„De Wiskottens" hard schot van hem vlak naast de ver ste paal vliegt, buiten bereik van Van der Wint. Eindelijk, als de rust reeds in het ge zicht is, werkt Stormv. zich los. Visser forceert een doorbraak en rent in com binatie met Asbeck op Van Hemert af. Via Blinkhoff belandt het leder bij Ol denburg, wiens har-de schuiver juist in het zijnet komt. Eens komt Barend even in de verdrukking. Met een for- sche elleboog-duw stoot hij zijn bela gers van zich af, wat Westerbeek be straft met een vrije trap tegen Stormvogels. Spoedig daarna is het rusten. De tweede helft brengt een gewijzigd D. F. C.-elftal in 't void. De eerste aan val komt van Stormvogels-kant! Snoeks geeft een fraaien through-pass, waar na Sint hard naast schiet. D. F. C. ant woordt met een tegenbezoek, waarbij Ruys hard tegen de lat schiet. De Stormvogels zijn er nu iets beter in. Sint maakt den bal mooi vrij en schiet keurig in den rechter-bovenhoek, doch Van Hemert redt niet minder mooi. Na 7 minuten kan Bouman, die met Lebret stevig staat te backen, Oldenburg niet houden. Hij schiet hard in; wel stopt Van Hemert, maar hij werkt den bal niet ver weg en Sint heeft geen moeite nummer drie te scoren (30). Nauwelijks is afgetrapt, of Sint staat weer alleen voor den Dordschen reus, die nu niet behoeft te visschen, aange zien Sint naast schiet. Ondanks den achterstand, denkt D. F. C. nog aan geen opgeven. De rechts buiten profiteert van zijn onvoldoende en zet enkele malen fraai voor. Uit een dezer voorzetten schiet Versluys hard in. Vallend stomt v. d. Wint den bal voor Van Dam's voeten, die juist zal schieten, als Struys hem den bal oiit- neemt. Een kogel van Sigmond ver dwijnt in v. d. Wint's veilige armen. Oldenburg breekt een paar maal snel door, doch schiet in 't zijnet in plaats van voor te zetten. Bij een dezer door braken blijkt hij zich geblesseerd te hebben, waardoor hij zich vrijwel niet meer geven kan. D. F. C. wordt nu veel sterker. Van de beide vleugelspelers dreigt het meeste gevaar. Het binnen- trio schiet ontzettend slecht, al moet erkend worden, dat het geluk niet met hen is. Bij een paar weinig georgani seerde aanvallen krijgen Snoeks en Blinkhoff Sr. een goede kans, doch bei den falen met schieten. Het spelpeil aan Stormvogels-kant wordt er intusschen niet beter op. Van één elftal is weinig sprake. Elk speelt wat op eigen houtje. Bij een uitval van Asbeck blijkt deze een pees te hebben gescheurd en moet hij het veld verlaten. In de resteerende minuten doet D. F. S. alle moeite een tegenpunt te maken, doch niets lukt. Als Westerbeek tijd fluit, heeft Stormvogels nog steeds een- 3—0 voorsprong. /21/, jarig bestaan Stormvogels. Maandag was het 12'l, jaar geleden dat Stormvogels werd opgericht. VISCHOMZCT. De vischomzet in de rijlcivisehhillen te IJmuiden bedroeg in November ven dit jaar f 1.536.105 tegen i 1.320.066 in November van het vorig jaar. door 78 RUDOLF HCRZOO. „Emilie Ze schrok op. Verbouwereerd, alsof ze op een verkeerdheid betrapt was geworden. En toch beefde het lachje nog om haar mond. „Ja, Ewald 7" „Het wordt nu langzamerhand meer dan tijd dat ik opsta. Ik dagdief hier den godganschelijken dag, laat me vertroetelen als een kind." „Ik doe 't zoo graag, Ewald." „Emilie, waarom ben je eigenlijk hier zoo heel anders dan in Bannen?" „Ben jij ook niet anders geworden? Men moet de menschen alleen maar ge legenheid geven zich te ontwikkelen, ook de meisjes. De eigene opvoeding verandert menigmaal veel aan datgene, wat men van huis uit als kruidje-roer mij-niet mee gekregen heeft." „Hetgeen vader en moeder goed be komt, bezorgt zoon en dochter maag pijn." „Ewald, aan jou is toch een dominee verloren gegaan." „Dat komt van het lange liggen. Le diggang is des duivels oorkussen. Van middag sta ik op." „Als je mij één ding belooft .Er niet tusschen uit te zullen knijpen." „Neen," zeide hij trouwhartig, „ik verlaat je niet. Op mij kan je rekenen." „Geloof je, dat dat Paul nog te rug komt?" „Zondag zeker. Dat is nog 'ns 'n beste kerel. Je hadt moeten zien hoe blij hij St Nicoiaasbede, van een ziek meisje. Sintje, luister, naar wat ik U vraag, 't Lot is zoo zwaar, dat ik draag. 