7J( PUROL
mgS/ia Ruwe en
Schrale huid
afgezonderd blijven, het ligt in den
wereldgang, -dat alles tot een geheel
samengroeit.
De geschiedenis, die op de scholen
wordt onderwezen, is meestal slechts
de politieke en begint bij de Egyptena-
rcn ongeveer 4000 jaren vóór Christus.
Dit is in overeenstemming met de
orthodoxe jaartelling, volgens welke
de wereld nog niet veel ouder dan 6000
jaar is. Sedert een 100 jaar heeft de we
tenschap geleerd, dat de volken, vóór
ze aan den historischen gezichtseinder
opduiken, een langdurig ontwikke
lingsproces hebben doorgemaakt.
Dezen tijd noemen we dan den prae
(vóór) historischen tijd en hoe ver de
ze teruggaat kan slechts geschat wor
den, sommigen noemen daarbij een ge
tal van 600.000 jaren. Opgravingen in
Duitschland en Frankrijk hebben
daarbij den weg gewezen.
In iiooftrekken, kan men wel zeg
gen, is de ontwikkeling van de primi
tieve maatschappijen ongeveer gelijk
geweest, ofschoon klimaat en ras ook
veel invloed gehad moeten hebben. In
de koude luchtstreken zullen de vol
ken heel wat meer energie hebben moe
ten ontwikkelen om den strijd vol te
houden dan in de warme, waar de be
hoeften zooveel minder zijn en de na
tuur zooveel meer te hulp komt. Over
de rassen sprekende zegt de heer Van
Veen, dat naar zijn meening het gele
ras, bewoners van China en Japan in
hoofdzaal'nog een zeer gewichtige rol
in de tori'omst zullen vervullen.
Wie o trent deze zaak de studie wat
uitgebreider wil opvatten, verwijst
spreker naar de „Sociale Gids", waar
in de heer IJzerman de uitkomst zij
ner studie meegedeeld heeft.
De ontwikkeling der maatschappij is
niet altijd in hetzelfde tempo van snel
heid geschied, evenmin als dat nu ge
beurt. Dit tempo is in den laatsten tijd
verbazend snel geweest, denk maar
eens aan het vliegvraagstuk, aan de
eléctriciteit, de chemie en den land
bouw. Zeer langzaam moet dat tempo
echter .geweest zijn tusschen 1400 en
400 vóór Christus, daar er zeer weinig
verschil is tusschen de voorwerpen
van kunst en gebruik in dat heele
tijdvak, blijkens gevonden voorwerpen
uit die dagen, terwijl dat verschil over
zoo groot aantal jaren in dezen tijd
enorm is.
Toch, zegt spreker, veranderde de
maatschappij voortdurend en doet het
nog, den eenen tijd sneller dan den
anderen, maar, dat er niets nienws Is
onder de zon, is niet waar, integendeel
alles is nienw onder de zon, al lijkt
het eone veel op het andere.
Da ai* onze tot nog toe gebruikte ge
schiedenisboeken slechts den histo
rischen tijd omvatten, vinden we daar
in eene verdeeling in 4 tijdvakken, de
oude, de middeleeuwsche, de nieuwe
en de nieuwste geschiedenis, loopende
respectievelijk tot 476, tot 1500, tot
1789 en tot nu, terwijl sommigen nei
ging hebben, om den jongsten wereld
oorlog weer als een mijlpaal te be
schouwen en aldus gaan spreken van
de allernieuwste.
De sociologische geschiedenis, welke
500.000 jaren verder teruggaat, eischt
eene andere indeeling. Hier onder
scheiden we drie tijdvakken: 1ste
wildheid, 2de barbaarschheid en 3de
beschaving. Velen willen daaraan nog
een vierde, het toekomstige tijdvak
toevoegen, omdat ze meenen, dat de
tegenwoordige maatschappij, verkee-
rende in het tijdvak der beschaving
zulk een gr^te wijziging zei onder
gaan, dat d- verandering vanzelf tot
een niéuwen naam zal voeren. Hoe die
grootc verandering zal groeien, waar
toe ze ten slotte zal voeren is onmoge
lijk tc zeggen al meenen sommigen,
zooals Fourier, daarvan reeds een
denkbeeld te kunnen geven.
Het tijdvak der wildheid, dus het
oudste, verdeelt men dan weer in drie
andere, n.l. dat van den Oertijd, van
de lagere jagers en van de hoogere ja
gers.
