IJmuider Courant Woensdag 29 October 1924. 2e blad. PLAATSELIJK NIEUWS. IJMUIDEN. De le luitenant W. F. Meyer van het regiment kustartillerie is overge plaatst bij de 3e schoolcompagnie van het korps alhier. De autobussen. De burgemeester van Velsen lieeft aan den autobushouders in de ge meente Velsen, dat zijn dus diegenen die rijden tusschen IJmuiden en Haarlem het volgende schrijven ge zonden: „Het is mij gebleken, dat de dien sten der verschillende autobussen IJmuidenVelsenHaarlem onder ling zeer slecht geregeld zijn. Immers het komt voor, dat op het zelfde tijdstip drie a vier bussen ver trekken, en er dan in een vrij groote tijdruimte geen gelegenheid is van dit. vervoermiddel gebruik te maken. Lit maakt tevens, dat de chauffeurs trachten elkaar passagiers afhandig te maken, door elkaar voorbij te rijden, v/a ar door dikwijls de veiligheid dei- reizigers in gevaar wordt gebracht. Daarenboven is het pub1 iele meer gebaat bij een rcgelmatigen dienst. Het is daarom, dat ik U uitnoodig tot het bijwonen eener bijeenkomst met den heer Commissaris van Politie al hier, ten einde met dezen een geza menlijke dienstregeling van alle autobussen samen te stellen. De Kennemerland vermeldt over deze bijeenkomst het volgende: De op uitnoodiging van den burge meester. gehouden vergadering van houders van autobussen op de lijn IJmuidenHaarlem op Donderdag avond in hotel „De Prins", was door acht der negen ondernemers bezocht, de niet aanwezige was door ziekte verhinderd; dit is dus wel het zeker ste bewijs dat ook de ondernemers overtuigd zijn dat de toestand zooals die nu is, dringend verbetering eischt. Eveneens was aanwezig de heer De Jong, secretaris van den Bond van Autobushouders in Nederland. De heer D. de Ridder, Commissaris van Politie heette de aanwezigen wel kom en sprak zijn tevredenheid uit over de opkomst, hij hoopte dat deze bijeenkomst, in het belang van bet publiek en ondernemers een gunstig resultaat zou hebben. Het eerst werd in bespreking ge bracht een voorstel van den Commis saris om in te stellen voor eiken onder nemer een 55 minutendienst, zoodat ieder dan 8 a 9 reizen kon maken. Hiertegen kwam van de zijde dei- ondernemers veel bezwaar, welke vooral hierop neerkwamen dat er te veel ondernemers zijn. Na een langdurige discussie kwam men tenslotte zoover, dat er in samen werking met den Commissaris van Politie en den Bond een nieuwe rege ling zal worden ontworpen. De bedoeling hiervan is dat er dan zullen komen twee combinaties, één die zal rijden van IJmuiden over Santpoort naar Haarlem en één over Bloemendaal. Op 31 October zal opnieuw worden vergaderd, indien mogelijk met het ge meentebestuur van Haarlem, teneinde de standplaatsen beter te regelen, daar men voor hen die over Bloemen-, daal rijden in Haarlem standplaatsen zal zien te krijgen aan den kant van Bloemendaal terwijl zij in IJmuiden ook gescheiden zullen worden. De mogelijkheid bestaat dus nu, dat er in den chaos verbetering komt. De sluisbouw. De werken voor den bouw der nieu we schutsluis alhier werden j.l. Don derdag bezocht door ruim honderd studenten der Technische Hoogeschool te Delft en Zaterdag door de leden der Commissie van Bijstand der gemeen telijke handelsinrichtingen te Amster^ dam. Daarbij waren de wethouders ter Haar en Wierdels en een 25-tal raadsleden. Gisteren hebben de leden der Kamer van Koophandel en Fabrieken te Am sterdam een bezoek gebracht aan de sluiswerken, Vrijdag werd de politie telefonisch gewaarschuwd, door de ambtenaren der invoerrechten en accijnzen, dat zich aan boord van het uitgaande s.s. Venezuela, 3 stow-away's bevon den. Ze werden naar het bureau geleid, waar het bleek, dat deze personen