VISSCHERIJ EN SCHEEPVAART
PUROL
Ruwe Huid
WATERSTAND IJMUIDEN.
Maart
1925
H.
water
L.
water
Da en
v.m.
n.m.
v.m.
n.m
22
1 27
1.48
9.17
9.53
23
2.16
2.37
10.11
10.39
24 N
M.
3.01
3.18
10.58
11.22
25
3.40
3.58
11.43
26
4 18
4.34
0.01
026
27
4.56
5.14
0.37
1.03
28
5.33
5.50
1.09
1.35
VISSCHERIJ.
Nabetrachting over de staking in het
visscherijbedrijf.
In de Brieven uit Velsen in de Opr.
Haarlemsche Courant schrijft Wille-
brord het volgende:
In deze slotbeschouwing willen wij
er dan op wijzen, dat wil men meer
stabiele toestanden in het visscherijbe
drijf verkrijgen er nog heel wat mis
standen zullen moeten worden wegge
nomen. Er moet een geest van weder-
zijdsch vertrouwen komen en dit is o.i,
alleen mogelijk door de instelling van
een permanente commissie, die zal
moeten bestaan uit afgevaardigden van
de readers en de organisaties, maar
daarnaast ook van eenige personen,
die buiten het visscherijbedrijf staan
en die door beide partijen zouden moe
ten worden aangewezen.
Er wordt in de Visschershaven veel
„gekankerd'', zooals men dat noemt en
heusch niet alleen door de opvarenden
Er is ook heel wat animositeit tusschon
de reeders onderling, vooral tusschon
de kleine en de groote reeders. Lang
niet alle reeders waren aangesloten bij
de groote Reedersvereeniging en vaak
zegden, als het een poos eens goed
was gegaan, reeders hun lidmaatschap
op. Vooral bij arbeidsconflicten ge
beurde dat.
Er zijn wel oorzaken voor die animo
siteit te vinden. De reeders hebben de
laatste jaren als een der voornaamste
grieven tegen de opvarenden geuit, het
verloop op de schepen. Men kan eigen
lijk nooit rekenen op een vaste beman
ning. Als een reeder een bemanning
voor een schip aangenomen had, lie
pen sommigen weg, als zij een beter
schip konden krijgen. Dit is zeker zeer
onaangenaam, want als een schip
daardoor een dag moet blijven liggen,
beteekent dit een flink verlies. Er is
dan ook een reederij geweest, die ver
leden jaar deze zaak voor -den rechter
in Haarlem heeft gebracht. Deze reeder
wenschte vastgesteld te zien, dat de
mondelinge aanneming van scheeps
volk dezelfde rechtsgeldigheid bezit
als het inschrijven op de monsterrol.
Maar ofschoon de rechter de twee op
varenden die van een schip, waarop
ze aangenomen waren weggeloopen
waren aanvankelijk tot 8 dagen ge
vangenisstraf had veroordeeld, moest
hij ze later vrijspreken. Waarom? Om
dat. vele reeders niet anders doen. Zij
zijn mede schuldig aan -dezen toestand.
De organisaties hebben altijd willen
medewerken aan het wegnemen van
dezen misstand. En vroeger stond in
het collectief contract dan ook de be
paling, dat een opvarende bij het af-
loopen van zijn schip 7 dagen loon zou
derven. Maar hoe ging dat in de prak
tijk? Als een reeder graag een paar
mannen voor zijn schin wilde hebben,
haalde hij ze van een ander schip. De
zeelieden wezen er dan op, dat ze 7 da
gen boete zouden moeten_betalen, maar
dan zeide de reeder dat hij die 7 dagen
voor zijn rekening nam. Iedereen be
grijpt dat zulk een benaling daardoor
krachteloos wordt en later werd die
boetebepaling dan ook maar geschrapt.
Dit leidde tot een soort anarchie, want
de opvarenden liepen gerust weg van
een schip, dat op het punt van vertrek
stond en stapten over op een andere
boot.
Dus klaagden de reeders den laat
st en tijd vóór de staking weer steen en
been over die slechte zeelieden. Maar
de kleine reeders waren evenzeer ont
stemd, omdat de groote de beste men-
schen vaak van hun schepen haalden.
