VISSCHERIJ EN SCHEEPVAART
betrachting over het conflict in het
Visscherijbedrijf.
n de Brieven uit Veisen in de Kcnn.
itie der Opr. Haarlemsche Courant
irijft Willebrord onder bovenstaan-
i titel het volgende:
loe het conflict ontstond,
iet is niet gemakkelijk, om, nu het
ïflict in het visscherijbedrijf voorbij
1 daarover na te pleiten. Men meent
h zoo spoedig, dat men partij kiest
een der twee groepen, die bij het
Afliet betrokken waren en dat men
dingen dus eenzijdig ziet. Toch wil-
wij trachten zoo onbevooroordeeld
igelijk over het ontstaan en den loop
i het conflict het een en ander op te
[riten.
Jaat ons eerst nog even in t kon de
ten releveeren. Er was van 8 Octo-
1921 af tusschen de Reedersvereen.
de organisaties een collectieve ar-
.dsovereenkomst. In November 1923
•am daar verandering in. De V. E. M.
grootste reederij met ongeveer een
der schepen) wilde haar schepen
1 laten varen, als de opvarenden
jt een kwart procent minder van de
to-besomming genoegen namen.
Jfschoon de organisaties daar niet
)i* te vinden waren, gingen toch ve-
zeelieden op deze voorwaarde met
van de V.E.M. naar zee. De
turen der organisaties hebben toen
'gegeven en moesten dit uit tactisch
jpun wel doen. Zij wenschten echter
t de andere reederijen geen contract
te sluiten, waarin deze verlaging
opgenomen, maar deden dit wel-
l,t de V. E. M. Van toen af is de wrok
li de zeelieden gekomen. Van toen af
;eert ook de opkomst van de I.Tmui-
Federatie. De besturen, vooral dat
de Federatie, hadden het dikwijls
-eilijk en als de zeelieden hun zin
iden gekregen, was de boel al eer-
neergegooid dan in Augustus 1924.
fen wilden de zeelieden niet langer
Hfchten en ofschoon dit voor hen de
Biest ongunstige tijd voor een staking
s, werd de arbeid op de schepen
gd en men zeide niet eerder
zee te gaan, alvorens de kwart
beent er weer bijgevoegd was. Dat is
on geschied, de reederijen gaven da-
ijk toe. Een nieuw collectief contract
rd toch echter niet afgesloten.
rOe vier arbeidersorganisaties, nl. de
Éêratie, de Centrale Bond en de bei-
Christelijke organisaties, hadden
nog toe steeds samengewerkt en de
ierhandelingen werden dan ook
feds gevoerd door de combinatie der
Bil* besturen.
in deze zelfde maand Augustus
de combinatie met nieuwe voor-
llen bij de Reedersvereeniging. Deze
Drstellen hielden in een verhooging
!1't* gage met f 10 per maand en ver-
verbeteringen der arbeids-
brwaarden. De besturen-combinatie
ft-zocht daarover besprekingen met
bestuur der Reedersvereeniging.
de readers de zaak ruim twee
\anden sleepende hielden zijn de be-
ïren in November bij elkander ge
nest en is er geconfereerd over de ar-
Dids voor waarden. Het bestuur der
Reedersvereeniging verklaarde toen
uitdrukkelijk, dat er over loonsver-
hooging niet gesproken zou worden.
Het bestuur de Federatie is toen niet
heengegaan, maar van dien dag af da
teert de breuk tusschen het bestuur
der Federatie en de besturen der drie
andere vakbonden. Want ofschoon het
voorstel tot verhooging der gage dooi
de vier besturen gezamenlijk was in
gediend, trokken de besturen van den
Centr. Bond en de beide Chr. organi
saties zich terug.
Gezien de sterke positie van de
IJmuider Federatie, die haar ledental
in één jaar van 13 tot ruim 900 had zien
groeien, kon men toen verwachten,
dat er een conflict zou ontstaan, als de
reeders niet tot onderhandelen bereid
waren. En ofschoon dit nog eenige ma
len gevraagd is, de Reedersvereeniging
bleef weigeren en zoo brak op 8 De
cember de staking uit.
