezig is, of is deze
buiten staat of onwillig een nummer
te trekken, of acht de Lotingscommis
saris het niet aannemelijk, dat de ver
schijnende persoon de opgeroepene is,
dan geschiedt het trekken door den
Burgemeester, het lid van den gemeen
teraad of den ambtenaar der gemeen
te, bij de loting tegenwoordig. Het lo
tingsbiljet wordt alsdan bewaard ter
secretarie van de gemeente, voor welke
geloot werd. Aldaar kan de loteling het
biljet binnen drie maanden na de trek
king afhalen of doen afhalen.
maakt aan hen, die' de bezwaren in
brachten.
Bezwaren, niet ingericht of niet in
geleverd op de hierboven aangegeven
wijze, kunnen geen gevolg hebben.
Velsen, 25 Augustus 1924.
De Burgemeester voornoemd,
RIJKENS.
van onroerend goed beKoorende
tot het grondbedrijf der gemeente
Velsen.
6. Behardirig van gedeelten van den
Hagelingervveg en den Driehuizer-
kerkweg.
/7. Aangaan van een overeenkomst
met de gemeente Haarlem omtrent
de toelating van leerlingen uit de
gemeente Velsen op inrichtingen
van middelbaar en hooger onder
wijs in eerstgemelde gemeente.
8. Circulaire van Gedeputeerde Sta
ten inzake regeling der jaarwedde
van den gemeente-ontvanger.
9. Wijziging van de begrooting der
gemeente en die voor het gasbe
drijf en de waterleiding, dienst
1924.
10. Benoeming van:
a. vijf leden der commissie van
bijstand in het beheer der open
bare werken.
b. vijf leden der commissie voor
gas en water.
c. vier leden van de commissie van
bijstand voor de financiën
d. vijf leden der commissie van
voorbereiding voor de plaatse
lijke strafwetgeving.
Bezwaren tegen de loting.
Door belanghebbende lotelingen of
door hun wettigen vertegenwoordiger
kunnen tegen de wijze, waarop de lo
ting is geschied, bezwaren worden in
gebracht bij den Commissaris der Ko
ningin. Het bezwaarschrift kan op on
gezegeld papier worden gesteld, doch
moet, met redenen omkleed en onder
teekend, binnen tien dagen, te rekenen
van den dag, waarop de loting is afge-
loopen, tegen bewijs van ontvangst
worden ingeleverd bij den Burgemees
ter'. Van de uitspraak van den Commis
saris der Koningin zal een afschrift ter
gemeentesecretarie gedurende tien da
gen ter inzage worden gelegd, waar
van openbare kennisgeving zal ge
schieden. Het ter inzage leggen van
dat afschrift zal tevens bij persoonlij
ke kennisgeving worden bekendge-
OPENBARE VERGADERING
van den gemeenteraad van Velsen op
Dinsdag 2 September 1924, des na
middags 7 uur ten gemeentehuize.
AGENDA:
1. Ingekomen stukken en mededee-
lingen.
2. Verzoek van de Protestantsche
Dragersvereeniging te Santpoort
om aanschaffing van een automa
tische inrichting voor het nederla-
ten van lijkkisten op de algemeene
begraafplaats „de Biezen".
3. Inbreng van gronden in het
grondbedrijf.
4. Vaststelling van straatnamen.
5-, Vaststelling van algemeene bepa
lingen voor uitgifte in erfpacht
door Card Brensa S
••••*3
20
DOOR DEN KIJKER.
Het Zeegat uit
„G. V." van de „IJmuider Courant''
heeft de reis gemaakt uit de haven van
IJmuiden naar buiten op het S.S. „Zee
landia". Dat heb ik ook eens gedaan.
Ook op het S.S. „Zeelandia". Maar 'n
beetje anders. Want de IJmuider Cou
rant was toen nog 'n gratis rond ge
bracht blaadje en ik had dus nog niets
te doen
En om nu mijn leegen tijd wat te
korten, liet ik me op 'n kwaden dag
monsteren als derde klas bediende op
de Zeelandia!
Wat doet al niet 'n jongen met 'n
hopelooze liefde? Die gaat balloo-
rig naar zee!
Ziehier het relaas van den eersten
zeedag buiten IJmuiden.
