IJmuider Courant
Woensdag 29 October 1924. 2e blad.
PLAATSELIJK NIEUWS.
IJMUIDEN.
De le luitenant W. F. Meyer van
het regiment kustartillerie is overge
plaatst bij de 3e schoolcompagnie van
het korps alhier.
De autobussen.
De burgemeester van Velsen lieeft
aan den autobushouders in de ge
meente Velsen, dat zijn dus diegenen
die rijden tusschen IJmuiden en
Haarlem het volgende schrijven ge
zonden:
„Het is mij gebleken, dat de dien
sten der verschillende autobussen
IJmuidenVelsenHaarlem onder
ling zeer slecht geregeld zijn.
Immers het komt voor, dat op het
zelfde tijdstip drie a vier bussen ver
trekken, en er dan in een vrij groote
tijdruimte geen gelegenheid is van dit.
vervoermiddel gebruik te maken.
Lit maakt tevens, dat de chauffeurs
trachten elkaar passagiers afhandig
te maken, door elkaar voorbij te rijden,
v/a ar door dikwijls de veiligheid dei-
reizigers in gevaar wordt gebracht.
Daarenboven is het pub1 iele meer
gebaat bij een rcgelmatigen dienst.
Het is daarom, dat ik U uitnoodig
tot het bijwonen eener bijeenkomst met
den heer Commissaris van Politie al
hier, ten einde met dezen een geza
menlijke dienstregeling van alle
autobussen samen te stellen.
De Kennemerland vermeldt over deze
bijeenkomst het volgende:
De op uitnoodiging van den burge
meester. gehouden vergadering van
houders van autobussen op de lijn
IJmuidenHaarlem op Donderdag
avond in hotel „De Prins", was door
acht der negen ondernemers bezocht,
de niet aanwezige was door ziekte
verhinderd; dit is dus wel het zeker
ste bewijs dat ook de ondernemers
overtuigd zijn dat de toestand zooals
die nu is, dringend verbetering eischt.
Eveneens was aanwezig de heer De
Jong, secretaris van den Bond van
Autobushouders in Nederland.
De heer D. de Ridder, Commissaris
van Politie heette de aanwezigen wel
kom en sprak zijn tevredenheid uit
over de opkomst, hij hoopte dat deze
bijeenkomst, in het belang van bet
publiek en ondernemers een gunstig
resultaat zou hebben.
Het eerst werd in bespreking ge
bracht een voorstel van den Commis
saris om in te stellen voor eiken onder
nemer een 55 minutendienst, zoodat
ieder dan 8 a 9 reizen kon maken.
Hiertegen kwam van de zijde dei-
ondernemers veel bezwaar, welke
vooral hierop neerkwamen dat er te
veel ondernemers zijn.
Na een langdurige discussie kwam
men tenslotte zoover, dat er in samen
werking met den Commissaris van
Politie en den Bond een nieuwe rege
ling zal worden ontworpen.
De bedoeling hiervan is dat er dan
zullen komen twee combinaties, één
die zal rijden van IJmuiden over
Santpoort naar Haarlem en één over
Bloemendaal.
Op 31 October zal opnieuw worden
vergaderd, indien mogelijk met het ge
meentebestuur van Haarlem, teneinde
de standplaatsen beter te regelen,
daar men voor hen die over Bloemen-,
daal rijden in Haarlem standplaatsen
zal zien te krijgen aan den kant van
Bloemendaal terwijl zij in IJmuiden
ook gescheiden zullen worden.
De mogelijkheid bestaat dus nu, dat
er in den chaos verbetering komt.
De sluisbouw.
De werken voor den bouw der nieu
we schutsluis alhier werden j.l. Don
derdag bezocht door ruim honderd
studenten der Technische Hoogeschool
te Delft en Zaterdag door de leden der
Commissie van Bijstand der gemeen
telijke handelsinrichtingen te Amster^
dam. Daarbij waren de wethouders
ter Haar en Wierdels en een 25-tal
raadsleden.
Gisteren hebben de leden der Kamer
van Koophandel en Fabrieken te Am
sterdam een bezoek gebracht aan de
sluiswerken,
Vrijdag werd de politie telefonisch
gewaarschuwd, door de ambtenaren
der invoerrechten en accijnzen, dat
zich aan boord van het uitgaande
s.s. Venezuela, 3 stow-away's bevon
den.