In den Oertijd bestonden geen be
kende volkeren, men leefde van plan
ten en dieren en ge' ikte houten cn
steenen w- '.tuigen, terwijl men wel
het gebru an het vuur kende, maar
nog niet kunst verstond om het te
maken. De woordenschat was nog ge
ring, men kende slechts een woord
voor spijs, voedsel, mensch.
In het tijdvak der lagere jagers had
men de houten en steenen werktuigen
reeds eene bewerking doen ondergaan,
waardoor ze doelmatiger in het ge
bruik waren, terwijl ze in het vorige
tijdvak gebruikt werden zooals de na
tuur zc opleverde. Er bad een verdee
ling van arbeid tusschen man en
vrouw plaats, en er vormden zich sa
menwerkende groepen, familiën, ter
wijl er een zeer ver gaand kommunis-
rne werd toegepast.
In het tijdvak der hoogere jagers
hebben de kenmerken van het vorige
zich verder ontwikkeld, van principi
eel Verschil is weinig sprake.
Het 2de groote tijdvak, dat der Bar
baarschheid wordt in tweeën ver
deeld: dat der veefokkers en lagere
akkerbouwers en dat der hoogere ak
kerbouwers.
Bij den naam Barbaarschheid moe
ten we een beetje van de kracht van
dat woord afdoen en niet aan te veel
afschuwelijks denken. De menschen
zijn ook nog wel jagers en visschers,
maar ze beginnen zich ook al bezig te
houden met het fokken van de dieren,
die ze zich vroeger alleen door jagen
konden verschaffen en beoefenen den
eenvoudigs ten akkerbouw. Ze leeren
het pottenbakken en kleerenweven. Ze
houden paarden, honden en koeien,
deze laatste niet zoo zeer om de melk,
als wel om haar vleesch, bloed en
huid. Met het fokken van het vee gaat
gepaard het kweeken van hun voed
sel. De urnen of potten, welke uit dat
tijdperk afkomstig zijn, zijn alle zon
der bodem en van onderen rond. Het is
alles broos aardewerk en dat wij er
nog iets van teruggevonden hebben, is
aan het toeval te danken, dat het dooi
de zon gedroogde aardewerk door
groote branden toevallig gebakken
werd en dientengevolge verduurzaamd
De positie der vrouw is in dezen tijd
Iets gunstiger dan in het vroegere lijd-
vak, omdat de akkerbouw aan haar
toevertrouwd wordt en deze een ge
wichtige rol in hun bestaan speelt. De
man bleef het aangenamer en gemak
kelijker baantje van jager en visscher
beoefenen, bet zwaardere werk was
voor de vrouw.
Dan volgt het tijdperk der hoogere
akkerbouw, waarop bijv. de Friezen
en Batavieren reeds stonden. De ak
kerbouw is belangrijk verbeterd, als
een in gebruik genomen stuk grond
goed beviel, bleef de familie er op wo
nen, tenzij ze een nog beter stuk er
voor in de plaats kon krijgen, zooals
bijv. omstreeks 400 gebeurde (groote
volksverhuizing 375) toen een groote
opschuiving der volken naar het wes
ten en zuiden van Europa plaats had.
Een familie, die een goed stuk grond
in gebruik genomen had, kreeg ge
bruiksrecht en later eigendomsrecht,
ziedaar de oorsprong van het persoon
lijk bezit en het erfrecht.
Zoo langzamerhand komt één per
soon in het bezit van een groot stuk
land en velen helpen hem bij de be
werking ervan. Het geproduceerde in
zulk een groep wordt nog alleen door
hen gebruikt, voor de markt werkt
men nog niet. Er is nu een Vroonhoe
ve ontstaan.
In dezen tijd begint men de metaal
bewerking, koper, brons en ijzer.
Nu komen we in het tijdperk der
beschaving, waarbij men weer onder
scheidt 1. de vroegste, 2. de middelste
en 3de latere beschaving.
In het 1ste krijgen we door den
ploegbouw een betere bewerking van
den grond, betere metalen werktuigen
en den overgang van de Vroonhoeve
naar het ontstaan van steden, ontwik
keling van ruilhandel en het gebruik
van het ruilmiddel bij uitnemendheid,
het geld. Het tijdperk der middelste
beschaving loopt in West-Europa tot
in de 18e eeuw.