In klare beseffing van de wer
kelijkheid ineens zat ik overeind on
der 't lage dek van de tweede boven
kooi. Er werd schreeuwend geroepen.
In de grauwe nachtdonkervaagte zocht
ik de vormen weer terug van het druk
bevolkte logies 28 De Zeelandia!....
De Zee?
Hee! Zeg! Hoe hiet je ook
weer? Dinges! Vooruit! 't Is bij
vijven! Het was de eerste bediende
Plantenaar, die schreeuwde.
Gehoorzaam sprong ik veerend over
eind. Van willekeurige kooien was
smorend gevloek, onder 't opstaan-
stommelen Goeie morrege! Verrek
wat staan die koffers daar in de
loop
In stommelingen over de pakken en
koffers uit hun rammelende kooien,
zochten de schepelingen waschgerei
uit hun opgeborgen boel Besjoer,
Ymuije! 't Is vandaag de eerste dag,
j dus late-me vroolijk weze? Eerst
drie maanden poorten poetsen en
dan kommen we terug, hoor meide!
Pot sakker juu waar is nou me kam
metje en me zeep Ik ben zeker nog
sikker!
Terwijl de schepelingen stommelden
en mopperden in 't vage donker, begon
r de dag. Ik herkende niet alles direct.
Dadelijk na het eindelijk wegzinken
van de duinenkust, was ik vaai ver
moeienis als ongeweten in slaap ge
zakt en nu eerst wakker geworden in
het oplevend morgenrumoer en het
schreeuwen van Plantenaar. Huive
rend 9tond ik recht overeind tusschen
de kooien. Domp geluid van waterklot-
sen murmelde den buitenscheepswand,
langs De zeel
Voorbij het kokslogies en de schrij-
^yers- en bagage-meesterhutten liepen
in morgenkleeren bedienden door den
dienstgang naar de civiele wasch-
plaatsen. In slaaphuivering elkaar
i verdringend, zochten ze nog onge
bruikte fonteinen op
Morge!
Morge Was 't maar overmorge
over twee maanden, dan lagge we net
andersom!
Hij zeit wat. "Ben je klaar rooie
zandhaas? Ik mot me wassclaen!
Tegen de met spanten geschoorde
zolderingen brandden de lampen nog
en alles scheen sinds gisteren in be
weging levend aan het schdp gewor
den. In 'n geklichten loop over den
dienstgang, greep ifc onvwillekeurig
naar de wandleuningen. Het schip be
woog. Losse touweinden, die er neer
hingen, teekenden schommelende scha
duwen op 't beschot Door de vloe
ren liep een zonderlinge dreuning, on
ophoudelijk!
En koele huiveringskilte dreef dooi
de gangen
Maar voor de eerste maal den dienst
trap naast het logies opgeloopen naar
dek, stond ik onder een wijd-omme,
grijs-vale blankte ineens. Overal was
eindeloos de zee nu
Van uit de verte onder 6en kim van
morgenmist dreef water aan in grijs
groene rollingen, kernachtig gestuwd
als van onzichtbare raderwentelingen.
Machteloos klotsingen slaande tegen
zichzelf, kwam het aan en ging, dreef
voorbij in gestoorde regelmaatrob
bers Op 't nog ondoorploegde als
strooisel gezeefd lagen witte punten in
wieging hobbelend en ineens soms
weg geslagen Aandeinend onaf
wendbaar werden ze fel naar den bin
nenwaarts gebogen boegwand gesla
gen en daar in schuimspetten verplet
terd tot watergruis. Witgrijs schuim-
slag dreef er van weg en sloeg terug
op de nieuw aanjagend witte koppen....
Als in hevig verlangen snoof de boeg
van 't schip de waterwriemel tegemoet.
Losgelaten van alle weerhoudende
'banden nu, dreef met de spitse
scheepsneus onafgewend de „Zeelan
dia" het woelend water door. 'n Scher
pe snijding ploegde ze tot 'n wreed
vaneen gereten watergulp in de dei
nende golvenhobbeling. Soms speelde
haar spits-ijzeren kaakbek 'n demo
nisch spel tegen de vreemd-weerlooze
massa en brak 'n voorschip 'n gulle
spleet in het wit gekuifde waterveld.