Ze werden naar het bureau geleid,
waar het bleek, dat deze personen
werkloozen waren, die zich te Amster
dam heimelijk hadden ingescheept, om
in het buitenland werk te zoeken.
poor de politie werd hun reisgeld
verstrekt voor den terugreis.
VELSEROORD
Morgen, Donderdagavond, zal in
de Herv. Kerk alhier een bijeenkomst
worden gehouden ter herdenking van
de kerkhervorming, waarin Ds. F. A.
Visser van Oosterzee zal spreken over
„Het Evangelie in Spanje". Ds. Visser
heeft zelf in Spanje gereisd en zal ver
tellen van zijn ervaringen in dit Room-
sche land en van den arbeid der Ned-
Vereeniging aldaar.
De Chr. Zangvereeniging Hosan
na alhier, waarvan dire.cteur was de
heer P. v. d. Rovaart te Amsterdam, is
ontbonden.
Door den heer M. J. Rolvink zul
len aan de Trompstraat alhier 12
woonhuizen worden gebouwd.
VELSEN
Zondagavond hield de afdeeling
„Velsen" van de Centrale Commissie
van Arbeidersontwikkeling te Wijker-
oog in de groote zaal van „Bloemoord"
een bijeenkomst. De 'ingenieur, Chr.
Cramer, lid der Eerste Kamer, hield
eene lezing met lichtbeelden over In-
dië. De voorzitter opende met een woord
van welkom de vergadering, zijn tevre
denheid te kennen gevende over de
groote opkomst en deelde mee, welk
doel de Commissie met deze bijeen
komst beoogde.
Hierna hield de heer Cramer eene in
teressante causerie óver Indië. Spreker
hoopte door zijne lezing belangstelling
op te wekken voor dat verre land en
zijne bewoners, in wier midden hij on
geveer dertig jaar had verkeerd, een
tijdperk, waaraan voor hem de aange
naamste herinneringen waren verbon
den.
Om eenigszins een denkbeeld te ge
ver: van de uitgestrektheid van de Ne-
derlandsche bezittingen, deelde hij mee,
dat de afstand van het noordwestelijk-
ste tot het zuidoostelijkste punt onge
veer 3000 zeemijlen beloopt, ongeveer
de afstand tusschen Engeland en Ame
rika.
Alles wat buiten Java ligt zijn de
buitenbezittingen, welke spreker maar
buiten beschouwing zal laten, daar hij
op één avond slechts een beknopt over
zicht van Java geven kan.
Dit eiland is 4 maar zoo groot als
ons land en telt 35 millioen inwoners,
dus 5 maal zooveel als het Moederland,
waaruit volgt, dat de volksdicht beid
1 X zoo groot is. Voor zoover bei be
kend is wonen in de buitenbezittingen
die samen nog wel 50 maal zoo groot
als Nederland zijn, nog een 15-tal .mil
lioen menschcn. Spr. vertelt nu iets
over de gunstige ligging van Indië tus
schen Azië en Australië, over de reeds
eeuwen oude beschaving, de warmte en
den huizenbouw, welke laatste evenals
de kleeding, op de grootere warmte in
gericht is. De werktijd voor de Euro
peanen begint 's morgens om 7 uur en
duurt tot 2 uur, zoodat op den heetcn
middag niets gedaan wordt. Dan slaapt
men tot ongeveer 5 uur, wijdt de rest
van den dag aan de gezelligheid en
gaat ongeveer 10 uur t,eFnachtrust. Na
tuurlijk wordt eenige malen per dag
gebaad.
Wie het doen kan, gaat een 14 dagen
vacantie per jaar met zijn gezin in een
koeler klimaat in de bergstreken door
brengen.
Er zijn slechts twee jaargetijden, de
natte westmoeson 'en de droge oostmoe-
son.
Op Java duurt de natte moeson van
December tot Mei en dan valt er voor
namelijk in den namiddag een ontzet
tende hoeveelheid regen. Onze zwaarste
zomerbuien kunnen nog lang geen
denkbeeld geven van de stortvloeden,
die daar dikwijls voorkomen. Daarte-
ge no ver zijn er streken, waar in 8
maanden weinig of geen regen valt.
Toch heeft de plantengroei daarvan
geen nadeelige gevolgen, omdat tal van
uitgedoofde vulkaankraters als natuur
lijke regenwaterbakken dienst doen,
waarvan de mensch voor zijne bevloei
ingswerken een nuttig gebruik maakt.
