VISSCHERI) EN SCHEEPVAART flinke Dienstbode Flinke Dienstbode Dagmeisje. Wij zoeken iemand Wasch. WATERSTAND IJMUIDEN 1925 H. water L. water V.D3' n.m. v.m. n.m. 3.21 3.40 11.19 11.38 3.57 4.16 11.59 4.31 4.51 0.13 0.36 5.04 5.25 0.47 1.09 5.38 6.00 1.17 1.39 6.13 6.35 1.49 208 6.49 7.17 2.53 2.39 7.38 8.13 2.57 3.21 VISSCHERIJ. vooruitzichten voor de haring- visscherij. men de Britsche handels- istieken voor het tijdperk 1911— icjo dan blijkt de jaarlijksche uitvoer 'i'versche, gezouten en gerookte ha rk., „a bet Vereenigde Koninkrijk in 31 tijdperk gemiddeld 475.656.000 K.G. ci bebben bedragen, waarvan '5941000 K.G. naar Duitschland en 000 K.G. naar Rusland ging. De 'irlijksche export van deze producten nil ons iand bedroeg in dezelfde perio- U blijkens onze statistiek gemiddeld 417.000 K.G., waarvan 63.902.000. Kg. 1 ar Duitschland ging, terwijl van -htstreekschen uitvoer naar Rus- 1 id niet blijkt. Uit beide landen te za- •n werd dus in die jaren gemiddeld ',.073.000 K.G. haring uitgevoerd, 3 arvan 310.843.000 K.G. naar Duitsch- eid en 166.851.000 K.G. naar Rusland. Je totale boeveelheid haring en bok- \(r, in 1924 uit ons. land uitgevoerd, Iróeg 85.133.000 K.G. Daarvan was jOö.OOO K.G. voor Duitschland cn K.G. voor Rusland en de rand- ten bestemd. De Britsche statistiek "jneldt voor dat jaar een uitvoer van e .249.000 K.G. gezouten en gerookte a4ng, waarvan 122.157.000 K.G. naar jtschland werd verzonden. De ver- ding naar de Russische randstaten rdt er niet afzonderlijk in opgege id uit mededeelingen van het Engel se visscherijbestuur en de Fishery for Scotland blijkt echter, dat ^Engeland en Schotland te -zamen in df!4! 121.830.000 K.G. gezouten haring [ir Rusland en de randstaten werd Jxporteerd. Ook omtrent den uitvoer -i- versche haring—geeft-de- -Britsche idelsstatistiek nog geen inlichtin- k Daar deze echter in hoofdzaak r Duitschland is gericht, zal hij Dioedelijk weinig meer bedragen de Britsche invoer in Duitschland. likens de Duitsche statistiek rond 31 clioen K.G. De totale uitvoer uit !i)Ot-Brittannië en Nederland teza- pih kaïi dus voor 1924 veilig gesteld ïfden op 446.382.000 K.G., die naar op 210.461.000 K.G., en die Rusland op 122.429.000 K.G. Vergelijkt men nu de cijfers van 1924 ,1 de jaargemiddelden voor de 3-jari- periode 1911-1913, dan trekt he! preerst de aandacht, dat de totale itvoer in bet vorige jaar nog lang niet ■t vóórroorlogspeil had bereikt. Hei 7'schil is bovendien feitelijk nog groo os dan de cijfers aangev en. Wat is n.l geval? De vrij belangrijke hoevee?- d haring, welke ieder jaar uit (c0t-Brittannië in ons land plegen ir den geïmporteerd, zijn in hoofd- k voor herexport bestemd en wor dus, wanneer men de uitvoer er beide landen samenvoegt, dubbo (jïld, zoodat men ze van de som dien trekken. Deze import van Britsch- fing in ons land nu bedroeg in he? efak 1911—1913 gemiddeld 7.416.000 il per jaar en in 1924 14.965.000 K.G dat de totaal-uitvoer van Britsche e|Hollandsche haring, welke men na ek Van dien import overhoudt dkt te hebben bedragen 431.417.00C o*. in 1924 en gemidd. 554.657.000 K.G iiljaar in het tijdvak 19111913. de vergelijking der cijfers van den ."