Dit zijn de feiten en men weet hoe
de'staking scherp en bitter is gestreden
en ruim zeven weken heeft geduurd.
Voornaamste oorzaken.
Als een van de voornaamste oorza-
ken van het conflict kan men gerust
noemen de zeer scherpe en beslist af-
wijzende houding, die het bestuur der
Reedersvereeniging tegenover de Fe-1
deratie innam. Voor laatstgenoemd be-1
stuur was het uitgesproken, dat het r
bij de Federatie ging om een strijd om
de macht. Men wenschte niet te onder
handelen, omdat er in Augustus feite
lijk contractbreuk was gepleegd. Ook
was het een communistischen strijd
en werd steeds de naam van Sovjet-
Rtisland genoemd.
Laat ons eerlijk erkennen, dat wij
ons kunnen voorstellen, dat de reeders
wat huiverig waren te onderhandelen
met een organisatie, waarin de com
munistische partij werkelijk veel in
vloed heeft. En wij kunnen ons begrij
pen, dat die afwijzende houding ver
scherpt wordt, als men leest, wat „De
Communist" van 3 Januari 1925
schreef:
„De groote reeders weten, dat als
een succes behaald wordt door de sta
kers dan daarmede de zaak niet af-
geloopen is, maar dat dan daarna al
les wat aan een behoorlijk bestaan der
visschers ontbreekt en dat is héél,
héél veel zal worden opgeëischt.
Natuurlijk zullen de visschers, als
ze hun eigen kracht hebben leeren ken
nen, de eene verbetering na de andere
weten af te dwingen.
De reeders zullen hebben te gehoor
zamen, of de strijd ontbrandt opnieuw;
de rust in het bedrijf, het rustig bin
nenstroomen van de steeds grooter
wordende winsten, die rust behoort
dan voor goed tot het verleden".
Dit is geen verzoenende taal, in te
gendeel, het is zeer opgeblazen en
hoogst onverantwoordelijk .geschrijf,
dat er ook geheel naast is.
Een andere vraag is echter, of de
starre houding van het bestuur der
Reedersvereeniging tegenover de Fe
deratie gerechtvaardigd was. Wij
meenen van niet. Deze groote staking
heeft haar oorzaak in het gebeurde in
October 1923. Toen heeft de V.E.M. het
collectief contract, als een „vodje pa
pier" beschouwd en heeft deze groote
reederij de vermindering der gages met
een kwart procent der netto besom
ming doorgedreven. En dat op een ma
nier, die kwaad bloed bij de zeelieden
moest zetten en ook heeft gezet; ook
bij de leden der Christelijke organisa
ties. Wij kunnen het niet anders zien,
als dat deze handelwijze van de V.E.M.
de oorzaak is geweest van den snellen
groei der Federatie. Men heeft toen,
door iedere bespreking over loonsver
hooging af te wijzen, en door aanvaar
ding van het conflict, de Federatie wil
len breken. Maar dit is niet gelukt en
nu de staking voorbij is, staat de Fe
deratie er beter voor dan ooit. Is het
achteraf gezien nu niet hoogst onver
antwoordelijk te noemen, dat het be
stuur der Reedersvereeniging een zoo
starre houding tegenover de Federatie
heeft aangenomen? Want later is men
toch moeten gaan onderhandelen en
als de Reedersvereeniging er dan ook
de besturen der drie andere organisa
ties bij wilde hebben, werd dit door het
bestuur der Federatie steeds afgewe-
zen, omdat er alleen met haar een con-
flict was. En de reeders moesten daar-f
in steeds toegeven en alleen met de Fe-
deratie onderhandelen.
Dat het tot onderhandelen gekomen
is, is te danken aan eenige ingezetenen,
die weken lang beproefd hebben de
partijen tot. elkander te brengen.
Vreeselijk leed IJmuiden, leed Vel-
seroord, en ook Egmond onder de ge-
volgen der staking, in 't bijzonder de
middenstand, die deze gevolgen altijd
't scherpst gevoelt.