werkloozen waren, die zich te Amster dam heimelijk hadden ingescheept, om in het buitenland werk te zoeken. poor de politie werd hun reisgeld verstrekt voor den terugreis. VELSEROORD Morgen, Donderdagavond, zal in de Herv. Kerk alhier een bijeenkomst worden gehouden ter herdenking van de kerkhervorming, waarin Ds. F. A. Visser van Oosterzee zal spreken over „Het Evangelie in Spanje". Ds. Visser heeft zelf in Spanje gereisd en zal ver tellen van zijn ervaringen in dit Room- sche land en van den arbeid der Ned- Vereeniging aldaar. De Chr. Zangvereeniging Hosan na alhier, waarvan dire.cteur was de heer P. v. d. Rovaart te Amsterdam, is ontbonden. Door den heer M. J. Rolvink zul len aan de Trompstraat alhier 12 woonhuizen worden gebouwd. VELSEN Zondagavond hield de afdeeling „Velsen" van de Centrale Commissie van Arbeidersontwikkeling te Wijker- oog in de groote zaal van „Bloemoord" een bijeenkomst. De 'ingenieur, Chr. Cramer, lid der Eerste Kamer, hield eene lezing met lichtbeelden over In- dië. De voorzitter opende met een woord van welkom de vergadering, zijn tevre denheid te kennen gevende over de groote opkomst en deelde mee, welk doel de Commissie met deze bijeen komst beoogde. Hierna hield de heer Cramer eene in teressante causerie óver Indië. Spreker hoopte door zijne lezing belangstelling op te wekken voor dat verre land en zijne bewoners, in wier midden hij on geveer dertig jaar had verkeerd, een tijdperk, waaraan voor hem de aange naamste herinneringen waren verbon den. Om eenigszins een denkbeeld te ge ver: van de uitgestrektheid van de Ne- derlandsche bezittingen, deelde hij mee, dat de afstand van het noordwestelijk- ste tot het zuidoostelijkste punt onge veer 3000 zeemijlen beloopt, ongeveer de afstand tusschen Engeland en Ame rika. Alles wat buiten Java ligt zijn de buitenbezittingen, welke spreker maar buiten beschouwing zal laten, daar hij op één avond slechts een beknopt over zicht van Java geven kan. Dit eiland is 4 maar zoo groot als ons land en telt 35 millioen inwoners, dus 5 maal zooveel als het Moederland, waaruit volgt, dat de volksdicht beid 1 X zoo groot is. Voor zoover bei be kend is wonen in de buitenbezittingen die samen nog wel 50 maal zoo groot als Nederland zijn, nog een 15-tal .mil lioen menschcn. Spr. vertelt nu iets over de gunstige ligging van Indië tus schen Azië en Australië, over de reeds eeuwen oude beschaving, de warmte en den huizenbouw, welke laatste evenals de kleeding, op de grootere warmte in gericht is. De werktijd voor de Euro peanen begint 's morgens om 7 uur en duurt tot 2 uur, zoodat op den heetcn middag niets gedaan wordt. Dan slaapt men tot ongeveer 5 uur, wijdt de rest van den dag aan de gezelligheid en gaat ongeveer 10 uur t,eFnachtrust. Na tuurlijk wordt eenige malen per dag gebaad. Wie het doen kan, gaat een 14 dagen vacantie per jaar met zijn gezin in een koeler klimaat in de bergstreken door brengen. Er zijn slechts twee jaargetijden, de natte westmoeson 'en de droge oostmoe- son. Op Java duurt de natte moeson van December tot Mei en dan valt er voor namelijk in den namiddag een ontzet tende hoeveelheid regen. Onze zwaarste zomerbuien kunnen nog lang geen denkbeeld geven van de stortvloeden, die daar dikwijls voorkomen. Daarte- ge no ver zijn er streken, waar in 8 maanden weinig of geen regen valt. Toch heeft de plantengroei daarvan geen nadeelige gevolgen, omdat tal van uitgedoofde vulkaankraters als natuur lijke regenwaterbakken dienst doen, waarvan de mensch voor zijne bevloei ingswerken een nuttig gebruik maakt. De bodem is over het geheel zeer ruchtbaar, zoodat daardoor in ver band met vochtigheid en warmte een weelderige