'k Lig, voor 't raam, en zie op straat, En hoor, wat ieder kindje bepraat. De een vraagt een pop, d'ander een wagen, Zij hebben geen lot, als ik te dragen. St. Niklaasje, neem uit mijn hart, De jong dragende kindersmart. Oh, St. Niklaasje, dan dank ik U zeer, En keert, voor mij ook de vreugde weer. HENK DE BOER. SCHEEPVAART. IJ m u i d e n. Aangekomen 26November: Frey, st., Londen, stukgoed om bij te laden, Hoogovens27 NovemberAlbr. W. Sel- mer, st., Amsterdam, ledig, om te laden, Hoogovens. Vertrokken 26 November Frey, st., Stockholm, via Amsterdam, ijzer en stuk goed. V e I s e n. Vertrokken 27 November Venus, st., Leningrad, ledig. Het met een lading erts voor de Hoogovens alhier van Caen aangekomen Ned. stoomschip „Katwijk" rapporteert dat het bij het vertrek uit de haven van Caen in aanvaring is geweest met hetEngelsche stoomschip „Claeriight", waardooor de „Katwijk" lichte schade bekwam boven de waterlijn. Het stoomschip „Vechtstroom" van de Hol!. Stoomboot Mij. is alhier 24 uur over tijd van Huil aangekomen, wegens storm weer. Het stoomschip bekwam op reis schade aan dek, terwijl door een stortzee eenige haspels overboord zijn geslagen. Het van Swansea met kolen hier aange komen Engelsche stoomschip „Fedelma" had door den storm een der scheepsbooten. verloren. In de haven van Coruna zijn ten gevolge van het omslaan van twee sloepen tijdens een storm, 14 personen verdronken. De scheepvaart in Het Kanaal is ten gevolge van het losslaan van mijnen ge vaarlijk. In handelskringen eischt men uit zending van een vernietigingsflottilje, zooals dit na den oorlog geschiedde. Oedurende de maand November 1924 werden te IJmuiden door de Noordzee sluizen geschut uit zee 276 stoomschepen met 1.638 515 Kub. Meter en 8 zeilschepen met 11.398 Kub. Meter inhoud en naar zee 297 stoomschepen met 1,771.376 Kub. Meter en 4 zeilschepen met 8044 Kub. Meter inhoud. De aanvaring tusschen de „Rijnstroom" en de „Rembrandt". De Raad voor de Scheepvaart heeft een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van de aanvaring op het Noordzeekanaal tus schen de stoomschepen de „Rijnstroom" en de „Rembrandt" resp. van de „Hol iandsche Stoomboot Maatschappij" en de „Stoomvaart Maatschappij Nederland". De kapitein van de „Rijnstroom", het eerste gehoord, verklaarde op 25 October des namiddags om 12.15 uur bij prachtig wear te zijn uitgevaren met 16 man equipage aan boord en verder beladen met versch vleesch, groenten en verdere waren, die aan bederf onderhevig zijn. De bestemming van het schip was Leith en getuige heeft het getij willen halen omdat hij versch vleesch aan boord had. Daarom deed hij een poging, om na de Hembrug te zijn was, toen hij aan mijn bed zat en ik hem van mijne ideeën voor geheel nieu we patronen vertelde, die een modern tijdperk zullen openen. Dit wordt de moderne fabrikant. Vroeger heb ik hem eens uitgelachen, toen hij mij uit wilde leggen, dat in iederen fabrikant iets van den kunstenaar steken moet. Nu begrijp ik het. De wereld blijft nu een maal niet stil staan. En vraag en aan bod nemen met den vooruitgang toe." „Steekt er ook in Gustav een