De bodem is over het geheel zeer
ruchtbaar, zoodat daardoor in ver
band met vochtigheid en warmte een
weelderige plantengroei, bestaat. De be
volking heeft weinig behoeften, de
werkkrachten zijn er uiterst goedkoop,
meer dan f 15 per maand wordt door
den inlander zelden verdiend. Europee-
sehe arbeiders behoeven er dus niet
aan te denken er heen te gaan, afgezien
nog van het feit, dat zij daar wegens
de groote warmte niet zouden kunnen
werken. De daar vertoevende Europe
anen kunnen dan ook Slechts als toe
zichthouders dienst doen voorzoover ze
niet in het corps van rijksambtenaren,
ingenieurs, dokters, notarissen enz. op
genomen zijn.
De inlanders hebben een andere we
reldbeschouwing dan wij, Westerlin
gen, ze zoeken het minder in het mate-
rieele en meer in het philosófische,
maar dat ze lui zijn is niet waar.
Sprekers ondervinding is, dat ze
ijverig zijn en betrouwbaar, ofschoon
ze met den Europeanen niet spoedig
vertrouwelijk omgaan, wat zijn oor
zaak vindt in de slechte behandeling,
dfe de Europeaan over het algemeen
hen heeft doen ondergaan. Hierna
deelt spr. mee, welke voortbrengselen 1
Indië oplevert, waaronder sedert eeni-
gen tijd de peterolie ook eene belang
rijke plaats begint in te nemen. De
oorspronkelijke bewoners zijn verdron
gen door Achterindiërs. Op Java wo
nen Soendaneezen, Javanen en Madoe-
reezen, terwijl op de buitenbezittingen
tal van andere stammen wonen, waar
van sommige een vrij hoogen trap van
ontwikkeling hebben bereikt. Hier
noemt spreker ook nog even de orang-
pendek, volgens berichten wezens op
Sumatra, die den overgang van apen
naar menschen vormen.
Wat den godsdienst betreft zijn de
meesten Animiden, dit zijn menschen,
die gelooven, dat menschen, dieren,
planten en alle voorwerpen een ziel
hebben, die onsterfelijk is. We zijn al
tijd omringd door goede en booze gees
ten, welke laatste we altijd te vriend
moeten zien te houden, hetwelk slechts
door veel offeren mogelijk is. De zielen
zetelen in.de hoofden, zoodat een inlan
der zijn hoofd zoo angstvallig be
schermt. Spr. meent ook, dat er ver
band bestaat tusschen het animisme
en het koppensnellen, door de Dajak-
kers op Borneo.
Veel aanhangers heeft ook de Mo-
hammedaansche godsdienst en in min
dere mate de Boedistische en de Chris
telijke.
De bevolking is over het algemeen ar
tistiek, het tooncelspel is zeer ontwik
keld en draagt veelal een religieus
stempel.
Hierna vertoonde spreker" een groot
aantal plaatjes op het doek, die veel
van bet gesprokene verduidelijkten:
kraters, rijstvelden, meren, landschap
pen, bouwwerken, menschen enz. ver
toonden zich aan ons oog, terwijl spr.
bovendien nog inlichtingen gaf.
In het tweede gedeelte zijner cause
rie kwam spr. tot de middelen van be
staan.
De rijstbouwers zijn over het alge
meen keuterboertjes, die gewoonlijk
niet meer dan 3/4 H. A. grond bezitten
en er nog wat als arbeiders moeten bij
verdienen om een bestaan te hebben.
Dit kan gemakkelijk in plaatsen,
waar Europeesche industrieën als sui
ker- en rubberfabrieken zich gevestigd
hebben. De loonen zijn daar voor in
landers vrij hoog, maar daar de Ned.
regecring eene zeer hooge belasting
eischt, vinden de stumpers er weinig
baat bij.
I-Iet onderwijs is slecht, dientengevol
ge kan slechts 2 lezen en schrijven
en slechts 0,2 kan dit in de Neder-
landsche taal.
In 1921 werd van regeeringswege
van den gulden slechts 60 et. voor on
derwijs, 30 cent voor gezondheidsver
zorging en 10 cent voor den landbouw
besteed, terwijl voor militaire uitgaven
3 gulden disponibel was, alles per
hoofd en per jaar. Voor 35000 Europee
sche kinderen werd voor onderwijs in
dat jaar uitgegeven 10 millioen gulden
en voor 700.000 inlandsche kinderen 16
millioen.