plantengroei, bestaat. De be volking heeft weinig behoeften, de werkkrachten zijn er uiterst goedkoop, meer dan f 15 per maand wordt door den inlander zelden verdiend. Europee- sehe arbeiders behoeven er dus niet aan te denken er heen te gaan, afgezien nog van het feit, dat zij daar wegens de groote warmte niet zouden kunnen werken. De daar vertoevende Europe anen kunnen dan ook Slechts als toe zichthouders dienst doen voorzoover ze niet in het corps van rijksambtenaren, ingenieurs, dokters, notarissen enz. op genomen zijn. De inlanders hebben een andere we reldbeschouwing dan wij, Westerlin gen, ze zoeken het minder in het mate- rieele en meer in het philosófische, maar dat ze lui zijn is niet waar. Sprekers ondervinding is, dat ze ijverig zijn en betrouwbaar, ofschoon ze met den Europeanen niet spoedig vertrouwelijk omgaan, wat zijn oor zaak vindt in de slechte behandeling, dfe de Europeaan over het algemeen hen heeft doen ondergaan. Hierna deelt spr. mee, welke voortbrengselen 1 Indië oplevert, waaronder sedert eeni- gen tijd de peterolie ook eene belang rijke plaats begint in te nemen. De oorspronkelijke bewoners zijn verdron gen door Achterindiërs. Op Java wo nen Soendaneezen, Javanen en Madoe- reezen, terwijl op de buitenbezittingen tal van andere stammen wonen, waar van sommige een vrij hoogen trap van ontwikkeling hebben bereikt. Hier noemt spreker ook nog even de orang- pendek, volgens berichten wezens op Sumatra, die den overgang van apen naar menschen vormen. Wat den godsdienst betreft zijn de meesten Animiden, dit zijn menschen, die gelooven, dat menschen, dieren, planten en alle voorwerpen een ziel hebben, die onsterfelijk is. We zijn al tijd omringd door goede en booze gees ten, welke laatste we altijd te vriend moeten zien te houden, hetwelk slechts door veel offeren mogelijk is. De zielen zetelen in.de hoofden, zoodat een inlan der zijn hoofd zoo angstvallig be schermt. Spr. meent ook, dat er ver band bestaat tusschen het animisme en het koppensnellen, door de Dajak- kers op Borneo. Veel aanhangers heeft ook de Mo- hammedaansche godsdienst en in min dere mate de Boedistische en de Chris telijke. De bevolking is over het algemeen ar tistiek, het tooncelspel is zeer ontwik keld en draagt veelal een religieus stempel. Hierna vertoonde spreker" een groot aantal plaatjes op het doek, die veel van bet gesprokene verduidelijkten: kraters, rijstvelden, meren, landschap pen, bouwwerken, menschen enz. ver toonden zich aan ons oog, terwijl spr. bovendien nog inlichtingen gaf. In het tweede gedeelte zijner cause rie kwam spr. tot de middelen van be staan. De rijstbouwers zijn over het alge meen keuterboertjes, die gewoonlijk niet meer dan 3/4 H. A. grond bezitten en er nog wat als arbeiders moeten bij verdienen om een bestaan te hebben. Dit kan gemakkelijk in plaatsen, waar Europeesche industrieën als sui ker- en rubberfabrieken zich gevestigd hebben. De loonen zijn daar voor in landers vrij hoog, maar daar de Ned. regecring eene zeer hooge belasting eischt, vinden de stumpers er weinig baat bij. I-Iet onderwijs is slecht, dientengevol ge kan slechts 2 lezen en schrijven en slechts 0,2 kan dit in de Neder- landsche taal. In 1921 werd van regeeringswege van den gulden slechts 60 et. voor on derwijs, 30 cent voor gezondheidsver zorging en 10 cent voor den landbouw besteed, terwijl voor militaire uitgaven 3 gulden disponibel was, alles per hoofd en per jaar. Voor 35000 Europee sche kinderen werd voor onderwijs in dat jaar uitgegeven 10 millioen gulden en voor 700.000 inlandsche kinderen 16 millioen. De bevolking woont slecht, maar het wegennet is goed verzorgd. Hierna deelde spr. nog iets mee over het