Men zal zeggen dat de burgemeester
en de Rijksbemiddelaar ook pogingen
hebben gedaan, om het conflict op te
lossen. Maar deze zijn niet gelukt en
wat het optreden van den Rijksbemid
delaar betreft, daarover spreken wij in
een volgenden Brief. De bedoelde inge
zetenen echter hebben bij nacht en
dag geconfereerd, om een modus te
vinden, teneinde de partijen tot elkan
der to brengen. En ook hier is het de
starre houding van het bestuur der
Reedersvereeniging geweest, die het
zoo lang mogelijk maakte. Tot het gaat,
zooals altijd bij arbeidsconflicten in
het visscherijbedrijf gebeurt, n.l. dat
eenige werkgevers den strijd moede
worden en zelf pogingen tot bemidde
ling doen. Men weet hoe de Reeders
vereeniging zich sterk had gemaakt en
bijkans alle werkgevers van de ne-
venbedrijven in het conflict had be
trokken, door een werkgeversvereni
ging te stichten. Leveranciers, die toch
aan kleine reeders (welke hun sche
pen lieten varen) durfden leveren,
werden met boycot bedreigd.
Toen de strijd te lang duurde en het
velen' zwaar begon te vallen, zijn er
werkgevers aan 't werk gegaan om het
conflict op te lossen. En dat, eenige in
gezetenen toen succes hadden op hun
poging om de partijen tot elkaar te
brengen, was ook het gevolg van een
actie, die een aantal intellectueelen in
Noord-Holland op touw wilde zetten,
om de stakende zeelieden te steunen.
Zij werden hiertoe gedreven door de
starre houding der Reedersvereeni
ging-
Aan den anderen kant moet erkend
worden, dat de IJmuider Federatie
zich steeds tot onderhandelen bereid
verklaarde. Van den eersten dag der
staking af, verklaarde zij zich bereid
met de Reedersvereeniging besprekin
gen te voeren. En men kon vooruit na
gaan, dat men dan wel iets van den
eisch zou laten vallen. Zooals ook ge
beurt is. En al zullen velen er niet mee
ingestemd hebben, dat personen als
Sneevliet en Bouman den boel in
IJmuiden kwamen opwarmen, met de
dagelijksche leiders der Federatie in
het conflict was best te spreken.
Tot de oplossing van het conflict
heeft ook bijgedragen de houding der
kleine reeders te IJmuiden, die niet
bij de Reedersvereeniging zijn aange
sloten. Deze hebben dadelijk den eisch
van f 10 loonsverhooging ingewilligd,
zoodat hun schepen konden blijven va
ren. En men kan begrijpen, dat deze
kleine, reederijen met hun schepen
toen mooie reizen boekten. Hieruit te
meer leeren we, dat het een machts
strijd was tusschen de groote reeders
en de grootste organisatie der zeelie
den.
Zulk een strijd is noodlottig' voor
het visscherijbedrijf. En voor de ge
meente Velsen, die er de nadeelige ge
volgen van ondervindt. Daarom is het
zoo te wenschen, dat er iets op gevon
den wordt, dat zoo mogelijk zulke
scherpe conflicten worden voorkomen.
Wij meenen dat dit kan door de instel
ling van een commissie, waarin zit
ting zouden moeten hebben vertegen
woordigers van de reeders, van de or
ganisaties en ingezetenen, buiten het
visscherijbedrijf staande. Wel zal zulk
een commissie een geweldig zware taak
op zich nemen, want er is nog heel
veel te verbeteren in het visscherijbe
drijf. Ook daarover willen wij het in
een volgenden brief hebben.
De visschershaven te IJmuiden.
In het voorloopig verslag van de Tweede
Kamer over het wetsontwerp tot vaststelling
van de begrooting van het Staatsvisschers
havenbedrijf te IJmuiden, voor 1925, wordt
door verschillende leden nogmaals aange
drongen op instelling van een commissie
van bijstand voor dit staatsbedrijf.
