MT GROOTE OPRUIMING
WT Zie onze tien Etalages
Zaterdag 3 Januari namiddags 3 uur isgint da
D. BaisJzn., Makelaar
Motordienst „DILp"
Os Wifkottsns'
van alle voorradige Heeren-, longeheeren- ©n Kinderkleeding
Mode-Artikelen, Hoeden en Petten
©©ar overzioSxt Treur oh:
l'BEGRAFENIS-VEREE®I6IN 6
TE IJMXJ1DEN.
H. KROONSBKRG, Jnlianakade 21.
Dagelijks, hehalve Zon- en Feestdagen van
IJmuiden 9 uur vm, van Amsterdam
4 uur n.mTelefoon 415
XV, Umnider Agentuitoii
en Adnunistxntiekantoor
Hypotheken,
Seheepsyerbaoden,
BISGHOFF
33©c3.C3.©it ©xr T«^IJt©ix
.3.4.
BRAND-, INBRAAK- EN AUTO-VERZEKERINO
Vraagt inlichtingen I Belast zicb met aan en verkoop van woningen,
enz. Hypotheken. KANTOOR KERKSTRAAT 5
Opgericht 1890.
Bestellingen bij den heer P. BLOKKER Amstelstraat 5.
BELEEFD AANBEVELEND.
Bestelt TJw drukwerk hij de
N, V. Drukkerij Sinjewel
Nette uitvoering. Billijke prijzen.
Kanaalstraat 65, IJ mulder, Dir. s L. M. Camman Telefoon 103
Agentschap van de Nationale Hypotheekbank
Agentschap van de Rotierdisrnscïie Scheepshypotb'eekbatik
Verzekeringen Bouwcredieten, Crediethypoiheken,
Voorschotten, Boekhouding an .AdrainlstratlCn
SS
88
door
RUDOLF HERZOO.
HOOFDSTUK VIII.
Toen het eerste morgenlicht door de
vensterluiken gleed, ontwaakte Gustav
Wiskotten uit een vasten slaap. Hij
knipoogde en verroerde zich niet. De
pendule in de huiskamer sloeg zes uur.
Dadelijk daarop floot de fabriek, schril
en langgerekt. Dit maakte zijne op
merkzaamheid gaande. Wat? Zeven
uur geslapen? Achter elkander? Dat
mocht in de kalender wel rood aange
streept worden.
Stil! Wat was dat voor een gebabbel
in do kamer naast de zijne? Hij sprong
op. „De kinderen!"
Vlug als de wind was hij in de klee-
ï-on. Iloe het water vandaag verfrisch-
tc .Terwijl hij zijn toilet voltooide,
stond hij reeds luisterend aan de deur.
De kleine Gustav had zeker iets uitge
haald, want daar binnen bleven ze
maar lachen. Al's hij nu binnentrad en
de kleuters overviel! No-g juist bedacht
hij zich. Verduiveld ja, Anna!
Hij lachte bij zichzelf. Wat zou het
meisje geschrokken zijn. Toen trom
melde hij tegen de deur.
„Opstaan^ jullie langslapers!"
„Wij zijn "al lang op. Sliep uit, u hebt
u verslapen!"
Hij bleef doodstil staan, en- nam het
geluid der kinderstemmen geheel in
zich op. „Komt in de huiskamer, schob
bejakken!"
„Is tante Anna ook een schobbe
jak?"
„Ik zal haar eerst nog eens aankij
ken."
In de huiskamer vond hij de koffie
tafel reeds gedekt. Sinds een half jaar
had hij zijne -morgenkoffie -op het kan
toor laten brengen. Nu zat hij op zijne
oude plek van heer des huizes en
wreef zic-h de handen-,
„Goeie -morgen, Anna. Goed gesla
pen? Wel wel, ben je daar ook, jullie
trawanten!"
- Dit ihemelsche spektakel, dat de kin
deren bij -de begroeting maakten! Nu
wist -men tenminste, -d-at de nacht voor
bij en -de morgen gekomen was! En
men sloop dien dag niet binnen, z-ooals
men er uit gekomen was.
„Nu eten. Hebben jullie trek?"
I „Gu-stav wou op bed reeds een boter
ham hebben!"
S „Jongen, van morgen af krijg je de
spreuk boven het bed: „Veelvraat
noemt men -dit dier wegen-s zijne vraat
zucht!"
„Ik wilde alleen bij Emilie de krui
mels maar in het bed schudden, dat
het jeuken zou."
„Schaam je, mijn zoon. Op die ma
nier verkeert men niet met jonge da
mes."
„Papa, Gu-stav heelt mij iets in 't
oor gezegd."
„Wat dan, hartje?"
„Hij heeft gezegd, ik bon geen jonge
dame, ik ben een kuiken."
j „Gustav zal zic-h nog meer onbe
mind makten, -denk ik. Anna, daar heb
je een mooi vrachtje op de schouders
geladen-."
„Het zijn Wiskotten-s," lachte het
meisje ihem toe.
