7J( PUROL mgS/ia Ruwe en Schrale huid afgezonderd blijven, het ligt in den wereldgang, -dat alles tot een geheel samengroeit. De geschiedenis, die op de scholen wordt onderwezen, is meestal slechts de politieke en begint bij de Egyptena- rcn ongeveer 4000 jaren vóór Christus. Dit is in overeenstemming met de orthodoxe jaartelling, volgens welke de wereld nog niet veel ouder dan 6000 jaar is. Sedert een 100 jaar heeft de we tenschap geleerd, dat de volken, vóór ze aan den historischen gezichtseinder opduiken, een langdurig ontwikke lingsproces hebben doorgemaakt. Dezen tijd noemen we dan den prae (vóór) historischen tijd en hoe ver de ze teruggaat kan slechts geschat wor den, sommigen noemen daarbij een ge tal van 600.000 jaren. Opgravingen in Duitschland en Frankrijk hebben daarbij den weg gewezen. In iiooftrekken, kan men wel zeg gen, is de ontwikkeling van de primi tieve maatschappijen ongeveer gelijk geweest, ofschoon klimaat en ras ook veel invloed gehad moeten hebben. In de koude luchtstreken zullen de vol ken heel wat meer energie hebben moe ten ontwikkelen om den strijd vol te houden dan in de warme, waar de be hoeften zooveel minder zijn en de na tuur zooveel meer te hulp komt. Over de rassen sprekende zegt de heer Van Veen, dat naar zijn meening het gele ras, bewoners van China en Japan in hoofdzaal'nog een zeer gewichtige rol in de tori'omst zullen vervullen. Wie o trent deze zaak de studie wat uitgebreider wil opvatten, verwijst spreker naar de „Sociale Gids", waar in de heer IJzerman de uitkomst zij ner studie meegedeeld heeft. De ontwikkeling der maatschappij is niet altijd in hetzelfde tempo van snel heid geschied, evenmin als dat nu ge beurt. Dit tempo is in den laatsten tijd verbazend snel geweest, denk maar eens aan het vliegvraagstuk, aan de eléctriciteit, de chemie en den land bouw. Zeer langzaam moet dat tempo echter .geweest zijn tusschen 1400 en 400 vóór Christus, daar er zeer weinig verschil is tusschen de voorwerpen van kunst en gebruik in dat heele tijdvak, blijkens gevonden voorwerpen uit die dagen, terwijl dat verschil over zoo groot aantal jaren in dezen tijd enorm is. Toch, zegt spreker, veranderde de maatschappij voortdurend en doet het nog, den eenen tijd sneller dan den anderen, maar, dat er niets nienws Is onder de zon, is niet waar, integendeel alles is nienw onder de zon, al lijkt het eone veel op het andere. Da ai* onze tot nog toe gebruikte ge schiedenisboeken slechts den histo rischen tijd omvatten, vinden we daar in eene verdeeling in 4 tijdvakken, de oude, de middeleeuwsche, de nieuwe en de nieuwste geschiedenis, loopende respectievelijk tot 476, tot 1500, tot 1789 en tot nu, terwijl sommigen nei ging hebben, om den jongsten wereld oorlog weer als een mijlpaal te be schouwen en aldus gaan spreken van de allernieuwste. De sociologische geschiedenis, welke 500.000 jaren verder teruggaat, eischt eene andere indeeling. Hier onder scheiden we drie tijdvakken: 1ste wildheid, 2de barbaarschheid en 3de beschaving. Velen willen daaraan nog een vierde, het toekomstige tijdvak toevoegen, omdat ze meenen, dat de tegenwoordige maatschappij, verkee- rende in het tijdvak der beschaving zulk een gr^te wijziging zei onder gaan, dat d- verandering vanzelf tot een niéuwen naam zal voeren. Hoe die grootc verandering zal groeien, waar toe ze ten slotte zal voeren is onmoge lijk tc zeggen al meenen sommigen, zooals Fourier, daarvan reeds een denkbeeld te kunnen geven. Het tijdvak der wildheid, dus het oudste, verdeelt men dan weer in drie andere, n.l. dat van den Oertijd, van de lagere jagers en van de hoogere ja gers. In