Wellustig omlaag duikend telkens als
om nog dieper te groeven. Zacht mee
deinend op 't kuildek dronk ik de wij
ding van den eersten zeemorgen
Op de bolderkoppen naast mij zaten,
van de zee genietend, rustende pijproo-
kers van den hondenwacht en hoog op
de brug drentelden achter mistbesla-
gen schutzeilen officieren de brug
lengte over, turend af en toe in de va
ge verte Matineuze heeren in on
voltooide ochtendkleeding zagen op de
passagiersdekken toe bij 't koperpoet-
sen van den Algemeenen Dienst en 't
kabelwinden naar sloependek van de
matrozen.
Majestueus rustte als een even op
den waterwiebel neergestreken zwaan
de „Zeelandia". In gulpende golven
sloeg versch-gebrande rook de breede
pijpen uit!
'n Brieszang als van lievig neerslaan
de regen bleef onverminderd het voor
schip nabij. Staag scheen het heviger
omhoog te komen, wanneer een hoo
ger loopende golf als in verwoeden
drift werd stuk geslagen tegen boord
tot een schuimenden sproei van spat
ten. Rusteloos besproeid, glom de
zwarte wand van afdruipend zeewa
ter.
Mij .als een monotoon lied van heel
wijd weg in de oor en, bleef de water-
ruisch aanhouden. Eronder ging tot
'n diepere stem de dreun van de
scheepsmachines. Van stemmen was
alles op de dekken nog stil. Een
vreemde wind alleen ketsend tegen
mistnatte schutzeilen, zong in toover-
achtig ensemble met den spatten-
briesruisch en den schroevendreun
Het was helder dag
'n Drukke werkmorgen voor alle
klassen was voor den eersten zeedag
door de schepelingen voorspeld. En de
derdeklas bedienden eerst in het on-
geklaard logies hun morgenstuk ge
geten bleven den heelen morgen ge
vangen gezet in 'tusschendekken. De
hofmeester dreef in drukken ijver de
mannen heen en weer en Plantenaar,
de eerste bediende, jachtte hem na:
Nou maar -'n beetje opschieten, man
nen Over 'n paar uur hebben we En-
gelsch water en as de boel niet klaar
is hei je maar weer gedonderjaag mit
de Purser!
Maar Ko, 'n brutale Amsterdammer,
zette hem dadelijk schaak.
As je tege mijn nou maar je bul
lebak houd, fader! Anders za'k je ge
regeld 'n driedubbele dwarse kopstoot
geve! Hei je daarvan terug? In 't En-
gelsche water kenne ze van mijn de
Engelsche ziekte krijge!
Niemand luisterde. Alleen de nieuw
gemonsterde logiesjongen lachte
't Lijkt wel Olie-en-loog die
eerste bediende! zei hij brutaal.
Maar onder regelmatig aanloopen
van Plantenaar en den Hofmeester,
ging het werk den morgen door. Lang
zaam vergingen de uren. Buiten lag
gouden zonschijn over de zee. Lange
priemen gulden licht boorden als
schijnsabels de ronde patrijspoort
openingen in, terwijl rusteloos het
schip in wiebelingen deinen bleef.
Doffe klank van waterklotsen dreef
den scheepswand door Zoo ging
de morgen voorbij en werd het middag.
En ik alleen bezig in een hoek van
het tweede ruim onder de kuil zware
bagagekoffers te verstouwen, hoorde
heel uren lang ver weg het klapperend
leven van haastgeloop over de dekken.
Ineens in den namiddag, leefde het
dekgeloop luider op
'n Schip in zicht! waarschuwde
een Algemeene Dienst en het rumoer
leefde op aan stuurboordzij. Op de dek
ken van de eerste klas zochten passa
giers door hun zeekijkers den donke
ren romp nader te halen van een dein
zend schip in de verte. In de achter
klassen klommen vlug menschen de
dektrappen op tot de bovenste sloe-
pendekken om goed te kunnen zien
Ze zelle wel effe mit de draadloo-
ze smoeze reken maar meende
een keteljongeh van de stokers. Meteen
klonk 'n andere stem.
De Engelsche kust! seinde in
'n roep van vreugde 'n jonge eerste
klas steward, die van de bak kwam
Waarachtig! recht vooruit! Daar!....