„Ah -zoo dat bete-e-kent zeker, dat
ik zelf -ge-en haar beter ben? Ik trek me
nu in de fabriek terug. Daar heeft men
ten minste respect v-oor me."
„Doe mijne groeten aan vader."
„Zal v-oor gezorgd worden." Hij
zwaaide met zijn pet naar de tafel cn
verliet -de kamer. Tot bij do voordeur
-drong het lawaai der kinderen tot
hem door.
„Goeie morgen, Christi-aan."
„Morgen, mijnheer Gu-stav. Nou? Is
-de- -honderdduizend) er al uit? Ik heb
een zesti-gj-e."
„I-k ben er met een dubbelen inzet
uitgekomen, Christia-an."
„Wat u zegt! Ik heb bij het kolen
scheppen nog geen diamant gevonden.
Eens een hoefijzer."
„Dat brengt geluk."
„Daarop wil ik 't nog een jaar of
twintig wagen."
„Hé, Kölsch! Morgen! De groeten
van Anna!"
„Go-eie morgen, mijnheer Wiskotten,
hebt u uw haar al laten knippen?"
„Neen-. Hoe zoo?"
„U ziet er zoo j-on-g uit. Zijn de kin
deren vroolijk?"
„Ach, Kölsch, als dat vro-olij-k is, da.n
i-s -een vel-dslag bij de Turken een bal
let."
Hij tikte tegen zijn pet en haastte
zich het kantoor te bereiken. Reeds
werd er gefloten v-oor den schafttijd
van achten. Zoo 1-aat was hij nog nooit
geweest, maar toch speet het hem niet.
„Waar ruikt het hier naar?" vroeg hij,
I
toen hij binnentrad, en -snoof in de
j lucht.
- August keek op. „Je wordt zeker lie-
I derlijk, Gustav?"
j „Ik? Voor mijn part liederlijk. Waar-
om?"
„Gisteren- verdwijn je spoorloos uit
j de fabriek en komt -d-en heelen dag
niet meer te voorschijn, en vandaag
j „Zeg, 't 'stinkt -hier gemeontjes."
„Als men ro-se brieven -krijgt, zou het
zeker naar wierook moeten ruiken?
Daar, tusschen je particuliere corres
pondentie. Neem toch eindelijk dat
ding weg. Het verpest hier de heele
lucht."
Hoofdschuddend keek Gu-stav Wis
kotten naar het rose couvert tusschen
zijne brieven-, nam het voorzichtig met
de vingertoppen op en hield het tegen
zijn neus. „Daar -zit zeker een heel
mus-kusdier in."
i „Speel nou maar niet den onnoozele.
Ik raad- je alleen te maken, dat je er
mee buiten komt. Al-s moeder hier bin
nen treedt en het ruikt, dan heb je het
lieve leven gaande."
„Maar ik heb er -geen flauw vermoe
den van," mompelde Gustav Wiskot
ten- en scheurde -de envel-oppe open.
Slechts één blik wierp hij op de on-der-
teek-ening. T-o-en frommelde hij den
brief ineen en stak hem in zijn broek
zak. „Geef de ingekomen bestellingen
eens hier."
Hij vloog de correspondentie door,
maakte aanteekenin-gen, -deed een paar
nijdige vragen -en verdween.
„Die is zeker geheel van God verla
ten Hierheen te schrijven!"
Hij zocht achter de ververij een ver
borgen plekje a-an de Wupper op,
spiedde al-s een schooljongen naar all-
kanten om zich heen en haalde dei
-brief uit zijn zak. „Rose papier! Juis
iet-s v-oor mij!" Hij streek het papie
op do knie glad en las:
Hooggeachte vriend en weldoener
- Eigenlijk moest ik kwaad op u zijn
want u hebt geen woord gehouden en,
mij niet geschreven, hoe vast u het ook
beloofd -h'ad. Ma-ar als ik aan u denk,
en dat -doe ik altijd, kan ik toch niet',
kwaad op u zijn. Ik zo-u z-oo graag uwe]
groote fabrie-k eens bezichtigen, om
zelf lint en kant uit te zoeken. En dar
zullen we -ergens h-een rijden-, waar -Ml
heel mooi is. In alle ee-re. Maar en
h-eel, heel hartelijken ku-s wil ik u tocl
re-eds geven, want ik heb u even lief
aiis u mij. En als u uwe belofte houdt
en- mij aan het tooneel laat gaan, no;
veel meer. Daar ik nu een groot ver
langen naar u héb, kom i-k Woensdag
morgen naai' Barmen en stuur een jon
gen -de fabriek in, of d-en portier, -op-
dat u weten zult dat ik er ben. Ik vei-;
heug me er verschrikkelijk -op en blij"
i na een hartelijken -ku-s en: groet uw
toegenegen®
Gretehen Zinters.
P.S. Schrijf niet per omgaande da
ik niet komen moet, want ik kon
toch."
Wordt vervolgd.