En dat, zoo hoorden wij van een klei
nen reeder, terwijl men niet eens weet
of die mannen voor dat andere schip
wel geschikt zijn.
Toen de combinatie van vakorganisa
ties met nieuwe eischen kwam, heeft
zij zich dadelijk bereid verklaard de 7
dagen loonderving bij het wegloopcn
van een schip weer in te voeren. En de
Federatie heeft er vanaf den aanvang
van den strijd op gewezen, dat zij dit
voorstelde als een tegenprestatie.
Een andere kwestie is het uur van
binnenkomen der trawlers. Ook dit
punt heeft al heel wat aanleiding tot
ongenoegen gegeven. Zooals men weet
worden de stoomtrawelrs des nachts
gelost en wordt de visch 's morgens
vroeg verkocht. Als regel kwamen de
stoomtrawlers dus eerst 's avonds of
's nachts binnen. Maar, o wee, als een
schipper het eens durfde wagen wat
vroeger binnen te komen. Daarvan
hebben we sterke staaltjes hooren ver
tellen.
Een schipper gaat in den regel naar
huis, als de kolen op zijn, d.w.z. als hij
nog voldoende kolen heeft voor de reis
naar IJmuiden. Men zou ook kunnen
zeggen, dat de schipper naar huis gaat,
als zijn schip vol visch is, maar dit
komt met de tegenwoordige geringe
vangsten niet meer voor. Bleven de
trawlers vroeger als regel van 79 da
gen uit, tegenwoordig duren de reizen
van 1016 dagen.
Men gaat dus naar de haven, als de
kolen op zijn. Maar dan moest men
meest oppassen niet 's middags binnen
te komen. Liever ging de schipper bij
de Haaksgronden nog eens het net uit
gooien, ook al ving men geen spiering
of bleef men wat dobberen ter hoogte
van Egmond, dan dat men durfde bin
nenkomen. Zelfs als een trawler op
Zondag moest, binnenkomen, durfde
men dit vaak niet te doen. Hebben wij
niet/uit den mond van een zeer ernstig
man gehoord, dat een reeder aan een
schipper, die het had durven wagen op
Zondagmiddag 3 uur binnen te komen
toevoegde, dat als deze weer zulk een
„truc" uithaalde, hij ontslagen zou
worden?
Door het binnenkomen 's avonds laat
of des nachts konden de opvarenden
die voor een groot deel ver weg wonen
(in Katwijk, Scheveningen, Vlaardin
gen, Egmond, enz.) niet meer thuis ko
men. Dan bleven ze 's nachts rond
scharrelen aan den kant en zoodra om
6 uur de kroegen open gingen, trokken
ze daar binnen. Dan werd het vaa
eerst 's middags, dat ze thuiskwamen
en den volgenden morgen 10 uur moes
ten ze weer aan boord wezen.
Is het niet te verklaren, dat de op
varenden hebben gevochten voor wat
betere arbeidsvoorwaarden? Nu is dan
eindelijk bereikt, dat de opvarenden
van trawlers, die langer dan 10 dagen
op zee zijn, recht hebben op twee nach
ten thuis te zijn. En nu komen de sche
pen zooveel mogelijk des avonds vóór
uur binnen, wijl het schip bij later
binnenkomen een dag langer moet bin
nen blijven.
Er zijn wel grieven, die we hier niet
alle kunnen noemen. Er is nog een
zaak, die wel niet de opvarenden van
de schepen raakt, maar die toch reeds
lang een grief is. Dat is de kwestie van
het lossen der schepen. Heeft de Fede
ratie op 't oogenblik het grootste deel
der zeelieden onder haar leden, terwijl
de Chr. Zeeliedenbond ook meest opva
renden der schepen in zijn organisatie
telt, de vischlossers zijn hoofdzakelijk
georganiseerd in den modernen Cen-
tralen Bond van Transportarbeiders en
den Chr. Bond van Transportarbeiders.