soort kunstenaar?" „Een arb'eidskunstenaar! Dat is num mer een! Zonder hem helpen de mooi ste ontwerpen niets." „Weet je waarom hij je gisteren niet bezocht heeft?" „Paul zeide, dat hij naar Zinters ge gaan was om mijne schulden te beta len. Ik was in den beginne woedend over deze inmenging. Maar toen ik na derhand vernam, dat ze nu ook mijne patronen op de fabriek gebruiken, vond ik het goed. Bovendien „Bovendien?" Hij lachte een verlegen jongenslach je. „Och niets. Het verheugt mij alleen, dat de Zinters onzen Gustav ook eens te zien1 gekregen hebben. Die zal hun wel respect voor den naam Wiskotten hebben ingeboezemd. Vooral die co quette zwarte kat." En zijn gezicht werd grimmig. „Wat is dat voor 'n zwarte kat?" „Gretchen Zinters heet ze," zei Ewald. „Ik spreek er liever niet over. Hoor eens, Emilie, zeg er Anna Kölsch niets van. Ik laat me niet gaarne uit lachen. Door haar wel het allerminst." „Was die Gretchen dan een vlam van je, groote jongen?" gepasseerd, de „Rembrandt", dia voor de „Rijnstroom" voer, voorbij te komen. Wel wist hij, dat het volgens art. 14 van het Bijz. Reglement verboden was, dat schepen, die in dezelfde richting gaan, elkaar voorbij varen. Had getuige echter achter de „Rem brandt" blijven varen, dan had hij niet eerder buiten kunnen zijn dan 3.40 uur Eng. tijd, terwijl hij nu om 2.30 uur Eng. tijd buiten kon zijn. Het gevolg daarvan zou geweest zijn, dat het schip Maandag morgen om 5 uur in Leith reeds aange komen zijnde, alsdan gelost had kunnen worden. Ware hij evenwel achter de „Rem brandt" gebleven, dan zou eerstom 10uur in den morgen de lossing aangevangen kunnen zijn en in dit geval had men de markt gemist. Dit in aanmerking nemende en tevens omdat het dikwijls gebeurde, laat het zich begrijpen, dat getuige graag voorbij wilde varen. Hij gaf dit den loods te kennen, die daarop antwoordde „het te zullen probee- ren". De loods heeft toen 5 waarschuwing- stooten gegeven, waarop de „Rembrandt" aanvankelijk niet reageerde. Na 10 minuten gaf de „Rembrandt" echter een stoot ten antwoord, waarop de „Rijnstroom" nog maals twee malen het sein liet hooren, wat beteekende, dat voorbij zou worden ge varen. De „Rembrandt" daarop weer een stoot gevende, bleef „stuurboord uitloopen" en getuige stuurde „bakboord uit". Het roer wilde echter niet bakboord uit, ook niet, toen hij de vaart versnelde op halve kracht. Doordat het roer niet luisterde, kwam de „Rijnstroom" in de zuiging van de „Rem brandt". Achteruitslaan hielp niet. Integen deel, de aanvaring zou nog ernstiger ge volgen gehad hebben. Ook nu was de aanvaring onvermijdelijk, doch bleef de schade tot een minimum beperkt. De „Rembrandt" werd midscheeps geraakt, boven de waterlinie. Ook de beschadiging welke de „Rijnstroom" verkreeg, zat boven water. Oetuige herhaalde nogmaals, dat het voorbijvaren dagelijks gebeurt, hoewel het verboden is. De loods van de „Rijn stroom", die vervolgens gehoord werd, verklaarde dat hij geweten heeft, dat het voorbijvaren verboden is. Niettemin heeft hij den gezagvoerder het advies gegeven om de „Rembrandt" voorbij te stoomen. Hij deed dit om de scheepvaart te helpen, die toch al in Amsterdam van alle kanten wordt tegengewerkt, hetzij door de sluizen, hetzij door de bruggen. De verklaringen van dezen getuige kwa men verder overeen met die door den gezagvoerder afgelegd. Tenslotte deelde de loods van de „Rijnstroom" nog mede, dat hij meermalen de schepen is voorbijge varen, zonder dat er ongelukken voor kwamen. De loods van'de „Rembrandt" gaf ver volgens zijn lezing van het gebeurde. Toen de „Rembrandt" de Hembrug was gepas seerd, zag getuige de „Rijnstroom" achter hem aankomen. Toen hij daarop het signaal van de „Rijnstroom" hoorde, dacht getuige „Die wil mij zeker voorbijvaren". Oetuige wist wel dat dit verboden is, maar het was hem ook bekend, dat het wel meer gebeurde, hoewel het hem in de anderhalf jaar, waarin hij dienst doet, nog nooit is overkomen. Terloops merkte getuige op, dat, als de gelegenheid zich zou hebben voorgedaan, hij ongetwijfeld eveneens de overtreding zou begaan heb ben. Na het signaal van de „Rijnstroom" te hebben gehoord, beraadslaagde getuige met den kapitein, waarop besloten werd, een stoot ten antwoord te geven, hetgeen beteekende: „Ik wijk stuurboordzijde uit". „Een heel sluw, uitgerekend schep sel is het. Ze zou graag de groote dame willen spelen, daarom doet ze lief. En ik ben er ingeloopen." „Dus een blauwtje heb je al te pak ken?" Hij bewoog zich onrustig onder zijn deken. De jongelingshoogmoed steeg hem naar het hoofd en verfde zijn voorhoofd. „Een blauwtje! Dat is nog de vraag. Als zich zoo'n nest heeft la ten kussen alsof de politoer er af moest en dan eensklaps zegt, dat ze van lie den af bedankt voor de eer, omdat de ander op zwart zaad zit: dat is toch geen blauwtje?" „Zoo een dus ben jij er?" vroeg Emi lie Wiskotten. „Dan moest men zich zoo gauw mogelijk van je afkeeren." Maar toch trók ze een stoel naderbij en ging naast den divan zitten. „En aan die moest Gustav respect inboezemen?" „Ik hoop dat hij het gedaan heeft." „En als ze ook met hem coquetteert? Is dat van haar te verwachten?" „Van haar is te verwachten, dat ze het zelfs met den paus probeert." „De paus is Gustav nu juist niet vond Emilie en ze trok de wenk brauwen samen. „Neen, maar Gustav Wiskotten is hij." „Kan die dan geen domme dingen doen?" „Die zijn in vergelijking met zijne deugden zoo klein, dat men ze over het hoofd ziet." „Maar als ze hem nu ook gekust heeft? Hij kan toch wellicht schielijk gedronken hebben?" „Wel, dan neemt hij thuis den tan denborstel." De „Rijnstroom" beantwoordde dit signaal met twee stooten en toen dacht getuigej: „die gaat bakboord uit". Daarop heeft de „Rembrandt" weer een stoot, gegeven dat beteekende„Ik blijf stuurboordzijde". Op een desbetreffende vraag deelde de loods van de „Rembrandt" nog mede, dat het met oog op de veiligheid wei mogelijk is, voorbij te varen. Dat het vaak gebeurt, wist get. niet. Mr. O. Seret, de verdediger van den gezagvoerder van de „Rijnstroom" betoogde, dat art. 14 van het Bijz. Reglement een dier wetsbepalingen is waarvan gebleken is, dat zij niet leeft in de practijk. In dit verband wees hij op een in 1920 door den Raad gedane uitspraak, waarbij bepaald werd (dat schepen, die in dezelfde richting gaan, elkaar niet voorbij mogen varen) niet onder alle omstandigheden is te hand haven. Pleiter liet uitkomen dat art. 14 niet al te streng mag worden genomen. Ook de loods, dus de Rijksambtenaar, scheen de overtreding van art. 14 niet erg te vinden. Overigens dient er op gewezen te worden, dat de gezagvoerder van de „Rijnstroom" handelde uit den drang, door de Directie van de Holl. Stoomb. Mij. op hem uitge oefend, om Engeland spoedig te halen. Bovendien was het gewoonte om de schepen voorbij te varen. Neem aan, dat de gezagvoerder aan zijn reederij zou hebben meegedeeld dat hij Leith niet op tijd kon halen, doordat hij achter de „Rembrandt" moest blijven varen, dan zouden zijn uren misschien geteld zijn geweest. Anderzijds betwistte pleiter, dat door de overtreding van art. 14 de aan varing zou zijn veroorzaakt. De oorzaak van de aanvaring is, dat het roer van het schip niet in orde was. En ook daarvoor kan dezen gezagvoerder, die tevoren op