den Oertijd bestonden geen be kende volkeren, men leefde van plan ten en dieren en ge' ikte houten cn steenen w- '.tuigen, terwijl men wel het gebru an het vuur kende, maar nog niet kunst verstond om het te maken. De woordenschat was nog ge ring, men kende slechts een woord voor spijs, voedsel, mensch. In het tijdvak der lagere jagers had men de houten en steenen werktuigen reeds eene bewerking doen ondergaan, waardoor ze doelmatiger in het ge bruik waren, terwijl ze in het vorige tijdvak gebruikt werden zooals de na tuur zc opleverde. Er bad een verdee ling van arbeid tusschen man en vrouw plaats, en er vormden zich sa menwerkende groepen, familiën, ter wijl er een zeer ver gaand kommunis- rne werd toegepast. In het tijdvak der hoogere jagers hebben de kenmerken van het vorige zich verder ontwikkeld, van principi eel Verschil is weinig sprake. Het 2de groote tijdvak, dat der Bar baarschheid wordt in tweeën ver deeld: dat der veefokkers en lagere akkerbouwers en dat der hoogere ak kerbouwers. Bij den naam Barbaarschheid moe ten we een beetje van de kracht van dat woord afdoen en niet aan te veel afschuwelijks denken. De menschen zijn ook nog wel jagers en visschers, maar ze beginnen zich ook al bezig te houden met het fokken van de dieren, die ze zich vroeger alleen door jagen konden verschaffen en beoefenen den eenvoudigs ten akkerbouw. Ze leeren het pottenbakken en kleerenweven. Ze houden paarden, honden en koeien, deze laatste niet zoo zeer om de melk, als wel om haar vleesch, bloed en huid. Met het fokken van het vee gaat gepaard het kweeken van hun voed sel. De urnen of potten, welke uit dat tijdperk afkomstig zijn, zijn alle zon der bodem en van onderen rond. Het is alles broos aardewerk en dat wij er nog iets van teruggevonden hebben, is aan het toeval te danken, dat het dooi de zon gedroogde aardewerk door groote branden toevallig gebakken werd en dientengevolge verduurzaamd De positie der vrouw is in dezen tijd Iets gunstiger dan in het vroegere lijd- vak, omdat de akkerbouw aan haar toevertrouwd wordt en deze een ge wichtige rol in hun bestaan speelt. De man bleef het aangenamer en gemak kelijker baantje van jager en visscher beoefenen, bet zwaardere werk was voor de vrouw. Dan volgt het tijdperk der hoogere akkerbouw, waarop bijv. de Friezen en Batavieren reeds stonden. De ak kerbouw is belangrijk verbeterd, als een in gebruik genomen stuk grond goed beviel, bleef de familie er op wo nen, tenzij ze een nog beter stuk er voor in de plaats kon krijgen, zooals bijv. omstreeks 400 gebeurde (groote volksverhuizing 375) toen een groote opschuiving der volken naar het wes ten en zuiden van Europa plaats had. Een familie, die een goed stuk grond in gebruik genomen had, kreeg ge bruiksrecht en later eigendomsrecht, ziedaar de oorsprong van het persoon lijk bezit en het erfrecht. Zoo langzamerhand komt één per soon in het bezit van een groot stuk land en velen helpen hem bij de be werking ervan. Het geproduceerde in zulk een groep wordt nog alleen door hen gebruikt, voor de markt werkt men nog niet. Er is nu een Vroonhoe ve ontstaan. In dezen tijd begint men de metaal bewerking, koper, brons en ijzer. Nu komen we in het tijdperk der beschaving, waarbij men weer onder scheidt 1. de vroegste, 2. de middelste en 3de latere beschaving. In het 1ste krijgen we door den ploegbouw een betere bewerking van den grond, betere metalen werktuigen en den overgang van de Vroonhoeve naar het ontstaan van steden, ontwik keling van ruilhandel en het gebruik van het ruilmiddel bij uitnemendheid, het geld. Het tijdperk der middelste beschaving loopt in West-Europa