Daarna begint de latere beschaving,
waarin de machinale productie een rol
begint te spelen en waar de differen
tiatie van den vrouwenarbeid begint.
De Duitsche socioloog, Muller—
Leyer, spreekt nu van het begin eener
lagere gesocialiseerde maatschappij,
reuzen-bedrijven beginnen te ont
staan, alsmede de betalingsbeloften,
het crediet. De machinale productie
neemt meer en meer toe.
Deze productiewijze heeft nog ge<m
opvattingen, die daaraan beantwoor
den, ten aanzien van recht, moraal,
kunst en religie. Recht wel voor zoover
dit samenhangt met de productiewijze
zelf. Daarom herkennen de menschen
deze productiewijze niet.
Wie echter Marxistisch heeft leeren
denken, verwondert dit niet. De pro
ductie-wijze bepaalt de ideologieën,
die dus achteraan komen. Aanvaar
dend de stellige overtuiging, dat deze
productiewijze bezig is zich te vor
men, dat deze vorming bevorderd
wordt door o.a. medezeggingschap en
socialisatie, komt men ook tot de vas
te verwachting, dat zich een socialis
tische gezindheid ten slotte zal open
baren.
Ook deze gezindheid kan echter in
zijn groei bevorderd worden.
Namens de vergadering bracht de
voorzitter den spreker hartelijken
dank voor zijn interessante en boeien
de voordracht.
De arbeider J. S., werkzaam bij
de Amsterdamsche Ballast Maatschap
pij en wonende te Wijk aan Zee is aan
een groot gevaar ontkomen. Hij was
naar Hl. Dbl. meldt, namelijk aan het
werk onder een zware zandknijper
toen plotseling de staaldraad, waaraan
de knijper hing, brak en het gevaarte
van ongeveer 1000 K.G. over S heen-
viel. Buitengewoon goed liep het af,
daar de knijper niet onder het vallen
dichtviel en dus open over S. heenviel,
die er nu met een beenwonde afkwam.
In de week van 1824 Januari is
In deze gemeente één geval van rood
vonk voorgekomen.
Woensdag had de af deeling Vel-
seroord der Nat. Chr. Geheel-Onth.
Vereeniging in het gymnastieklokaal
der Chr. school op Wijkeroog licht
beeldensamenkomsten georganiseerd.
Des middags waren er ruim 200 kinde
ren, des avonds waren 60 toehoorders
aanwezig. Aan de hand van een serie
plaatjes over de Plaatselijke Keuze
memoreerde de heer G. Koomen de
verwerping van het wetsontwerp dooi
de Eerste Kamer. De heer G. Voet
hield een korte rede, met als titel
„Koud of heet".
Vertoond werd „In zijn voetstappen"
naar het beroemde boek van Charles
M. Sheldon. De prachtige platen, die
de episoden uit het boek in beeld
brachten en de geschiedenis werden
met groote aandacht gevolgd.
Donderdagavond is in de school
met den bijbel te Wijkeroog de 4de
winterlezing van dit seizoen gehou
den. De heer Schuyt opende de bijeen
komst en deelde mee, dat Mevr. W. L.
Boldingh—Goemans de door haar be
loofde lezing op 16 Februari niet kan
houden, zoodat deze bijeenkomst ver
valt.
De eerstvolgende zal nu gehouden
worden den 5den Maart door den heer
Portielje van Amsterdam, die dan zal
spreken over „De jeugd van Zoogdie
ren".
De heer Schuyt verheugde er zich
op, dat de heer Eggink zich bereid ver
klaard had dezen avond een spreek
beurt te vervullen, daar de ervaring
reeds drie keeren geleerd had, dat een
paar genoeglijke uren te wachten ston
den.
Daar de heer Eggink zou spreken
over het boek Gösta Berling, dat door
bijna ieder der aanwezigen wel gele
zen zou zijn, kon men zijn oordeel
toetsen aan dat van den spreker.
Deze, het woord verkrijgende, zeide,
dat zoo er vreugde over zijn optreden
was, deze wederkeerig was, daar het
hem ook zeer aangenaam was weer
zooveel bekende gezichten te zien en
in de Velsensche sfeer te vertoeven.
Spreker zou het hebben over het
werk Gösta Berling van Selma Lager-
lof.