Sommige leden klaagden over de behan
deling, die de Katwijksche visschersvaar-
tuigen te IJmuiden ondervinden. Sedert meer
dan 20 jaren hebben deze vaartuigen ver
gunning gehad om hun lading te lossen aan
de Zuidzijde van het Noordzeekanaal, tus
schen de schutsluis en spoorweg. Toen in
den loop van dit jaar een nieuwe haven
meester voor het Noordzeekanaal werd
benoemd, werd hieraan plotseling een einde
gemaakt; deze vaartuigen werden naar de
Haringhaven verwezen. Deze leden drongen
er op aan, dat aan de Katwijksche vaar
tuigen wederom vergunning verleend wordt,
in het haringseizoen de lading te lossen op
de vroegere ligplaatsen.
Gedurende de week van 19 t/m.
25 Februari 1925, kwamen alhier de
navolgende vaartuigen binnen:
94 Hollandsche-, 2 Duitsche stoom-
awlers, 1 IJslander, 2 motor-, 25 zeil-
loggers, 12 stoombeugers, 1 sloep en
73 kustvisschers.
De besommingen waren als volgt:
Stoomtrawlers van f 1196 tot f 5757;
Duitsche stoomtrawlers van f 4043 tot
f 6815; IJslander van f tot f 3978;
motorloggers van f 785 tot f 1075; zeil-
loggers van f 429 tot f 967; stoombeu
gers van f 1505 tot f 3809; sloepen van
f tot f 304, terwijl de kustvisschers
totaal f 1554 besomden.
De aanvoer bestond uit 670150 K.G.
trawlvisch, 40130 K.G. beugvisch en
25380 K.G. IJslandsche visch.
De totaal opbrengst bedr. f 363.268.86.
De visschershaven van Katwijk
verzand.
Het wordt met de haven van Kat
wijk aan Zee steeds ellendiger. liet is,
schrijft het Hbld. een proces van vol-
of dichtgroeiïng, en het blijkt maar al
to zeer een chronische kwaal te zijn,
die alleen door flink en doortastend
ingrijpen verholpen zou kunnen wor
den. De vaartuigen zitten nu in de ver
zande haven opgesloten. Twee motor
schuiten, die veertien dagen geleden
nog een uitweg naar zee hadden gevon
den, was bij hun terugkomst de weg
volkomen afgesneden. Zij moesten te
Scheveningen binnenvallen en oefenen
nu van uit die haven hun bedrijf uit.
Nog vier motorschuitjes liggen op de
grootendeels droge havenbedding, tot
volslagen werkloosheid gedoemd. De
overige zijn zeilvaartuigen.
De toestand van de Katwijksche Ha
ven kan thans niet te somber worden
afgeschilderd. Zij levert inderdaad een
droevig tooneel op. Niet anders dan
een breede, massieve, stevige, reus
achtige massa zand tusschen de krib
ben ontwaart het oog. De schelpenvis-
schers benutten met hun karren deze
strook reeds als een slag. Van den
Boulevard afrijdend, nemen zij hun
weg midden door de voormalige haven,
om zoo den waterkant, het terrein van
hun arbeid, te bereiken.
Alle verband met de zee heeft opge
houden. Vóór de uitmonding in zee
deze term, het is waar, mist voor dezen
tijd geheel zijn beteekenis strekt zich
een hooge bank uit, die de afsluiting
van den grooten, zilten plas volkomen
maakt en waardoor het water in de
geulen, hier en daar een paar duim
hoog, zelfs niet kan afvloeien. Voor de
werking van den vloed is deze vlakte
van zand reeds geheel ongevoelig ge
worden. Haar gedaante wijzigt zich bij
hoog water, althans wanneer het, zoo
als de kustvisscher zegt, „dood
stroom" is, niet het allerminst meer.
Alleen het springtij beschikt over vol
doende stuwende kracht, om het ver
band met de Noordzee in de haven al
thans zicht- en tastbaar te maken. Is 'f
wonder, dat de visschers sedert Juli.
1924 slechs 14 a 15 keer hebben kunnen
visschen en 1925 de vaartuigjes slechts
5 6 maal het ruime sop zag kiezen?