bestuur, waarin de plattelander heelemaal geen en de stedeling zeer weinig aandeel heeft. De politieke be weging beteekent zeer weinig, evenals de vakactie; met ijzeren hand wordt, geregeerd en het Nederlandsche Be wind maakt door zijne onderdrukking den toestand, waarin het volk ver keert, hoe langer hoe wanhopiger en den bodem geschikt voor het commu nistische zaad, dat hier en daar al we lig opschiet. Hierna werden weer lichtbeelden vertoond in verband met het besproke ne. Met een dankbaar applaus werd de heer Cramer beloond door het publiek en door eenige hartelijke en "welgeko zen woorden van den voorzitter werd het onderstreept. Zaterdagavond werd op Wijker- oog zekere R. aangehouden wegens openbare dronkenschap. Hij verzette zich krachtig tegen de politie, waar om hij gedurende den nacht in ar rest werd gesteld. Zondagmorgen werd hij voor den commissaris te IJmuiden geleid en na verhoor weer vrijgelaten. Vrijdagmiddag te 5 uur heeft op den Driehuizer kerkweg voor den huize Schoonenberg een érnstige bot sing plaats gehad tusschen twee auto's. Van den huize Schoonenberg kwam ëen auto van den bewoner, den heer de Vr., bestuurd door L., toen van den kant van Velsen een auto van don heer K. te Santpoort kwam aanrijden. De bestuurder van laatst genoemde auto had juist sterk naar rechts uitgehaald voor een passeerend rijtuig én botste toen tegen de het hek van Schoonenberg uitrijdende auto. De beide auto's werden zeer ernstig be schadigd, de bestuurders bekwamen echter geen letsel. Het was een ongelukkige samen loop van omstandigheden en de be stuurders hadden geen schuld. De beschadigde auto's werden in de garage van den heer de Vr. onderge bracht. MEDITATIES VAN EEN RESTAURATEUR. Er wordt in den laatsten tijd zóó veel over de kunst van het restauree- ren, in verband met het wérk van onze oude en moderne meesters geschreven, en men hoort zóó veel en zóo zeer uit- eenloopende meeningen verkondigen, vooral van leekenzijde, dat het mis schien zijn nut kan hebben, wanneer ook de vakman, die zijn wetenschap niet van hooren zeggen heeft, maar als leermeesteres de praktijk zelf had, zijn stem eens doet hooren en het pu bliek in zoo eenvoudig mogelijke be woordingen vertelt, waar het in deze eigenlijk om gaat. De meesten, die over deze kwestie meepraten en het publiek vóórlichten, ontleenen hunne inzichten aan die van anderen en daar die anderen dikwijls direct bij de gevallen, waarom het gaat, persoonlijk sterk geïnteresseerd zijn, spreekt het van zelf, dat zij alleen maar vertellen wat zij kwijt willen zijn en, indien gewenscht, net als dok ters wel doen: zwijgen over het eigen lijke van de zaak waarom het gaat. Maar, waar de arts, rekening hou dende met het verschijnsel, dat de zie ke verbeelding erger kan zijn dan alle kwalen, wijs doet met in 't algemeen de noodige reserve te betrachten, daar kan in ons geval, de patiënt, het schil derij, van eenige mededeelzaamheid geen schade ondervinden. Integendeel, er heerscht op dit gebied zóóveel on kunde, en die onkunde, op Kaar beurt, sticht zóóveel onheil, dat het den schutspatroon der schilders, den heili gen Lucas, niet anders' dan welgevallig kan zijn, wanneer de pers, wier taak het toch is het publiek behoorlijk in te lichten, aan wat ik hier vertel, een zoo groot mogelijke verspreiding geeft. Een der bedroevendste verschijnselen van onzen, op picturaal gebied toch zooveel goeds presteerenden tijd, is 't dat hij zoo weinig zijn aandacht wijd de aan een goede conservatie van de meeste schilderijen. Dat een meester werk thans soms reeds binnen een menschenleeftijd, de teekenen van ver val vertoont, zou vroeger nooit zijn voorgekomen. Evenals de, fabrikant