Deze schrijfster is 20 November 1858
in Zweden geboren en stamde èn van
vaders èn van moeders zijde van een
predikantengeslacht af. Aan een
kweekschool werd ze opgeleid voor on
derwijzeres en bekleedde dit ambt van
1885 tot 1895 te Landskrona. In dit
tijdperk, in 1891, verscheen haar 1ste
werk en dit gebeurde naar aanleiding
van het uitschrijven van een prijsvraag
voor een novelle. Het manuscript vooi-
haar boek Gösta Berling was zoo goed
als gereed en daaruit lichtte ze 5
hoofdstukken, die ze inzond. Haar
werk werd bekroond. Zeer ver
rast waren zij en hare kennissen over
deze uitkomst en het was voor haar
een aanwijzing, dat ze haar betrekking
van onderwijzeres moest neerleggen
en zich kon wijden aan een haar liever
bezigheid, de letterkunde, die haar we
reldberoemd maakte. Bij het schrijven
van haar eerste werk beleefde zij haar
gelukkigsten tijd.
De letterkunde bracht haar zoooveel
op, dat ze haar ouderlijk huis keurig
kon laten inrichten en haar moeder
een aangenamen ouden dag kon ver
schaffen, ze had een stal met 40 run
deren en er waren op de boerderij en
bare omgeving zooveel bezigheden,
dat wel 53 menschen daarop een be
staan vonden.
Selma Lagerlof was een volmaakte
kunstenares en had de betooverende
gave van vertelster. Haar werken
vloeien over van fantasiën en sproken
als de Oud-Germaansche Poëzie, han
delende over de vier Heemskinderen,
over Karei en Elegast, enz. Haar eerste
boek, Gösta Berling is vol vreemds or
wonderlijks en men doet het beste door
bij het lezen er van zich maar op het
standpunt te plaatsen van een kind,
dat nog aan sprookjes gelooft, dan ge
niet men ten zeerste, 't Is niet wen-
schelijk zich altijd de scheiding tus
schen het stoffelijke en het geestelijke
zoo duidelijk voor oogen te stellen.
Haar boek is een allegorie, maar een
fout is haar gemis aan compositie,
bouw, ze mist zelfbeperking, ze schept
maar uit haar onuitputtelijken voor
raad fantasieën, 't wordt voor den lezer
wat vermoeiend.
Maar als een roode draad loopt door
haar boek de leer, dat de liefde de groo
te motor van het leven is, zij weet ver
loren levens te herstellen, zij overwint
alles.
In hoofdstuk 29 laat de schrijfster
dit zoo duidelijk uitkomen, waar Oom
Eberhart tegenover de jonge gravin
eerst verklaart, dat alle liefde dood is,
maar er op hetzelfde oogenblik zich
voor buigt door het wegbergen van zijn
boek in een kist, die slechts na een ze
keren tijd geopend mag worden.
Hierna gaat spreker in groote trek
ken den inhoud der eerste twee hoofd
stukken bespreken.
Gösta Berling is een predikant, die
afgezet zal worden wegens misbruik
Voor
mfh van
Handen en Gelaa!
gebruik ik altijd,
407
maken van sterken drank. De bisschop
is er voor overgekomen en nu zal Ber
ling voor het laatst preeken. Hij ver
geet zijn geschreven preek en geraakt
zoo in vuur over de grootheid en de
eere Gods, dat hij zijn toehoorders pakt
en niemand vóór ontslag is.
Door een later gevolgd gesprek met
Chnistiaan Berg, één van zijn mede
drinkers, komt hij weer tot besef van
zijn minderwaardigheid en vlucht.
In het tweede hoofdstuk leidt Ber
ling het leven van een dronkaard en
komt in aanraking met de Majoorsche
die hem opheffen wil. Ze tracht dit
eerst klaar te krijgen door een gemoe
delijk woordje, maar vangt dan bot.
Nu wendt ze het over een anderen
boeg, ze doet hem vreeselijke verwij
tingen en zet hem laag neer, zegt dat
hij tot niets goeds meer schijnt te deu
gen, maar eindigt met de mededeeling,
dat zij zelf nog slechter is dan hij,
want zij heeft hare moeder geslagen.
En hiermede heeft ze haar doel be
reikt, hij zal hel pad der zonde verla
ten en trachten zich te beteren: Alleen
een sterke liefde, die zich zelf verloo
chent is in staat de zonde te breken.