.'et drama van Glossow
N man van H. COURTHS-MAHLER. j
;j Met Autorisatie.
Uit het Duitsch vertaald door
vrouw J. P. Wesselink-van Rossum
1
j HOOFDSTUK I.
Jaron Rudolf \on Gerlach van Ger-
1 ihsheim reed met zijn vriend en
irmaligen kameraad uit het regi-
5 int, Hans von Seltiz, dwars over de
3 groeide duinen naar de Trollklove.
2 hadden zich van het jachtgezel-
-ïap afgescheiden, om den weg af te
ijden en eerder op Gerlachsheim te-
zig te zijn, waar Rudolf zijn gasten
iclde ontvangen, als hij van de jacht
ai'ugkeerde. Dien avond zou daar het
toote afscheidssouper plaats hebben
h morgen zouden de gasten, die v oor j
ti jacht gekomen waren, weer vertrek-
;din.
ui„Kom Han9, hier slaan wij af en rij- j
e n over Glossow naar Gerlach. Wij
reten weliswaar over den Steilweg
sdgs de Trollklove en hebben nog een
liar zware hinderpalen te overwin-
jijti, maar we winnen er een goed
1 '/artier door en voor een 9tout ruiter
lik je zijn we geen van beiden bang.''
jHans von Seltiz lachte.
„Integendeel, Rolf, hoe doller, hoe
ejiusanter; ik ga met je mee, door dik
jl dun. Maar wacht nog een oogenblik.
er van dit hooge duin heeft men
"n prachtig uitzicht op de zee, laat ik
®ar nog eens van genieten. Overmor- j
n kan ik weer niet verder zien dan
over het kazerneplein en het excersi-
tieveld."
„Ginds, van den Steilweg af, heb je
nog een veel mooier uitzicht op de
Trollklove. Je behoeft hier niet te rus
ten," antwoordde Rudolf von Gerlach,
en zijn vriend volgde hem gewillig.
Zij reden de duinen af, de kloof in,
die met wild struikgewas begroeid was.
Daarna ging het weer omhoog over
een langzaam stijgenden weg, die zoo
smal was, dat slechts het eene paard
achter het andere kon gaan. Aan beide
kanten waren steile hellingen, aan de
eene zijde naar de Trollklove, aan de
andere zijde naar de met bosch be
groeide vlakte. En hoe hooger zij kwa
men, des te mooier werd het uitzicht
over kloof en duinen naar de zee.
Op het hoogste punt hield de Steil
weg plotseling op. Von Gerlach, die
voorop reed, hield zijn paard in en
wendde zich om naar zijn vriend. De
weg was zoo smal, dat het onmogelijk
was de paarden te doen keeren.
„Zoo, Hans, rust nu zelf een beetje
uit en laat je paard ook eens even op
adem komen, en geniet van dat mooie
uitzicht op de zee. Daarna moeten wij
hier omlaag."
Hij wees op het plotseling steil af
gaande pad.
Hans lachte.
„Drommels, dat wordt een stout
stukje, maar eerst het uitzicht! Prach
tig! Het is toch een heerlijk gevoel, als
je je oogen zoo onbelemmerd kan laten
rondgaan. Dan grijpt mij steeds weer
het verlangen van mijn jongenshart
aan; alleen ter wille van mijn moeder
ben ik geen zeeman geworden."
De beide jonge mannen hieven een
oogenblik onbewegelijk op het smalle j
pad staan. Hun paarden schenen te
voelen, dat hier een enkele onvoorzich-
tige stap voor paard en ruiter een
noodlottig gevolg moest hebben.
Het ruischen van de zee drong over j
kloof en duinen tot hen door. Scherp
teekende zich de silhouet van de beide
ruiters op de hoogte van het steile pad j
tegen de heldere, lichte lucht af. Zij i
schenen samengegroeid met hun paar- j
den. Zij stonden daar als bronzen boel-1
den, en de goed staande jachtcostuums
omsloten strak de beide slanke, ge
spierde gestalten. Eindelijk wendde
Hans von Seltiz zijn oogen af van het
prachtige panorama.