tot in de 18e eeuw. Daarna begint de latere beschaving, waarin de machinale productie een rol begint te spelen en waar de differen tiatie van den vrouwenarbeid begint. De Duitsche socioloog, Muller— Leyer, spreekt nu van het begin eener lagere gesocialiseerde maatschappij, reuzen-bedrijven beginnen te ont staan, alsmede de betalingsbeloften, het crediet. De machinale productie neemt meer en meer toe. Deze productiewijze heeft nog ge<m opvattingen, die daaraan beantwoor den, ten aanzien van recht, moraal, kunst en religie. Recht wel voor zoover dit samenhangt met de productiewijze zelf. Daarom herkennen de menschen deze productiewijze niet. Wie echter Marxistisch heeft leeren denken, verwondert dit niet. De pro ductie-wijze bepaalt de ideologieën, die dus achteraan komen. Aanvaar dend de stellige overtuiging, dat deze productiewijze bezig is zich te vor men, dat deze vorming bevorderd wordt door o.a. medezeggingschap en socialisatie, komt men ook tot de vas te verwachting, dat zich een socialis tische gezindheid ten slotte zal open baren. Ook deze gezindheid kan echter in zijn groei bevorderd worden. Namens de vergadering bracht de voorzitter den spreker hartelijken dank voor zijn interessante en boeien de voordracht. De arbeider J. S., werkzaam bij de Amsterdamsche Ballast Maatschap pij en wonende te Wijk aan Zee is aan een groot gevaar ontkomen. Hij was naar Hl. Dbl. meldt, namelijk aan het werk onder een zware zandknijper toen plotseling de staaldraad, waaraan de knijper hing, brak en het gevaarte van ongeveer 1000 K.G. over S heen- viel. Buitengewoon goed liep het af, daar de knijper niet onder het vallen dichtviel en dus open over S. heenviel, die er nu met een beenwonde afkwam. In de week van 1824 Januari is In deze gemeente één geval van rood vonk voorgekomen. Woensdag had de af deeling Vel- seroord der Nat. Chr. Geheel-Onth. Vereeniging in het gymnastieklokaal der Chr. school op Wijkeroog licht beeldensamenkomsten georganiseerd. Des middags waren er ruim 200 kinde ren, des avonds waren 60 toehoorders aanwezig. Aan de hand van een serie plaatjes over de Plaatselijke Keuze memoreerde de heer G. Koomen de verwerping van het wetsontwerp dooi de Eerste Kamer. De heer G. Voet hield een korte rede, met als titel „Koud of heet". Vertoond werd „In zijn voetstappen" naar het beroemde boek van Charles M. Sheldon. De prachtige platen, die de episoden uit het boek in beeld brachten en de geschiedenis werden met groote aandacht gevolgd. Donderdagavond is in de school met den bijbel te Wijkeroog de 4de winterlezing van dit seizoen gehou den. De heer Schuyt opende de bijeen komst en deelde mee, dat Mevr. W. L. Boldingh—Goemans de door haar be loofde lezing op 16 Februari niet kan houden, zoodat deze bijeenkomst ver valt. De eerstvolgende zal nu gehouden worden den 5den Maart door den heer Portielje van Amsterdam, die dan zal spreken over „De jeugd van Zoogdie ren". De heer Schuyt verheugde er zich op, dat de heer Eggink zich bereid ver klaard had dezen avond een spreek beurt te vervullen, daar de ervaring reeds drie keeren geleerd had, dat een paar genoeglijke uren te wachten ston den. Daar de heer Eggink zou spreken over het boek Gösta Berling, dat door bijna ieder der aanwezigen wel gele zen zou zijn, kon men zijn oordeel toetsen aan dat van den spreker. Deze, het woord verkrijgende, zeide, dat zoo er vreugde over zijn optreden was, deze wederkeerig was, daar het hem ook zeer aangenaam was weer zooveel bekende gezichten te zien en in de Velsensche sfeer te vertoeven. Spreker zou het hebben over het werk Gösta Berling van Selma Lager- lof. Deze