Deze organisaties hebben van het
vischlossen een soort monopolie ge
maakt., of liever de vischlossers deden
het zelf, maar de besturen durfden er
niets tegen doen. Het gevolg was -dat
vele andere arbeiders niet of bijkans
niet in de schepen konden komen, wat
vaak tot veel animositeit aanleiding
gaf. De Reedersvereeniging heeft hier
nooit iets tegen durven doen, omdat de
eeders de schepen zoo snel mogelijk
gelost moeten hebben. En voor een sta
king van de vischlossers, waarbij zich
dan de vischpakkers wel zouden aan
sluiten, zijn de reeders doodsbang.
Thans zijn de organisaties bezig, om
te trachten verbetering in dezen toe
stand te brengen. Maar dat duurt al
vele maanden en de vraag is of de be
sturen zullen slagen.
Al deze dingen zouden uitnemend
door een commissie, als wij voorstel
den, kunnen worden bestudeerd en
uitgewerkt. Ook de kwestie van het
aantal opvarenden voor de verschil
lende trawlers, daar er nu nog wel
eens wrijving is over de noodzakelijk
heid van een derden stoker.
Wat zou het een mooi ding zijn, als
eeders en organisaties tezamen met
eenige daartoe bekwame ingezetenen
samenwerkten voor het verkrijgen van
betere en meer stabiele verhoudingen
in het visscherijbedrijf alhier! Want al
er nu -weer rust, de vraag is of dit
lang duren zal. Het contract loopt tot
31 December. Wat zal er nu in Decem
ber gebeuren? Zullen de organisaties
opnieuw met eischen komen? En moet
het dan weer op strijd uitloopen?
Niemand, die het zeggen kan. Maar
een aantal vertrouwensmannen bij el
kaar, die geheel op de hoogte komen
van den toestand der bedrijven, zooals
als van die der opvarenden, het zou
een goede zaak zijn. Want dan zullen
deze mannen veel zwaarder de verant
woordelijkheid gevoelen, die op hun
rust en zal 't o. i. niet lichtvaardig tot
strijd komen.
Wfj zullen afwachten, of men in
IJmuiden er iets voor voelen zal en zoo
I ja, of men in deze richting pogingen zal
I aanwenden.
Eindelijk begint er in den aan
voer van schelvisch eenige verbetering
te komen. Er zijn de laatste dagen
eenige booten binnen geweest, die
groote partijen aanvoerden. Ook
Woensdagmiddag was er naar Hl. Dbl.
meldt, een trawler met pl.m. 400 man
den visch, hoofdzakelijk rondvisch
Deze wordt gevangen op het Roode
Zand, waar zich thans heel veel schel
visch moet ophouden. Dit gedeelte zal
ook daar wel spoedig doodgevischt
zijn, aangezien er naar ons werd mede
gedeeld, thans reeds een 40-tal booten
bezig is een deel van de buit binnen te
halen.
De overbevissching van de Noordzee.
Men schrijft aan de N. Rott. Ct.:
Op 24 en 25 Maart a.s. zullen de vis
scherijdeskundigen uit de verschillen
de landen, welke belang hebben bij de
visscherij in de Noordzee, te Amster
dam bijeen komen, ten einde te bespre
ken, welke maatregelen genomen moe
ten worden voor het behoud van den
s teeds meer bedreigden schol stand in
de Noordzee.
De Internationale Raad voor het on
derzoek der zee heeft zich na een diep-
ganade studie van vele jaren reeds uit
gesproken voor een sluiting van een
ondiep gedeelte van de Noordzee langs
de kusten van Nederland, Duitschland
on Denemarken voor de treilvisscherij
met stoomvaartuigen en groote motor
vaartuigen. Tot dit besluit hebben de
Duitschers, omdat zij toen niet in dien
raad vertegenwoordigd waren ge
volg van den oorlog niet kunnen me
dewerken. Een vergadering, op 26 Ja
nuari j.l. door het Reic-hsministerium
für Ernahrung und Landwirtschaft te
Hamburg belegd, waaraan behalve
v erschillende Duitsche autoriteiten ook
vertegenwoordigers der Duitsche zee-
visscherij deelnamen, verklaarde zich
intusschen reeds voor de maatregelen,
aanbevolen door den Internationalen
Raad, waarvan bovenbedoelde sluiting
de voornaamste is. De overige landen
zullen te Amsterdam wel hoofdzakelijk
vertegenwoordigd zijn door dezeWde
deskundigen, die -in den Internationa
len Raad tot het aanbevelen van die
maatregelen hebben medegewerkt. De
kans is dus zeer groot, dat deze confe
rentie tót dezelfde conclusie komt.