De bevolking woont slecht, maar het
wegennet is goed verzorgd.
Hierna deelde spr. nog iets mee over
het bestuur, waarin de plattelander
heelemaal geen en de stedeling zeer
weinig aandeel heeft. De politieke be
weging beteekent zeer weinig, evenals
de vakactie; met ijzeren hand wordt,
geregeerd en het Nederlandsche Be
wind maakt door zijne onderdrukking
den toestand, waarin het volk ver
keert, hoe langer hoe wanhopiger en
den bodem geschikt voor het commu
nistische zaad, dat hier en daar al we
lig opschiet.
Hierna werden weer lichtbeelden
vertoond in verband met het besproke
ne.
Met een dankbaar applaus werd de
heer Cramer beloond door het publiek
en door eenige hartelijke en "welgeko
zen woorden van den voorzitter werd
het onderstreept.
Zaterdagavond werd op Wijker-
oog zekere R. aangehouden wegens
openbare dronkenschap. Hij verzette
zich krachtig tegen de politie, waar
om hij gedurende den nacht in ar
rest werd gesteld. Zondagmorgen
werd hij voor den commissaris te
IJmuiden geleid en na verhoor weer
vrijgelaten.
Vrijdagmiddag te 5 uur heeft op
den Driehuizer kerkweg voor den
huize Schoonenberg een érnstige bot
sing plaats gehad tusschen twee
auto's. Van den huize Schoonenberg
kwam ëen auto van den bewoner, den
heer de Vr., bestuurd door L., toen
van den kant van Velsen een auto
van don heer K. te Santpoort kwam
aanrijden. De bestuurder van laatst
genoemde auto had juist sterk naar
rechts uitgehaald voor een passeerend
rijtuig én botste toen tegen de het hek
van Schoonenberg uitrijdende auto. De
beide auto's werden zeer ernstig be
schadigd, de bestuurders bekwamen
echter geen letsel.
Het was een ongelukkige samen
loop van omstandigheden en de be
stuurders hadden geen schuld.
De beschadigde auto's werden in de
garage van den heer de Vr. onderge
bracht.
MEDITATIES VAN EEN
RESTAURATEUR.
Er wordt in den laatsten tijd zóó
veel over de kunst van het restauree-
ren, in verband met het wérk van onze
oude en moderne meesters geschreven,
en men hoort zóó veel en zóo zeer uit-
eenloopende meeningen verkondigen,
vooral van leekenzijde, dat het mis
schien zijn nut kan hebben, wanneer
ook de vakman, die zijn wetenschap
niet van hooren zeggen heeft, maar als
leermeesteres de praktijk zelf had,
zijn stem eens doet hooren en het pu
bliek in zoo eenvoudig mogelijke be
woordingen vertelt, waar het in deze
eigenlijk om gaat.
De meesten, die over deze kwestie
meepraten en het publiek vóórlichten,
ontleenen hunne inzichten aan die van
anderen en daar die anderen dikwijls
direct bij de gevallen, waarom het gaat,
persoonlijk sterk geïnteresseerd zijn,
spreekt het van zelf, dat zij alleen
maar vertellen wat zij kwijt willen
zijn en, indien gewenscht, net als dok
ters wel doen: zwijgen over het eigen
lijke van de zaak waarom het gaat.
Maar, waar de arts, rekening hou
dende met het verschijnsel, dat de zie
ke verbeelding erger kan zijn dan alle
kwalen, wijs doet met in 't algemeen de
noodige reserve te betrachten, daar
kan in ons geval, de patiënt, het schil
derij, van eenige mededeelzaamheid
geen schade ondervinden. Integendeel,
er heerscht op dit gebied zóóveel on
kunde, en die onkunde, op Kaar beurt,
sticht zóóveel onheil, dat het den
schutspatroon der schilders, den heili
gen Lucas, niet anders' dan welgevallig
kan zijn, wanneer de pers, wier taak
het toch is het publiek behoorlijk in te
lichten, aan wat ik hier vertel, een zoo
groot mogelijke verspreiding geeft.