Gösta Berling leidt als opzichter, ca
valier, een losbandig leven en wordt
tater huisonderwijzer op het kasteel
van Moeder Mertha, waar hij twee kin
deren Hendrik en Emma tot leerlin
gen krijgt. Hij krijgt Emma lief en van
hare moeder toestemming om haar ten
huwelijk te vragen, maar Emma ver
klaart liever te willen sterven dan te
huwen met iemand, die, zooals ze nu
gehoord heeft, een afgezette predikant
is, terwijl ze zoo gehoopt had, dat hij
de wereld met zijn aansporingen tot
het goede zooveel vooruit zou brengen.
De mystieke liefde van Emma was
niet in staat om Berling te redden
evenmin als de daarop gevolgde zon
dige liefde van Anna. Uit het avon
tuur met Anna blijkt, dat liefde ten
koste van anderen nooit redden kan.
Ten derden male heeft Berling lief,
't is nu de hooghartige liefde van een
zekere Marianne, die de schrijfster ons
doet kennen, de liefde, die zich nooit
geheel gaf, maar ook deze redt Berling
niet.
Dan komt de kennismaking met
Elizabet Dona, wier liefde zich zelf op
offerde, die durfde gaan door schuld
besef en berouw. Ze is geschaakt door
Dona en door hem gehuwd, maar door
haar man, iemand zonder verstand, in
Berling's bijzijn slecht behandeld. Er
ontstaat tusschen Berling en Elizabet
sympathie, waaruit liefde groeit. Zoo
dra ze dit weet, bekent ze het haar
man, die haar verstoot en veroordeelt
tot een maand torsen van het juk eener
slecht behandelde dienstbode. Ze
vlucht, nadat ze tot de ontdekking van
haar aanstaand moederschap geko
men is. Aangrijpend is dan de beschrij
ving van haar vlucht en achtervolging
en de ontmoeting met Berling.
Aandoenlijk is haar vragen aan Ber
ling om met haar te huwen, teneinde
het kind, dat geboren moet worden
een vader te geven. Het daaropvolgen
de huwelijk is op dienende liefde ge
bouwd. Nu is Berling gered.
Spreker noemt het een heerlijk boek.
De heer Schuyt dankte den spreker
voor zijn boeiende voordracht.
SANTPOORT.
In verband met het voorstel van
Ged. Staten van Noord-Holland om
voor het verplegend personeel der
Prow-Ziekenhuizen de 54-urige ar
beidsweek in te voeren, verzond het
Hoofdbestuur van den Centr. Ned.
Ambt. Bond een adres, waarin o.a.
wordt geconstateerd, dat deze maatre
gel lijnrecht ingaat tegen den wensch
van de groote meerderheid van het
Provinciaal-Personeel.
Het adres merkt op, dat de zeer klei
ne meerderheid (6—4), welke in de
Commissie van Overleg het voorstel
aannam, slechts tot stand kwam met
behulp van één enkele categorale orga
nisatie, die bij arbeidstijd-verlenging
geen belang had. Verder memoreert
het adres den goeden wil der organi
saties om tot bezuiniging in de Zieken
huizen te komen, getoond in het aan
vaarden van verschillende verslechte
ringen. Het voegt hierbij, dat dan ook
handhaving van den achturendag stel
lig verwacht werd.
Het spreekt er eveneens teleurstel
ling over uit dat zulks ondanks alles,
toch niet gebeurt, maar juist van deze
groep, die reeds het meest getroffen
werd en, krachtens haar inspannenden
arbeid, het minst voor arbeidstijd-ver
lenging in aanmerking komt, ook nc
weer een offer gevraagd wordt.
Bij het adres is een uitvoerige toe!
lichting gevoegd.
UIT DE GEMEENTE.
Onze bevolking.
Het afgeloopen jaar is weer zeer gun
stig geweest voor onze gemeente. Ile
zijn weer mooie cijfers, die het oven
zicht van den loop der bevoloking ti
zien geven. Een toename van bijkan
3VZ procent der bevolking, daarop zul
len slechts weinig gemeenten in on
land kunnen bogen.