Een andere vraag is, of de regeerin
gen van alle betrokken staten zich
daarmede zullen kunnen vereenigen.
In Engeland hadden de belanghebben
den indertijd nogal bezwaren en ook
hier te lande is er van dezelfde zijde
eenige tegenkanting. Bovendien vraagt
men zich af, hoe de sluiting van zulk
een groot zeegebied voor stoom- en
groote motortreilers in de praktijk ge
handhaafd zou moeten worden. Om die
vraag heeft de Internationale Raad
zich nooit bekomerd. Zij zal door de
regeeringen overwogen moeten'worden
en lijkt niet zoo gemakkelijk te beant
woorden.
Toch moet er iets gedaan worden,
wil men niet, dat belangrijke takken
van visscherij in de Noordzee allengs
achteruitgaan.
De vraag rijst intusschen, of men ook
het vraagstuk van de vermindering
der schelvisch- en kabeljauwvangsten
niet eens onder het oog moet gaan zien.
Men wil het wel eens doen voorkomen,
alsof dat verschijnsel van voorbijgaan-
den aard is, alleen te wijten aan na
tuurlijke oorzaken, maar gaat men de
door het Engelsche ministerie van
landbouw en visscherijen gepubliceer
de cijfers na omtrent de vangsten der
Engelsche stoomtreilers, die meer in
het bijzonder voor -de visscherij op
•ondvisch dienen, cjan trekt het de aan
dacht, dat sinds 1906 de vangsten van
schelvisch en kabeljauw door deze
vaartuigen op den duur zijn achteruit
gegaan. Alleen na de beperking der
visscherij door den oorlog zag men
een toeneming en wel eene, die zeer
beduidend was, later echter weder ge
volgd door een snelle en sterke ver
mindering; zeker wel het beste be
wijs, dat de rijkdom der Noordzee aan
schelvisch en kabeljauw niet alleen
van natuurlijke oorzaken afhankelijk
is, maar dat daarop ook zeer sterk
door den mensch wordt invloed geoe
fend.
In de laatste jaren hebben onze vis»
schers heel wat meer te klagen gehad
over het kleiner worden der schel-
vischvangsten, dan over achteruitgang
van de vangst van schol.
Het verschijnsel van de vermindering
van de vischrijkheid der Noordzee is
niet alleen van belang voor ons stoom-
treilbedrijf, maar ook voor onze beug-
visscherij en onze haringvisscherij.
Ook de vangsten der beugvissohers en
Voor
Schrale Lippen
gebruik ik altijd
487
der treilende loggers immers zijn daar
door verminderd. Voor de stoombeu
gers liepen zij in dé jaren 19191923
terug van 895 tot 503 K.G. per reisdag
en voor de zeilbeugers van 418 tot 219
K.G. per reisdag en in 1924 zijn de
vangstresultaten nog veel ongunstiger
geweest, zoo slecht .zelfs, dat de zeil-
sloepen, wier hoofdbedrijf de beugvis-
scherij is, deze visscherij niet langer
konden volhouden. De treilvangsten
der zeilloggers liepen ai even hard
achteruit, n.l. in dezelfde jaren van 299
K.G. tot 141 K.G. per reisdag.