de „Rijnstroom" niet had gevaren, niet aansprakelijk gesteld worden. Pleitei drong er bij den Raad op aan den gezagvoerder van de „Rijnstroom" vrij te laten uitgaan. De Inspecteur voor de Scheepvaart de heer van der Boom, zeide zich goed te kunnen voorstellen, dat men in de praktijk geen gevaar in het passeeren ziet. Volgens spr. moet de Raad in de eerste plaats re kening houden met de praktijk, want juist door een college als de Raad is, mag niet uit het oog verloren worden, dat naast het geschreven recht in aanmerking dient ge nomen te worden de gewoonte. Meermalen blijkt, dat de praktijk afwijkt van de voorschriften. In het onderhavig geval is het passeeren, gezien het mooie weer, best mogelijk ge weest. Toch moet de klacht tegen den gezag voerder, dat hij art. 14 heeft overtreden, gegrond worden geacht, hoewel men van meening kan verschillen omtrent de meer dere of mindere beteekenis van deze over treding. Art. 14 is te imperatief en spr oordeelde, dat onder de gunstige omstandigheden, waarin men dit prachtige weer verkeerde, het volgens hem mogelijk moest zijn, van dit artikel af te wijken in het belang van de scheepvaart. De Raad zal later uitspraak doen. Uitspraak doende betreffende de aan varing tusschen het stoomschip „Strabo" en het binnenstoomvaarluig „Nieuwe On derneming 11" heeft de Raad voor de scheepvaart als zijn oordeel uitgesproken, dat deze aanvaring in de eerste plaats is toe te schrijven aan de mist. Dat de „Nieuwe Onderneming II" den zuidwal vasthield Is „Is dat zoo zeker „Bedenk maar eens, hoe woedend hij was, toen hij mij onder de wegwerkers ondekte. Omdat 'hij bang was, -dat ik me vergooid had. En voor zich te ver gooien is Gustav nooit te vinden ge weest. Soms een stevig glas' dat het dampte, of eene kloppartij, zooals toen maals op de fabriek dan echter: hoofd rechtop en alles bij het oude, al les op zijn plaats." Zij droomde en antwoordde niet. Daar had je nu dezen jongen Ewald. En zoo jong als hij was, had hij reeds zijn avontuur achter zich. En toch bleef hij de frissche, trotsche jongen. Zou dat de onbedwingbare jeugd der mannen zijn? Het onvervalseht natuurlijke stuk wildheid en piratendom, waaruit de krachtiger cultuur zich ontwikkelt? Edele wijn uit heeten most. Bij dezen most, dezen Ewald, begreep ze het zoo goed. En bij Gustav had er zich hare Barmer meisjesopvoeding van den eer sten dag af tegen verzet, de onbekom merde, onbedwingbare jeugd van den man in hem te begrijpen. Twee jaar slechts was hij op hun huwelijksdag ouder geweest dan die groote jongen daar. En ze had jaar in, jaar uit iedere jeugdige opbruising in hem door eene scène onderdrukt. Totdat hij er genoeg van gekregen had en zijne dorstige oogen op vreemde weiden vestigde Lag hier bij hem de grootste schuld, of bij haar En het wilde haar maar niet uit de gedachten, wat Ewald straks over de „domme dingen" gezegd had. „Die zijn in vergelijking met zijne deug den zoo klein, dat men ze over het hoofd ziet." Dit was het gezichtspunt, dat haar ontbroken had. Zij gaf zich begrijpelijk en daartoe .had^het schip zc zeker het recht. Een andere vraag itechl of dat schip voorzichtig genoeg he gevaren en of het zijn komst op voldoen wijze heeft kenbaar gemaakt. Wat de mi signalen betreft, kan worden geconstateei dat de schipper van de „Nieuwe Ondert ming II" beweert ze te hebben gegevi terwijl van de zijde van de „Strabo" verklaard dat geen sein is gehoord. Mi destemeer komt hier naar voren de omstr digheid dat voor een schip, hetwelk zi in een positie van de „Strabo" bevindt mist geen geluidsein is voorgeschrevi Dit klemt hier te meer, omdat mag word aangenomen, dat