■voer naar Duitschland moet in aan ging worden genomen, dat het ^ndgebied van dezen staat na den i'log sterk is ingekrompen. De in ^;en geconsumeerde haring werd jrdien door den Duitschen handel gebracht en was dus begrepen [den uitvoer naar Duitschland, ter- i ze thans tenminste voor een jj-ot deel rechtstreeks naar Polen In 1924 bedroeg de uitvoer naar #and uit Groot-Brittannië 51.292.000 ajfc en uit Nederland 868.000 K.G., dus beHe landen samen 52.160.000 K.G. rÉJbndert. men het verschil tusschen clÜer voor 1924 en het gemiddelde me^ ^eze hoeveelheid l7?1Mn* n°g e0n versc^^ over van >>•21.000 KG., hetwelk voor een deel ij1 Terklaring kan vinden in het ver- "k en^e^e Provincies, als Elzas- baringen en voor een deel ongetwij- efl °°.k geringeren afzet in Polen en ,f minderen uitvoer naar Rusland. 8 ultvoer naar Rusland, waartoe thans ook die naar de randstaten gere kend moet worden, verminderde met 44.422.000 K.G. Een andere vraag van belang is, hoe de productie in 1924 zich verhield tot die van het vóór-oorlogs-tijdperk 1911- 1913. Uit de vangststatistieken, samenge steld door den Conseil permanent in ternational pour l'exploration de la mer, blijkt, dat in die jaren de gezamen lijke haringaanvoer in Engeland en Schotland bedroeg 1.644.537.000 K.G. of gemidd. per jaar 548.179.000 K.G., ter wijl volgens onze visscherij-statistiek in die jaren hier te lande gemiddeld 84.130.000 K.G. werd aangebracht, zoo dat beide landen te zamen in die perio de 632.309.000 K.G. produceerden. De ongunstige resultaten van ver scheidene opeenvolgende jaren hebben het productie-vermogen van het ha- ringvisscherijbedrijf in beide landen ongetwijfeld verminderd. Onze iiaring- visscherijvloot telde begin 1923 slechts 560 schepen, waarvan 48 stoom-, 36 motor- en 476 zeilloggers, tegen 751 vaartuigen, waarvan 41 stoom-, 12 mo tor- en 579 zeilloggers en 119 bommen einde 1913. Op grond van de gemiddel de jaarvangsten in het tijdperk 1914 1923 de abnormale jaren 1917 en 1918 huiten beschouwing gelaten kan men zeggen, dat het vangvermogen van deze vier soorten vaartuigen zich ongeveer verhoudt als 24 tot 17 en tot 10 tot 3. Drukt men nu voor beide jaren met behulp van deze verhoudingscij- fers het vangvermogen van andere soort in die van zeilloggers uit, dan blijkt, dat de vloot van einde 1924 tot die van einde 1913 ongeveer stond als 6524 tot 7335. Volgens het verslag betreffende de visscherijen in Engeland en Wales ge durende het jaar 1923 (zeevisscherijen, statistische tabellen), uitgegeven door het Britsche Ministerie van Landbouw en Visscherijen, "telde de Engelsche drijf netvisschersvloot in 1913 586 stoom-, 85 motor- en 192 zeilvaartuigen der le klasse tegen slechts 398 stoom-, 75 motor- en 6 zeilvaartuigen der le klasse in 1923. In het jaarverslag van de Fishery board for Scotland over 1923 wordt voorts o.a. het volgende opgemerkt: ,,The continued depression in the fishingindustry is reflected in a further decline in the fischermen engaged in the Scottish fisheries and in the num ber and value of vessels and quantity and value of gear employed." Volgens dit verslag besloegen de ha ringnetten, in Schotland in gebruik, in 1920 tezamen nog een oppervlak van 187.710.400 vierkante yards, in 1923 slechts van 133.538.590 vierkante yards, terwijl, ook de hoedanigheid der netten, was achteruitgegaan. Bovendien was het bedrijf zoowel hier te lande als in Engeland en Schot land in financiëei opzicht zeer ver zwakt, zoodat de middelen ontbraken om het productievermogen weder op het vroegere peil te brengen. Desondanks bedroeg in 1924 de ha ringaanvoer in Engeland en Schotland volgens een opgave van het Britsche Ministerie van Landbouw en Vissche