Een der bedroevendste verschijnselen
van onzen, op picturaal gebied toch
zooveel goeds presteerenden tijd, is 't
dat hij zoo weinig zijn aandacht wijd
de aan een goede conservatie van de
meeste schilderijen. Dat een meester
werk thans soms reeds binnen een
menschenleeftijd, de teekenen van ver
val vertoont, zou vroeger nooit zijn
voorgekomen. Evenals de, fabrikant
van artikelen, let de schilder thans
meer op het momenteel mooie effect,
dan op de duurzaamheid van wat hij
produceert. De meeste schilders we
ten van de samenstelling en chemische
en verdere werking der kleuren nau
welijks iets meer af dan de leek, en de
beheerders van onze openbare musea
noemen zich tegenwoordig niet meer
conservator, doch museum-directeur.
De wetenschap van het conserveeren
heeft zich, als zooveel in onzen tijd, ge
specialiseerd én berust thans in hoofd
zaak bij den restaurateur. Maar daar
om moet men het te meer op prijs stel
len, wanneer deze af en toe eens uit de
school wil klappen. Zonder twijfel is
het zijn persoonlijk belang dit zoo wei
nig mogelijk te doen, maar een restau
rateur, die zijn liefde voor de kunst en
de eer van zijn vak niet hooger stelt
dan al 't andere, mist de ware bezieling
om 't ooit ver in zijn kunst te brengen.
Men begrijpt uit het voorgaande wel,
van welk een overwegend belang het
conserveeren is. Wanneer men evenals
vroeger het conserveeren tot een zaak
van algemeene interesse, een prakti
sche wetenschap, had gemaakt, welke
iedere schilder, die tot het gilde wilde
worden toegelaten, een soort van exa
men moest afleggen en betuigen, dat
hij de regels van het gilde zou naleven,
wanneer, ten slotte, zooals Rubens b.v.
placht te doen, elk schilder aan den
kooper van zijn werk aanwijzingen gaf
hoe er mee te handelen, dan zou er
thans op dit gebied niet zooveel ver
warring, verkeerd inzicht en con
sternatie heerschen. Het spreekt toch
van zelf, dat het ook hier veel beter is,
als ik het zoo eens mag zeggen: te ge
nezen door te voorkomen. Wanneer,
om eens iets anders te zeggen, de mid
delen tot conservatie volmaakt waren,
dan was de restaurateur overbodig.
Hieruit vloeit ook onmiddellijk voort,
dat ook de restaurateur zoo veel moge
lijk den nadruk moet leggen op het
conserveeren. Restaureeren moet zoo
veel mogelijk zijn een opfleuren, een
„opkikkeren", zoo weinig mogelijk een
weder „herstellen" van het schilderij.
Maar dit moet ook weer niet zoover
gaan, zooals men in den laatsten tijd
steeds meer wil, met alle barsten, die
in de verf zijn te dichten en de soms
ietwat te geel geworden vernis, den
z.g. galerij toon, dusdanig weg te ne
men, dat alle gloed en meteen de patina
der eeuwen geheel verloren gaat.
Alles wat de restaurateur aan een
schilderij moet toevoegen, schaadt de
originaliteit, de zuiverheid daarvan
en, wanneer de menschheid ver genoeg
was om er zich mee te vereenigen, zou
het allerbeste zijn nooit aan een schil
derij iets toe te voegen of weg te ne
men. De Venus van Milo genieten wij
ook zonder armen en hoe vaak men
het ook geprobeerd heeft er een paar
armen bij te construeeren, nooit heeft
één dier volledige reconstructies zóó
kunnen voldoen als het beeld zónder
armen, waaraan wij nu al zoo ge
wend zijn. En al gaat deze vergelijking
nu met andere kunstwerken niet altijd'
op, daar de beschadiging van de Venus
van Milo toevallig een bizonder weinig
essentieele is en de beeldwerking er
zelfs iets geslotens door krijgt, dit
voorbeeld leert ons toch, dat het lang
niet altijd noodig is kunstwerken zóó
op te frisschen, dat het is alsof ze gis
ter geschilderd waren. Er zijn men
schen, die in verrukking geraken, wan
neer ze een oud schilderij zóó zien her-
steld, dat het is alsof het zóó van het
atelier van den meester kwam, maar i
zij houden geen rekening met het ar-
chaeographisch karakter, dat een
kunstwerk altijd min of meer moet