De toename van 1042 zielen werd vet,
kregen door meerdere vestiging dat
vertrek van 500 personen. Dat is vooral
een gunstig verschijnsel en bij flinke'
aanbouw van nieuwe woningen zal ét
ze toename nog wel grooter wordei
Immers wonen nog honderden arbei,
ders, die hier werken, in andere gt,
meenten. En vele opvarenden van 4,
visschersvloot zullen zeker ook in on:
gemeente komen wonen, als zij een gt
schikte woning kunnen krijgen.
Het geboorte-overschot bedroeg d'
jaar 536. Het geboorte-percentage, o
25.4 per 1000 zielen, is vaak hooger g,
vveest. Todh maakt het, in vergelijkit
met tal van andere plaatsen, get.
slecht figuur. Schitterend is weder oi,'
sterftecijfer, n.l. 7.3 per 1000 zielen. X
hoewel het iets hooger is dan in 191
toen het beneden de 7 bleef is ht
heel wat lager dan het gemiddelde voo
het geheele land.
Aldus groeit onze bevolking zeer sn'
en we zijn nu Zaandam en Helder voo'
uit. Velsen is nu de vierde gemeenl'
van Noordholland geworden en dit zi
nu wel zoo blijven, want het eveneeij
snel-groeiende Hilversum, dat reet
boven de 40.000 is, zullen we wel ni'
spoedig inhalen.
Van de wijken onzer gemeente grot
Velseroord het hardst. Wie in ons lat*
weet eigenlijk wat van Velseroord r
dat het nu al 8400 inwoners heelf
IJmuiden en Velseroord samen hebb,
nu bijkans 20.000 inwoners. Een flinf
stad dus en als de straten straks me'
in elkander sluiten zullen deze twf
deelen ook een flink stadsdeel vormei'
Het blijkt steeds weer dat in onze g
meente een frissche, krachtige bevo
king woont cn dat de zeelucht en<i
goede sociale maatregelen een heilz
men invloed uitoefenen op den gezoui
heidstoestand in onze gemeente. Etl
werkzame bevolking hebben we ook
ook dat maakt gezond. 1
Aan G. W. de Vries, te Santpooi
is vergunning verleend tot het bouw-
van een rusthuis aan den Duin-i
Kruidbergerweg.
Aan de N.V. Koninklijke Nede
landsche Hoogovens en Staalfabriek
is vergunning verleend tot het ui
breiden van haar hoofdkantoor in t
Breesaap. j'
PLAATSELIJK NIEUWS.
DE STAKING.
In de N. Rott. Ct. van 22 Jan. lat'
wij het volgende onder ingezonden: i
IJmuider visschers.
Voor eenige dagen schreef „Insidi
enkele opmerkingen naar aanleidt
van mijn schrijven in uw blad van'
dezer. Ik heb daarop geantwoord, de
i achtte opneming niet gewenscht, rf
het oog op de waarschijnlijke opli
sing van het conflict.
Nu deze verwachting, helaas, niet'
uitgekomen, wilde ik, om der war
heidswille, en zonder in te zullen ga'
op alle 7 punten, waarvan slechts
punt ter zake deed, omtrent dit pi
zes het volgende opmerken. Insit
heeft n.l. beweerd, dat er nooit bij(
reedersvereeniging een voorstel i,
arbitrage van de IJmuider Crt. v
ingekomen. Welnu, hier is de ha,
waarheid.
De redactie der IJm. Crt. heeft fof
plan tot arbitrage vijf dagen te voj
aan de federatie èn aan de reeders
inzage gegeven, doch de laatsten i
ben dit in een bestuursvergadering,
gewezen. Insider kan dit niet wtj
spreken, want zoo is het geschied.)
heb niets anders beoogd, dan erop;
wijzen, dat de reeders de machtsm.
delen verkozen boven het zoeken nt
arbitragemiddelen. Ik zag hierin
recht, en nam de vrijheid erop te t
zen. 1
Insider zal ook thans de reden
keuren, die tot voortzetting dezer
king leidde, waar men f 5 per maa
verhooging vraagt der gage (wet
eisch oorspronkelijk f 10 was), ter"
de reeders aanbieden f 15 per 4
maanden gratificatie. Dit is echter t
hetzelfde, want in een dergelijk wij
lend bedrijf zal het practisch weij
voorkomen, dat deze f 15 zullen
den uitgekeerd. Onder gratificatie s
sta ik trouwens een surplus op eet j
hoorlijk loon, maar men vraagt W
loopig dit eerst, als betaling van
zeer zware n arbeid. Ik vrees, dat I'