„Zoo, Rolf," zeide hij diep adem ha
lend, „nu kunnen wij naar omlaag
gaan. Weet je eigenlijk wel, welk een
benijdenswaardig mensch je bent en
hoe mooi je geboorteplaats is?"
Rolf von Gerlach knikte met stralen
de oogen.
„Of ik het weet! Met eiken ademtocht
dank ik het lot er voor. Maar ik wist
niet, dat jij zoo'n groote liefde voor de
zee hadt. Daar hel) je mij nog nooit iets
van gezegd.
„Mijn beste Rolf, een ongelukkige
liefde verbergt men graag voor aller
oogen."
„Ook voor die van een trouwen
vriend?"
„Nu, jou heb ik het toch zooeven ge
biecht."
„Dat is waar maar nu pas en
onze vriendschap bestaat al zooveel ja
ren. Nu weet ik tenminste, dat ik je,
door je uit te noodigen op Gerlach, een
kleine vreugde heb bezorgd."
„Een groote, Rolf."
„En nu moet je me beloven, dat je
je zomerverlof op Gerlachsheim zult
komen doorbrengen."
„Met genoegen; niets liever dan dat."
„Waarom heb je dan den vorigen
zomer mijn uitnoodiging niet aange
nomen?"
Hans von Seltiz keek ernstig voor
zich.
„Toen was mijn vader pas gestor
ven en mijn moeder voelde zich zoo al
leen. Je weet, ze had kort voor mijn va
der mijn oudsten broer verloren. Ik
kon haar toen niet alleen laten, hoe
gaarne ik ook bij je zou zijn gekomen."
„Je broer is bij een wedren van het
paard gestort, is het niet?"
„Ja, Rolfs, maar laten we daar niet
over spreken."
„Van den zomer kom je dus bij rne.
Daar verheug ik me op. Soms wordt
het me toch een beetje te eenzaam op
Gerlachsheim. De winter is lang. Dan
heeft men bijna geen omgang met zijn
buren. En ginds, in de Oostzeebad
plaats Gosserow is des winters ook
geen mensch. Dan ga ik meestal eenige
weken op reis, opdat ik me niet geheel
afgesloten van de wereld gevoel. Weet
je nog wel, hoe vroolijk en prettig het
nu en dan in het regiment was? Als
men zoo altijd alleen is, voelt men
zich wel eens wat verlaten, ofschoon
ik over het algemeen heel tevreden
ben met mijn gezelschap. Het zal mij
dus een groot plezier doen, je een paar
weken bij me te hebben. Maar nu voor
uit, Hans, anders helpt ons het verkor
ten van den weg niets en mijn gasten
bereiken vóór mij Gerlachsheim."
Zij reden achter elkaar het steile
pad af. Het was voor paard en ruiter
geen lichte taak. De paarden gleden
nu en dan uit op de gladde steenen en
moesten met alle kracht ingehouden
worden. Maar de beide ruiters vol
brachten de taak, alsof het kinderspel
was. Ze hadden de paarden in hun
macht. Beneden gekomen ging hel
eerst over een gladden boschweg
recht het land in. Zij lieten den paai
den den vrijen teugel en kwamen snel
vooruit. Daarna kwam een breedo
sloot.
„En avant, Hans! Dat is de eerste
hinderpaal," riep Rolf en gaf zijn paan!
een tikje met zijn rijzweep. Naast el
kaar vlogen zij over de sloot en ren
den verder. Weldra dook een haag op,
die een weide omsloot. Vreedzaam
graasde hier eeh kudde koeien het
schaarsch opgroeiende gras af.
„Hallo! Dwars door de weide," riep
Rolf lachend. Snel ais de wind renden
zij verder, nadat zij de lage heg waren
overgesprongen. De koeien staarden
hen verwonderd aan en eenige stoven
verschrikt uit elkaar. Lachend sprong
Rolf over een der herkauwers, die dom
in het gras lag en daarna ging het in
sierlijken draf weer over de heg het
vrije veld in. Spoedig daarop ontmoet
te hen een eenzame ruiter.
Wordt vervolgd.