In den regel houden de loggers zich
alleen als bijbedrijf met de treilvissche
rij bezig en is de haringvisscherij hun
hoofdbedrijf. Evenzoo wordt de beug-
visscherij voor een goed deel alleen als
bijbedrijf van de haringvisscherij uit
geoefend. Het doel is niet, winst te be
halen, maar de bemanningen werk te
verschaffen, zoodat men de beschik
king houdt over geschoolde visschers,
hetgeen ten goede komt aan de uit
komsten der haringvisscherij. Direct
voordeel voor de reederijen heeft de
uitoefening van de bijbedrijven in nor
male tijden nooit opgeleverd, integen
deel de reeders waren altijd overtuigd,
dat deze hun geld kostte. Het verlies,
dat zij er mede leden, beschouwden zij
als het ware als een noodzakelijke uit
gave voor het haringvisscherijbedrijf.
Wordt bij het bijbedrijf minder gevan
gen, dan beteekent dit dus voor hen
een verzwaring van de lasten van het
hoofdbedrijf.
Ook de haringreederijen hebben er
derhalve alle belang bij, dat de schol
schelvisch- en kabeljauwstand in de
Noordzee behouden blijft en zoo moge
lijk verbeterd wordt.
De Reputatie van het Nederlandsche
Haringbedriji.
Onder dezen titel lezen wij in de N.
Vlaard. Ct. het volgende artikel:
Door een artikel van de hand van
den heer Van Linden van den Ileuvell,
den voorzitter van de Kamer van Koop
handel voor de Beneden-Maas, opgeno
men in „De Nederlandsche Mercuur''
enkele weken geleden, zoomede
door gesprekken met rechtstreeks-be
langhebbenden, werd onze aandacht
weer bepaald bij het vraagstuk van de
knoeierijen in het haringbedrijf, dat
reeds zoovele jaren aan de orde is en in
verschillende vereenigingen telkenma
le de aandacht in beslag genomen
heeft, zonder dat er nog ooit in tot
eenig tastbaar resultaat werd gekomen.
De Commissie, in 1923 samengesteld
door het Hoofdbestuur van de Reeders
vereeniging voor de Nederlandsche
Haringvisscherij en bestaande uit en
kele vooraanstaande reeders en ha
ringhandelaren uit de verschillende
visscherijplaatsen, kwam unaniem tot
de conclusie, dat ergelijke praktijken
in dit bedrijf bestaan en afdoende be
strijding daarvan hoogst gewenscht is,
maar hoewel de algemeene vergade-
ing dezer vereeniging het rapport
dier commissie aanvaard heeft en zich
uitsprak voor voortzetting der werk
zaamheden ter verkrijging van de ge-
wenschte maatregelen, zijn we op het
oogenblik nog precies even ver, en
woekert de knoeierij ongestoord voort.
Ongetwijfeld tot ergernis van zeer vele
reeders en handelaars, die volkomen
goed inzien, dat hiervan het bedrijf hoe
langer hoe meer nadeel moet onder
inden.
Wel zijn er ook nog, die eenvoudig
ontkennen dat knoeierij plaats heeft of
ongeoorloofde praktijken worden uit
geoefend; wel komt men ook nog per
sonen tegen, die, als 't niet anders kan,
zullen toegeven dat er nog al wat onge
rechtigheid tiert op het terrein van den
haring, maar die U toch verzoeken
daarover vooral maar niet te praten of
te schrijven, omdat zoodoende onze
goede naam in opspraak zou worden
gebracht; maar deze beide catego-
riën vormen slechts een minderheid, en
de meerderheid der rechtstreeks-be
langhebbenden zou stellig gaarne zien,
dat een toestand kon worden gescha
pen, waarin eens voor goed een einde
kwam aan al zulke handelingen, wel
ke onvereenigbaar zijn met reëele han
delspraktijken.
En het zwijgen over wat verkeerd is,
het doen alsof er geen wolkje aan de
lucht is, uit vrees dat anders onze re
putatie in het buitenland zou worden
geschaad dat is een taktiek, welke
de werkelijkheid ten eenenmale mis
kent. De struisvogel dénkt maa
men hem niet ziet, als hij den 1
het zand steekt!
Onze reputatie in de wereld za
wat beter gediend worden door he
wijzen van wat verkeerd is,
energieke bestrijding daarvan,
door zwijgen en werkloos-toezie;
wijl ongestoord wordt voortgegaa
haringleveranties, welke in toen
de mate tekortschieten in hetgeer
litatief en kwantitaief geleverd bi
te worden.