Ik tuurde
De Engelsche kust! Als uit 'n too-
verformule daar recht in het water
eensklaps neergezet, rees in de verte
'n vage schemering van donker, waar
straks nog water was Al nader leek
het te drijven onzichtbaar Ge
woel van velerlei schepen tegelijk ging
op het water rondom nu onverwacht
leven. Als wilde watervogels aan de
oppervlakte gekomen, dreven ze tot een
vlekkige bestippeling van de zee in
eens rond -r- klein wegstoomend ach
ter boord en van de andere zij tot groo-
ter aanstoomend voor den boeg. Recht
omhoog rees de kust, terwijl de „Zee
landia" zeker haar weg ging Het
leek een stijl staande kalk-gele muur,
grillig gebrokkeld in een karteling te
gen de lucht!
Er kwam 'n marinekotter nader. De
schepelingen hadden hem al gezien.
De Engelsche loods manne! In
een laatsten zwoeg tegen 1t weerbarsti
ge water langszij gekomen, enterde de
kotter, 'n Vlaggesein ging aan de korte
mast omhoog. Alle verdiepingen door
gezakt langs de dektrappen naar om
laag, waren inmiddels al officieren
van de brug in de kuil gekomen. Ma
trozen haakten een uitgerolde touw-
trap aan den reeling, waarlangs nu
van het kotterdek vreemde mannen in
scheepsof'cieren-jassen in 'n klaute
ring binnen boord stegen. Ze werden
door den eersten of'cier van de „Zee
landia" groetend ontvangen. Hoog van
de brug zag de kapitein toe
Intusschen groeide avondstemmings
stilte als 'n damp aan over de zee. On
der 'n kille lucht van zon-vergane dag,
dreven over de wijdte van het water
vreemde schepen weg. Avondwolken
doemden uit den nog rossigen wester-
kim tot 'n overspanning van den hal
ven hemel. Huivering druilde. Als na
een moeë werkensdag lei de zee nog
nabewegend. Kleurlooze grijzenvaagte
ging over alles heen de hemel wijdte
omspannen en in 'n vergezicht lag kil
bemist van deiningsdamp de nieuwe
kust als 'n rotsig, van water om
spoeld krijt-eiland.
En terwijl in de kaartenkamer door
de vreemde officieren de scheepspa
pieren werden nagezien, voelde ik in
de stilte even de wellust van een mij
mering over me kome'n t De Zee!
En het was of bij een ouden matroos,,
die naast me kwam ook weer nieuwe
ontroerings-vreugde omhoog leefde
Ja ouwe jongen! Dat zie je
niet bij je moeder in de Pieter Jacob
dwarsstraat! Zoo maak je nog eris
wat mee! he? Daar kan je groot
moeder niet tegenop met d'r gouwe
bril!
Terwijl hij 't zei, gingen op de kust
lichten ontgloeiend branden. Te loever
vooruit duidde vermenigvuldiging van
lichtgepinkel een stad. Tot onherken
baar werd nu de kust.
De lichtpunten en de fonkelende ha-
venvuurbakens scherp verkennend,
hielden schepelingen onderling oefe
ning in de scheepvaartkunde:
Je weet 'r ook de ballen van
Dat licht daar is Doever!
Hij zeit watWe gaan niet naar
Doever
't Is Folkestoon beweerde Plan
tenaar Daar gaan we altijd voor
bij
Dat Folkestoon? Folkestoon?..
Die have? Je zuster, man! Da's
Doever
Och, man Ik maak toch m'n
negende reis op deze prauw weer
sprak de ander En Zeventien op de
„Noord"! Vertel mijn nou wat! Da's de
have van Doever Zoometeen krijge
we 't kanaal Zie je die stroom niet
loopen?
'n Ander sprak ook mee:
We gaan van de reis niet na
Doever! De have is afgesloten. Dat licht
is van Sjierness Daar krijgen we
passagiers
Plantenaar lachte wreed-fel.