de „Strabo" zichbevo ter plaatse waar de „Onderneming zi mocht bevinden, dus in het vaarwater v dit soort van schepen. De kapitein van „Strabo" voelde hier een lacune in 1 reglement; immers, na deze aanvaring I hij, bij het hooren van éen mistsein, dc eenige mannen aan dek schreeuwen, tenein de aanwezigheid van zijn schip kenbaar maken. Ook de Raad is van oordeel, dit geval duidelijk aantoont, dat de wij waarop een schip, dat zich in een dergelij positie bevindt, haar aanwezigheid] bij m moef kenbaar maken, wel verdient one de oogen te worden gezien. Ten slotte spreekt de Raad nog als z overtuiging uit. dat ondanks de ongunsti omstandigheden, de aanvaring toch n had kunnen zijn voorkomen en in elk ge' in hare gevolgen zeer zou zijn beper indien de „Nieuwe Onderneming II" mine vaart had gehad. Met het oog op de scha acht de Raad het niet aannemelijk, dat „Nieuwe Onderneming II" niet meer d 1 l'/z mijl heeft geloopen. De kapiti verklaarde zelf, dat het niet zoo erg c van mist was. Welnu, dan had hij bij kr pende vaart de „Strabo" nog tijdig verker PLAATSELIJK NIEUWS. IJMUIDEN Theater en Bioscoop. De stad die Ood vergeten heeft is n een door Ood vergeten stad, maar een st: waar men Ood, dat is de Liefde, niet mi dient en de Liefde is het Hoogste. Een vrij primitief gegeven maakt d grondslag van het scenario uit, doch wo zoo zuiver menschelijk doorvoeld weeq geven, dat men het niet alleen ziet, do dat men het mede leeft. Het zijn ge beelden, het zijn zielen. Dit openbaar zich in de zaal wel door de teekenen v afkeer en van diep medelijden. „Vader vergeef het hun, want zij wel niet wat zij doen". Die bede van den jeug gen verschoppeling, die, zelf in den hoogs! levennood verkeerende, vergiffenis vrar voor zijn belagers, snijdt door de ziel. Ontzettend is de straf, die Ood, naar 1 eenvoudig geloof dezer zielen toepast hen, die het hoogste gebod hebben v loochend Alfe natuurelementen zijn or de stad onlketend en geweldig zijn verwoestingen door den bliksem, de bra en de overstroomingen teweeggebracht, alies is zeer realistisch op het doek we gegeven en brengt de toeschouwers hevige angstspanning, wat hiervan het ein zal zijn. Naar we vernemen heeft Thalia voor eerstkomende weken een serie mooie filr waartoe deze ongetwijfeld gerekend ia worden Laten we vooral niet vergeten er bij melden, dat de muzikale illustratie uitstekt was en geheel meeleefde met de hoogi moeite, zich het aantal zijner foutr die haar altijd dol gemaakt haddi voor den geest te halen. Maar ze lev men niet. Slechts de man stond vo haar, de krachtige, energieke man, de kracht bezat met stijven nek do het leven te gaan en ruim baan te n ken voor alles, wat tot zijn geslacht 1 hoorde. En langzamerhand, terwijl ze schaamte in hare wangen voelde klc pen, begon ze tot de overtuiging te 1 men, dat ze mannen waren, tegenoi wie kinderachtige vitzucht en opm kingen eene misdaad aan hunne p> soonlijkheid, een diefstal aan hun ven zijn. „Hemel," dacht ze bevend, a of ze een gevaar doorstaan had, dat nu pas inzag, „die erkenning hebt we met een half jaar onzer jeugd mj ten betalen." „Emilie?" hoorde ze naast zi Ewald's stem. „Ja?" vroeg ze en schudde het hoo alsof ze zich van lastige gedacht bevrijden wilde. „Dus dat heb je mij beloofd. Gi woord tegen die Anna Kölsch!" Zij stond op en streelde hem over I haar. Dat had ze vroeger niet geku Niet bij haar man. „Heb je zoo'n he aan haar?" „Hekel? Dat niet. Maar ze heeft i in hare oogen, dat ik niet verdraf kan." „Wat dan?" „Zoo iets maagdelijks." „Schaam je, Ewald." ^_rl. Wordt T»rrolf<

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1924 | | pagina 2