schrijfster is 20 November 1858 in Zweden geboren en stamde èn van vaders èn van moeders zijde van een predikantengeslacht af. Aan een kweekschool werd ze opgeleid voor on derwijzeres en bekleedde dit ambt van 1885 tot 1895 te Landskrona. In dit tijdperk, in 1891, verscheen haar 1ste werk en dit gebeurde naar aanleiding van het uitschrijven van een prijsvraag voor een novelle. Het manuscript vooi- haar boek Gösta Berling was zoo goed als gereed en daaruit lichtte ze 5 hoofdstukken, die ze inzond. Haar werk werd bekroond. Zeer ver rast waren zij en hare kennissen over deze uitkomst en het was voor haar een aanwijzing, dat ze haar betrekking van onderwijzeres moest neerleggen en zich kon wijden aan een haar liever bezigheid, de letterkunde, die haar we reldberoemd maakte. Bij het schrijven van haar eerste werk beleefde zij haar gelukkigsten tijd. De letterkunde bracht haar zoooveel op, dat ze haar ouderlijk huis keurig kon laten inrichten en haar moeder een aangenamen ouden dag kon ver schaffen, ze had een stal met 40 run deren en er waren op de boerderij en bare omgeving zooveel bezigheden, dat wel 53 menschen daarop een be staan vonden. Selma Lagerlof was een volmaakte kunstenares en had de betooverende gave van vertelster. Haar werken vloeien over van fantasiën en sproken als de Oud-Germaansche Poëzie, han delende over de vier Heemskinderen, over Karei en Elegast, enz. Haar eerste boek, Gösta Berling is vol vreemds or wonderlijks en men doet het beste door bij het lezen er van zich maar op het standpunt te plaatsen van een kind, dat nog aan sprookjes gelooft, dan ge niet men ten zeerste, 't Is niet wen- schelijk zich altijd de scheiding tus schen het stoffelijke en het geestelijke zoo duidelijk voor oogen te stellen. Haar boek is een allegorie, maar een fout is haar gemis aan compositie, bouw, ze mist zelfbeperking, ze schept maar uit haar onuitputtelijken voor raad fantasieën, 't wordt voor den lezer wat vermoeiend. Maar als een roode draad loopt door haar boek de leer, dat de liefde de groo te motor van het leven is, zij weet ver loren levens te herstellen, zij overwint alles. In hoofdstuk 29 laat de schrijfster dit zoo duidelijk uitkomen, waar Oom Eberhart tegenover de jonge gravin eerst verklaart, dat alle liefde dood is, maar er op hetzelfde oogenblik zich voor buigt door het wegbergen van zijn boek in een kist, die slechts na een ze keren tijd geopend mag worden. Hierna gaat spreker in groote trek ken den inhoud der eerste twee hoofd stukken bespreken. Gösta Berling is een predikant, die afgezet zal worden wegens misbruik Voor mfh van Handen en Gelaa! gebruik ik altijd, 407 maken van sterken drank. De bisschop is er voor overgekomen en nu zal Ber ling voor het laatst preeken. Hij ver geet zijn geschreven preek en geraakt zoo in vuur over de grootheid en de eere Gods, dat hij zijn toehoorders pakt en niemand vóór ontslag is. Door een later gevolgd gesprek met Chnistiaan Berg, één van zijn mede drinkers, komt hij weer tot besef van zijn minderwaardigheid en vlucht. In het tweede hoofdstuk leidt Ber ling het leven van een dronkaard en komt in aanraking met de Majoorsche die hem opheffen wil. Ze tracht dit eerst klaar te krijgen door een gemoe delijk woordje, maar vangt dan bot. Nu wendt ze het over een anderen boeg, ze doet hem vreeselijke verwij tingen en zet hem laag neer, zegt dat hij tot niets goeds meer schijnt te deu gen, maar eindigt met de mededeeling, dat zij zelf nog slechter is dan hij, want zij heeft hare moeder geslagen. En hiermede heeft ze haar doel be reikt, hij zal hel pad der zonde verla ten en trachten zich te beteren: Alleen een sterke liefde, die zich zelf verloo chent is in staat de zonde te breken. Gösta Berling leidt als opzichter, ca valier, een losbandig leven en wordt tater huisonderwijzer op het kasteel van Moeder Mertha, waar hij twee kin deren Hendrik en Emma tot leerlin gen krijgt. Hij krijgt Emma lief en van hare moeder toestemming om haar ten huwelijk te vragen, maar Emma ver klaart liever te willen sterven dan te huwen met iemand, die, zooals ze nu gehoord heeft, een afgezette predikant is, terwijl ze zoo gehoopt had, dat hij de wereld met zijn aansporingen tot het goede zooveel vooruit zou brengen. De mystieke liefde van Emma was niet in staat om Berling te redden evenmin als de daarop gevolgde zon dige liefde van Anna. Uit het avon tuur met Anna blijkt, dat liefde ten koste van anderen nooit redden kan. Ten derden male heeft Berling lief, 't is nu de hooghartige liefde van een zekere Marianne, die de schrijfster ons doet kennen, de liefde, die zich nooit geheel gaf, maar ook deze redt Berling niet. Dan komt de kennismaking met Elizabet Dona, wier liefde zich zelf op offerde, die durfde gaan door schuld besef en berouw. Ze is geschaakt door Dona en door hem gehuwd, maar door haar man, iemand zonder verstand, in Berling's bijzijn slecht behandeld. Er ontstaat tusschen Berling en Elizabet sympathie, waaruit liefde groeit. Zoo dra ze dit weet, bekent ze het haar man, die haar verstoot en veroordeelt tot een maand torsen van het juk eener slecht behandelde dienstbode. Ze vlucht, nadat ze tot de ontdekking van haar aanstaand moederschap geko men is. Aangrijpend is dan de beschrij ving van haar vlucht en achtervolging en de ontmoeting met Berling. Aandoenlijk is haar vragen aan Ber ling om met haar te huwen, teneinde het kind, dat geboren moet worden een vader te geven. Het daaropvolgen de huwelijk is op dienende liefde ge bouwd. Nu is Berling gered. Spreker noemt het een heerlijk boek. De heer Schuyt dankte den spreker voor zijn boeiende voordracht. SANTPOORT. In verband met het voorstel van Ged. Staten van Noord-Holland om voor het verplegend personeel der Prow-Ziekenhuizen de 54-urige ar beidsweek in te voeren, verzond het Hoofdbestuur van den Centr. Ned. Ambt. Bond een adres, waarin o.a. wordt geconstateerd, dat deze maatre gel lijnrecht ingaat tegen den wensch van de groote meerderheid van het Provinciaal-Personeel. Het adres merkt op, dat de zeer klei ne meerderheid (6—4), welke in de Commissie van Overleg het voorstel aannam, slechts tot stand kwam met behulp van één enkele categorale orga nisatie, die bij arbeidstijd-verlenging geen belang had. Verder memoreert het adres den goeden wil der organi saties om tot bezuiniging in de Zieken huizen te komen, getoond in het aan vaarden van verschillende verslechte ringen. Het voegt hierbij, dat dan ook handhaving van den achturendag stel lig verwacht werd. Het spreekt er eveneens teleurstel ling over uit dat zulks ondanks alles, toch niet gebeurt, maar juist van deze groep, die reeds het meest getroffen werd en, krachtens haar inspannenden arbeid, het minst voor arbeidstijd-ver lenging in aanmerking komt, ook nc weer een offer gevraagd wordt. Bij het adres is een uitvoerige toe! lichting gevoegd. UIT DE GEMEENTE. Onze bevolking. Het afgeloopen jaar is weer zeer gun stig geweest voor onze gemeente. Ile zijn weer mooie cijfers, die het oven zicht van den loop der bevoloking ti zien geven. Een toename van bijkan 3VZ procent der bevolking, daarop zul len slechts weinig gemeenten in on land kunnen bogen. De toename van 1042 zielen werd vet, kregen door meerdere vestiging dat vertrek van 500 personen. Dat