Sjierness! Neem jij nou gauw
de beene! Sjierness leit bij Londen! 'k
Heb 'n broer op de Batavierboote, die
komt 'r iedere week voorbij Die wil
ook nog meezwamme
Toen kwam Wynand, de branieachti
ge kapiteinsbediende. Z'n hoofd bru
taal bijstekend, nam hij voor zich het
woord:
Als ik de maatschappij was met
zoo'n zoodje schepelingen, dan ging ik
subiet met m'n hoofd onder 't spoor
legge! God-samme! Jullie motte alle
maal je pet in zee gooien en d'r dan
onder gaan zitte! Wil ik 't je nou 's
vertelle? He? Ik heb net nog op
de zeekaart gekeken in de kaarteka-
mer. We zijn in de Duins en wat je
daar ziet is Diel versta je. Zie je die
havenhoofden dan niet? Die twee stee-
nen dammen? Met de Willem II van
de West ben ik d'r in geweest Nou
is 't niet waar, meneer? Is dat Diel
of niet?
Over het kuildek kwam van de bo
ventrap een jong officier, in 'n dikken
duffel weggedoken. Ge-eigend vrij
hield Wynand hqm staande:
Is dat nou de Duins of niet, me
neer?
Jij hebt gelijk! lachte fijn de
beschaafde zeeman We zijn 't
„Nauw" door en wat je daar ziet is
Dungeness!
'n Brallende lach taterde los over de
kuil! Zat-ie d'r effe in, die praatjes
maker Schimpspot sloeg naar Wy
nand op, die verbaasd'vloekte
Zoo ging de dag ten einde. De eerste
zee-avond kwam. Electrische booglam
pen gingen tot daglicht glanzen over
de dekken. De loodskotter was weer
lang afgedreven en onder nieuwen
stoom zette de „Zeelandia" uren lang
koers om de vaag in de Verte liggende
landpunt In de grandioos versier
de en van hel licht overgoten klasseza
len was men de zee vergeten. Het was
daar als een vroolijk feestende stad
bij avond, waarover de nachthemel
haar ondodrzichtbaar waze gespannen
had. Hotel- en Restaurant-uitspannin
gen strekten er aan een boulevard ge
lijk in 'n mondaine weelde-stad
Leunend tegen een middendekwinch
zag ik de fee-ëriek verlichte waranda
en de glas-in-lood ramen van de rook-
salon. 'n Eerste klas deur, die open
ging, liet 'n verren kijk vrij ineens in
'n eindelooze mahoniegang, waar rood-
transparante lichtborden uithingen als
wegwijzers
Drukte was nog overal, maar het
minderde
Allengs voller liepen de logiezen van
werkensklare stewards. De dag was
om! Van de vooruit-logiezen draalde
lijzig harmonica-zingen door den wind-
ruisch. In 'n duffeljekker diep gedo
ken, klom 'n matroos de baktrap langs
naar den uitkijk Joeg-gierend
klepperde nu de open westwind het
zware oliezeil op de houten luiken
van het ruimhoofd
Moe van den eersten werkdag, bleef
ik op dek uren nog 'n Beetje
dronken van draaiingen door me heen,
zocht ik 'n stevige zitplaats tusschen
de winchwielen op het middendek.
Aandoening van eenzaamheid, temid
den van al die schepelingen en al de
feestvierders in de salons, hield me
gevangen. Zwaar voelde m'n hoofd,
meeschuddend op de bonkende wiegin
gen van het schip. Van den zeewind on
gewoon; kramptert tot btrak gespan
nen koorden de spieren m'n vleesch
door. En kropten een dikte in m'n
keel. Braakneigingen rispten nu en
dan in me op Ik vreesde het war
me, menschenvolle schepelingenlogies,
waarin ik straks slapen moest
Totdat ik eindelijk de dienstgang
lengte door naar 't duistere, snork-
rommelende logies ging
In de bakkerij draaide de electri
sche deeg-machine in doffe snorre-
wentels, zingend tesamen met de ril-
stamp-steuningen van de machtige
machinebeweging De nachtbak
kers, al weer wit bestoven, stompten
deeghompen op den aanrecht. In 't
spardek was bewegingsstommel van
wakende emigranten, 'n Rat ritselde
schichtig bij een diensttrapgat mij
voorbij. Van de brug luidde nasaal,
terwijl de derde klas nachtwacht rap
porteeren ging, acht glazen
Middernacht