De ongebreidelde concurrenti
in Nederland, en het feit, dat t;
buitenlandsche afnemers geen ei
anderen maatstaf meer schijne
te leggen dan dien van den pri
„tonnen", zijn natuurlijk de
naamste oorzaken van het voortv
rend kwaad. En heel dikwijls
men de tegenwerping, dat tocl
haringhandel zich moet richter
hetgeen de afnemers verlang
hierin niets afkeurenswaardigs,
legen.
Het komt ons echter voor, d
vraagstuk hiermee te simpel
voorgesteld. Stellig toch moet df
del er zich op inrichten, dat hij
kan voldoen aan de wenschen de
tenlandsche clientèle, maar d:
zeer goed gepaard gaan met sl
regelen betreffende kwaliteit et
veelheid van de te leveren wa
hieraan mankeert tegenwoordi
veel.
We behoeven nog niet zoo ver t«
als de Schotten en Engelsche
zich, althans wat verpakking b
niets aantrekken van wensche
afnemers, en consequent hun
staande tonnen met vaststaai
wicht leveren, om toch te willen
nen dat eenige vastheid hoog
wenscht is. In Schotland en Eng
is men op dit gebied misschien
te vasthoudend en conservatief,
wel ze daarvan, naar we meenen
volstrekt geen nadeel ondervi
Hun afzetgebied neemt niet af,
relaties behouden ze, en ze wetei
het hun beurt is, heel goed nieu»
laties te verkrijgen, en in den voi
zetten handel is het ongetwijfek
veel waarde, dat ieder precies wee
hij krijgt, als hij een ton haring 1
Natuurlijk is ook daar verschil
kwaliteit, en zal de eene firma
bekend staan dan de andere wega
zorg, die aan verpakking en verzo
is besteed, maar een ton is toch en
en wie die niet verlangt, kan in 1
land en Schotland niet terecht
Bij don Nederlandsehen hajii
dit geheel anders, en naar ons o'a
minder. Hier is een ton niet lange;
ton, en er wordt altijd nog wel eei
ma aangetroffen, die bereid i;
goedkooper te leveren dan ieder a
zij het ook, dat de hoeveelheid m
om van de kwaliteit nu maar tei
gen onvermijdelijk tot de prijk
evenredige verhouding staat.
De buitenlandsche klant m«
tot zekere hoogte, zelf maar welt
kan zeer goed begrijpen dat dt
rantie ten slotte moet zijn ov;
komstig het bedrag, dat hij gelit
te leggen, maar in den klein!
ontstaat eerst de rechte ontevr
heid over de Hollandsche harii
daar wordt de reputatie van ons
ringbedrijf zoodoende grondig k
ven.
Het gevolg hiervan is op den
onvermijdelijk, dat men bij vooi
zich tot het Schotsche en Engfl
product gaat wenden, en de Hol
sche haring loslaat. Er wordt een
vredenheid en onvoldaanheid a
kweekt, waarvan niets goeds, maa
veel kwaads is te verwachten.
En hiervoor behooren toch ein
alle oogen eens open te gaan, wa:
alle moeilijkheden, welke het ha
bedrijf reeds heeft om op del*
blijven, moet alles vermeden vi
dat tot nadeel kan zijn, zoover ffii
althans kan vermijden.
En -de achteruitgang in repute
te vermijden, mits slechts reedt
handelaren te dezer zake ha®
hand willen gaan, en gezamenlijk
len stellen, waaraan ze zich vrij
onderwerpen.
Op den weg, aangewezen in Ik
port der Reedersvereeniging va>r
behoort te worden voortgegaan,*1
in die richting is een oplossing!
reiken. Streeft men deze niet nv,
woekert het kwaad hand over
voort, tot er aan 't eind geen uW
meer aan is! j
In de vinchershiven wordt
V. E.M. de Duitsche itoomtrewli', V
Stedtlender, P. O. 270, uit Oefilg'
uitgerust voor de IJslandvisuchcrij. IJ*'
vernemen blijft de Duitsche bemsnW'
boord, doch gun er HollendichH
en zouters mee.