hebben. Het prouveert voor een schil
der, wanneer zijn verven na eeuwen
nog zoo frisch zijn, maar die frisch-
heid mag nooit het gevolg zijn v an een
forceeren van dat archaeographiscli
karakter. Een kunstwerk boezemt ook
eerbied in door zijn eerbiedwekkenden
ouderdom, en het sterke oppoetsen er
van, dat sommige restaurateurs zich
veroorlooven doet soms denken aan de
bedenkelijke toiletgeheimen van een
ouden viveur, die niet tevreden is de
eigen glorie van zijn ouden dag waar
dig te genieten, maar die de natuur dei-
dingen geweld aandoet en poogt te
vervalschen op een wijze, welke weer
zin wekt. Een schilderij moet geheel de
sfeer ademen van haar eeuw. Anders
heeft men 't archaeographiscli karak
ter er van te niet gedaan. Let wel, ik
spreek niet van 't archaeïstisch karak
ter, maar uitdrukkelijk van het ar
chaeographiscli karakter. Een schilde
rij moet de innerlijke kroniek zijn van
haar eigen tijd, uiterlijk ook die van
den tijd, welke tusschen dien eigen tijd
en den onze ligt. Het moet een archaeo
graphiscli, dat is een den loop der
eeuwen in haar uiterlijk min of meer
registreerend karakter dragen. Men
moet dus aan een schilderij, ook uiter
lijk, direct kunnen zien dat het bv. 3 a
,4 eeuwen oud is. Een oud schilderij
mag er niet nieuw uitzien. Een archae-
ographische vervalsching, die zich
ook in de essentieele waardeoring van
'n kunstwerk wreekt. Want van een
zoodanig gemoderniseerd kunstwerk
mag men ook verwachten, dat het aan
zekere moderne eischen voldoet en
dat doet zelfs niet in alle opzichten
oen Rembrandt. Ook zijn glorie komt
het voordeeligst uit, wanneer we hem
plaatsen in de lijst van zijn tijd. Wan
neer Rembrandt thans leefde, zou hij
zelf vele dingen anders zien en schilde
ren. Wie van Rembrandt's schilderijen
dus de patina der eeuwen wegneemt,
begaat daarmee dus niet alleen een
zonde tegen den heiligen geest der
eeuwige wording, maar is ook incon
sequent omdat hij wel het gewaad dei-
eeuwen poogt te vernieuwen, maar niet
Rembrandt's gansche schildering en
voordracht, die van zijn tijd niet te
scheiden zijn.
Hoe grondiger wij de kwestie van dit
standpunt beschouwen, hoe meer van
zelf sprekend komen wij tot de con
clusie, dat een al te vrijmoedig ingrij
pen, zooals sommige restaurateurs
zich me.enen te moeten veroorlooven,
geheel uit den booze is. Op zich zelf
heeft een oude patina al iets heel
moois, dat men wel poogt na te maken,
maar dat toch in namaak nooit het ont
roerend wijdingsvolle van de echte, na
tuurlijke patina krijgt. Zij ligt als een
stille dauw, een onbeschrijfelijke teere
sluier over het schilderij. Het is of
Gods adem zelf er over neergestreken
is en het heeft gewijd met het mysterie
der eeuwen. Het is alsof méér nog
spreekt van eeuwige dingen. En, waar
dit toch het doel der kunst is, waarom
neemt men een zóó schoon medium
daartoe dan toch weg. Stel eens, dat
een Paulus weer onder ons opstond,
met in zijn gewaad en in al zijn geba
ren de atmosfeer der eeuwen, zouden
wij dan niet knielen voor dit wonder.
Maar vertoont een schilderij van Rem
brandt niet op haar wijs voor ons dit
zelfde wonder! Zijn apostelen, zijn pa
triarchen, zijn,.nu bijkans vier eeuwen
oud waarom zouden wij die eer
biedwaardige glorie .van vier eeuwen
moedwillig verstoren, de sfeer breken,
waarin zij tot ons het meest sugges
tief spreken! En toch geschiedt dit
maar al te vaak.
Het schijnt, dat sommige restaura
teurs er een roeping van maken, oude
schilderijen zóó ver van schoon te ma
ken, dat de schildering geheel bloot
komt te liggen. Schilders hebben mij
wel eens verteld hoe zij van zoo'n
„scherp" schoongemaakt schilderij
schrokken. En dit zal niemand ver
wonderen, die weet hoe de oude mees
ters schilderden en hoe de verf en de
vernis en de schildersgrond zich met
tertijd houden. Ieder weet wel dat olie
verf in de open lucht niet langer dan