is vooral een gunstig verschijnsel en bij flinke' aanbouw van nieuwe woningen zal ét ze toename nog wel grooter wordei Immers wonen nog honderden arbei, ders, die hier werken, in andere gt, meenten. En vele opvarenden van 4, visschersvloot zullen zeker ook in on: gemeente komen wonen, als zij een gt schikte woning kunnen krijgen. Het geboorte-overschot bedroeg d' jaar 536. Het geboorte-percentage, o 25.4 per 1000 zielen, is vaak hooger g, vveest. Todh maakt het, in vergelijkit met tal van andere plaatsen, get. slecht figuur. Schitterend is weder oi,' sterftecijfer, n.l. 7.3 per 1000 zielen. X hoewel het iets hooger is dan in 191 toen het beneden de 7 bleef is ht heel wat lager dan het gemiddelde voo het geheele land. Aldus groeit onze bevolking zeer sn' en we zijn nu Zaandam en Helder voo' uit. Velsen is nu de vierde gemeenl' van Noordholland geworden en dit zi nu wel zoo blijven, want het eveneeij snel-groeiende Hilversum, dat reet boven de 40.000 is, zullen we wel ni' spoedig inhalen. Van de wijken onzer gemeente grot Velseroord het hardst. Wie in ons lat* weet eigenlijk wat van Velseroord r dat het nu al 8400 inwoners heelf IJmuiden en Velseroord samen hebb, nu bijkans 20.000 inwoners. Een flinf stad dus en als de straten straks me' in elkander sluiten zullen deze twf deelen ook een flink stadsdeel vormei' Het blijkt steeds weer dat in onze g meente een frissche, krachtige bevo king woont cn dat de zeelucht en<i goede sociale maatregelen een heilz men invloed uitoefenen op den gezoui heidstoestand in onze gemeente. Etl werkzame bevolking hebben we ook ook dat maakt gezond. 1 Aan G. W. de Vries, te Santpooi is vergunning verleend tot het bouw- van een rusthuis aan den Duin-i Kruidbergerweg. Aan de N.V. Koninklijke Nede landsche Hoogovens en Staalfabriek is vergunning verleend tot het ui breiden van haar hoofdkantoor in t Breesaap. j' PLAATSELIJK NIEUWS. DE STAKING. In de N. Rott. Ct. van 22 Jan. lat' wij het volgende onder ingezonden: i IJmuider visschers. Voor eenige dagen schreef „Insidi enkele opmerkingen naar aanleidt van mijn schrijven in uw blad van' dezer. Ik heb daarop geantwoord, de i achtte opneming niet gewenscht, rf het oog op de waarschijnlijke opli sing van het conflict. Nu deze verwachting, helaas, niet' uitgekomen, wilde ik, om der war heidswille, en zonder in te zullen ga' op alle 7 punten, waarvan slechts punt ter zake deed, omtrent dit pi zes het volgende opmerken. Insit heeft n.l. beweerd, dat er nooit bij( reedersvereeniging een voorstel i, arbitrage van de IJmuider Crt. v ingekomen. Welnu, hier is de ha, waarheid. De redactie der IJm. Crt. heeft fof plan tot arbitrage vijf dagen te voj aan de federatie èn aan de reeders inzage gegeven, doch de laatsten i ben dit in een bestuursvergadering, gewezen. Insider kan dit niet wtj spreken, want zoo is het geschied.) heb niets anders beoogd, dan erop; wijzen, dat de reeders de machtsm. delen verkozen boven het zoeken nt arbitragemiddelen. Ik zag hierin recht, en nam de vrijheid erop te t zen. 1 Insider zal ook thans de reden keuren, die tot voortzetting dezer king leidde, waar men f 5 per maa verhooging vraagt der gage (wet eisch oorspronkelijk f 10 was), ter" de reeders aanbieden f 15 per 4 maanden gratificatie. Dit is echter t hetzelfde, want in een dergelijk wij lend bedrijf zal het practisch weij voorkomen, dat deze f 15 zullen den uitgekeerd. Onder gratificatie s sta ik trouwens een surplus op eet j hoorlijk loon, maar men vraagt W loopig dit eerst, als betaling van zeer zware n arbeid. Ik vrees, dat I'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1925 | | pagina 2