van artikelen, let de schilder thans meer op het momenteel mooie effect, dan op de duurzaamheid van wat hij produceert. De meeste schilders we ten van de samenstelling en chemische en verdere werking der kleuren nau welijks iets meer af dan de leek, en de beheerders van onze openbare musea noemen zich tegenwoordig niet meer conservator, doch museum-directeur. De wetenschap van het conserveeren heeft zich, als zooveel in onzen tijd, ge specialiseerd én berust thans in hoofd zaak bij den restaurateur. Maar daar om moet men het te meer op prijs stel len, wanneer deze af en toe eens uit de school wil klappen. Zonder twijfel is het zijn persoonlijk belang dit zoo wei nig mogelijk te doen, maar een restau rateur, die zijn liefde voor de kunst en de eer van zijn vak niet hooger stelt dan al 't andere, mist de ware bezieling om 't ooit ver in zijn kunst te brengen. Men begrijpt uit het voorgaande wel, van welk een overwegend belang het conserveeren is. Wanneer men evenals vroeger het conserveeren tot een zaak van algemeene interesse, een prakti sche wetenschap, had gemaakt, welke iedere schilder, die tot het gilde wilde worden toegelaten, een soort van exa men moest afleggen en betuigen, dat hij de regels van het gilde zou naleven, wanneer, ten slotte, zooals Rubens b.v. placht te doen, elk schilder aan den kooper van zijn werk aanwijzingen gaf hoe er mee te handelen, dan zou er thans op dit gebied niet zooveel ver warring, verkeerd inzicht en con sternatie heerschen. Het spreekt toch van zelf, dat het ook hier veel beter is, als ik het zoo eens mag zeggen: te ge nezen door te voorkomen. Wanneer, om eens iets anders te zeggen, de mid delen tot conservatie volmaakt waren, dan was de restaurateur overbodig. Hieruit vloeit ook onmiddellijk voort, dat ook de restaurateur zoo veel moge lijk den nadruk moet leggen op het conserveeren. Restaureeren moet zoo veel mogelijk zijn een opfleuren, een „opkikkeren", zoo weinig mogelijk een weder „herstellen" van het schilderij. Maar dit moet ook weer niet zoover gaan, zooals men in den laatsten tijd steeds meer wil, met alle barsten, die in de verf zijn te dichten en de soms ietwat te geel geworden vernis, den z.g. galerij toon, dusdanig weg te ne men, dat alle gloed en meteen de patina der eeuwen geheel verloren gaat. Alles wat de restaurateur aan een schilderij moet toevoegen, schaadt de originaliteit, de zuiverheid daarvan en, wanneer de menschheid ver genoeg was om er zich mee te vereenigen, zou het allerbeste zijn nooit aan een schil derij iets toe te voegen of weg te ne men. De Venus van Milo genieten wij ook zonder armen en hoe vaak men het ook geprobeerd heeft er een paar armen bij te construeeren, nooit heeft één dier volledige reconstructies zóó kunnen voldoen als het beeld zónder armen, waaraan wij nu al zoo ge wend zijn. En al gaat deze vergelijking nu met andere kunstwerken niet altijd' op, daar de beschadiging van de Venus van Milo toevallig een bizonder weinig essentieele is en de beeldwerking er zelfs iets geslotens door krijgt, dit voorbeeld leert ons toch, dat het lang niet altijd noodig is kunstwerken zóó op te frisschen, dat het is alsof ze gis ter geschilderd waren. Er zijn men schen, die in verrukking geraken, wan neer ze een oud schilderij zóó zien her- steld, dat het is alsof het zóó van het atelier van den meester kwam, maar i zij houden geen rekening met het ar- chaeographisch karakter, dat een kunstwerk altijd min of meer moet hebben. Het prouveert voor een schil der, wanneer zijn verven na eeuwen nog zoo frisch zijn, maar die frisch- heid mag nooit het gevolg zijn v an een forceeren van dat archaeographiscli karakter. Een kunstwerk boezemt ook eerbied in door zijn eerbiedwekkenden ouderdom, en het sterke oppoetsen er van, dat sommige restaurateurs zich veroorlooven doet soms denken aan de bedenkelijke toiletgeheimen van een ouden viveur, die niet tevreden is de eigen glorie van zijn ouden dag waar dig te genieten, maar die de natuur dei- dingen geweld aandoet en poogt te vervalschen op een wijze, welke weer zin wekt. Een schilderij moet geheel de sfeer ademen van haar eeuw. Anders heeft men 't archaeographiscli karak ter er van te niet gedaan. Let wel, ik spreek niet van 't archaeïstisch karak ter, maar uitdrukkelijk van het ar chaeographiscli karakter. Een schilde rij moet de innerlijke kroniek zijn van haar eigen tijd, uiterlijk ook die van den tijd, welke tusschen dien eigen tijd en den onze ligt. Het moet een archaeo graphiscli, dat is een den loop der eeuwen in haar uiterlijk min of meer registreerend karakter dragen. Men moet dus aan een schilderij, ook uiter lijk, direct kunnen zien dat het bv. 3 a ,4 eeuwen oud is. Een oud schilderij mag er niet nieuw uitzien. Een archae- ographische vervalsching, die zich ook in de essentieele waardeoring van 'n kunstwerk wreekt. Want van een zoodanig gemoderniseerd kunstwerk mag men ook verwachten, dat het aan zekere moderne eischen voldoet en dat doet zelfs niet in alle opzichten oen Rembrandt. Ook zijn glorie komt het voordeeligst uit, wanneer we hem plaatsen in de lijst van zijn tijd. Wan neer Rembrandt thans leefde, zou hij zelf vele dingen anders zien en schilde ren. Wie van Rembrandt's schilderijen dus de patina der eeuwen wegneemt, begaat daarmee dus niet alleen een zonde tegen den heiligen geest der eeuwige wording, maar is ook incon sequent omdat hij wel het gewaad dei- eeuwen poogt te vernieuwen, maar niet Rembrandt's gansche schildering en voordracht, die van zijn tijd niet te scheiden zijn. Hoe grondiger wij de kwestie van dit standpunt beschouwen, hoe meer van zelf sprekend komen wij tot de con clusie, dat een al te vrijmoedig ingrij pen, zooals sommige restaurateurs zich me.enen te moeten veroorlooven, geheel uit den booze is. Op zich zelf heeft een oude patina al iets heel moois, dat men wel poogt na te maken, maar dat toch in namaak nooit het ont roerend wijdingsvolle van de echte, na tuurlijke patina krijgt. Zij ligt als een stille dauw, een onbeschrijfelijke teere sluier over het schilderij. Het is of Gods adem zelf er over neergestreken is en het heeft gewijd met het mysterie der eeuwen. Het is alsof méér nog spreekt van eeuwige dingen. En, waar dit toch het doel der kunst is, waarom neemt men een zóó schoon medium daartoe dan toch weg. Stel eens, dat een Paulus weer onder ons opstond, met in zijn gewaad en in al zijn geba ren de atmosfeer der eeuwen, zouden wij dan niet knielen voor dit wonder. Maar vertoont een schilderij van Rem brandt niet op haar wijs voor ons dit zelfde wonder! Zijn apostelen, zijn pa triarchen, zijn,.nu bijkans vier eeuwen oud waarom zouden wij die eer biedwaardige glorie .van vier eeuwen moedwillig verstoren, de sfeer breken, waarin zij tot ons het meest sugges tief spreken! En toch geschiedt dit maar al te vaak. Het schijnt, dat sommige restaura teurs er een roeping van maken, oude schilderijen zóó ver van schoon te ma ken, dat de schildering geheel bloot komt te liggen. Schilders hebben mij wel eens verteld hoe zij van zoo'n „scherp" schoongemaakt schilderij schrokken. En dit zal niemand ver wonderen, die weet hoe de oude mees ters schilderden en hoe de verf en de vernis en de schildersgrond zich met tertijd houden. Ieder weet wel dat olie verf in de open lucht niet langer dan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1924 | | pagina 5