rijen nog 468.796.000 K.G. en die in Ne derland blijkens onze visscherij-statis tiek rond 60.770.000 K.G., zoodat in bei de landen tezamen 529.566.000 K.G werd aangebracht. Terwijl dus de uitvoer van Britsche en Kollandsche haring met 123.240.000 KG. verminderde, werd daarvan slechts 102.743.000 K.G. minder gepro duceerd. Niettegenstaande 1924, doordat de vangst van 1923 niet evenredig was aan de plotseling toegenomen vraag naar haring, met een abnormaal kleine voorraad haring begon; vormt voor dat jaar het uitvoercijfer slechts 81 van het vangstcijfer, tegen 86% voor het 3-jarige tijdvak, dat aan den oorlog voorafging. Daar komt bij, dat in het begin van 1925 nog een buitengewoon groote hoeveelheid haring van Britsche herkomst men heeft gesproken van niet minder dan 243.000 ton of rond 45 millioen K.G. nog op het Euro- peesche vasteland in opslag was. Dat ondanks deze ongunstige verhou dingen in 1924 voor de haring nog hoo- gere prijzen zijn betaald, is te danken aan twee omstandigheden, n.l. voor eerst aan het feit, dat de groote massa van de haring pas na half October werd aangebracht, en in de tweede plaats aan de belangrijke aankoopen, welke in 1924 van Sovjetzijde plaats vonden. Die aankoopen hadden niet alleen rechtstreeks, maar ook indirect een gunstigen invloed op de markt, n.l. in zooverre als zij vele handelaren er toe brachten in de verwachting van hooge prijzen haring te koopen, teneinde hun toekomstige behoefte te dekken. Toen echter omstreeks het begin van 1925 de vraag uit Sovjet-Rusland opge houden bleek te zijn, volgde de reactie. Zoowel in Groot-Brittannië als gelijk reeds is opgemerkt op het vasteland, in het bijzonder in de Duitsche Oost- zee-havens, waren toen nog belangrij ke voorraden Britsche haring, voorna melijk Yarmouthharing, aanwezig, welke de houders tegen hooge prijzen hadden gekocht en die thans slechts langzaam en tegen dalende prijzen van de hand gezet konden worden. Groote verliezen werden geleden en van vele handelaars - begon een paniekstem ming zich meester te maken. Teneinde een débacle te voorkomen werd daarop in een vergadering van Britsche zouters en exporteurs van ha ring, welke in het laatst van Februa ri te Aberdeen bijeèn kwam, besloten den verkoop van de onverkochte -voor raden, welke zich nog in Engeland en Schotland bevonden, toe te vertrou wen aan een commissie, bestaande uit zes zouters en drie exporteurs. Een soortgelijke poging, om ook in Duitsch land de handelaars tot samenwerking te brengen, mislukte, omdat de haring- voorraden zich daar in handen van te veel, voor een groot deel kleine hande laren bevonden. De ifnporteurs te Ko ningsberg, Danzig en Stettin verbon den Zich echter tegenover de Britsche commissie, alleen de door deze aange boden haring te zullen koopen en wel tegen prijzen van tenminste 40 shilling per ton voor matties, 47 shilling per ton voor matfulls en 50 shilling per ton voor fulls en voor dezelfde soorten on der handelsmerk van respectievelijk 44, 48 en 56 shilling per ton. Tegen de Britsche exporteurs, die van de prijzenafspraak misbruik zou den willen maken, om hun collega's te onderbieden en op die wijze hun voor raden op te ruimen, zouden maatrege len worden genomen. Het is natuurlijk de vraag in Duitschland althan? schijnt op dit punt bij velen nogal eeni- ge twijfel te bestaan of dit op den duur allen zal weerhouden, ten koste van hun concurrenten hun voordeel te zoeken. Mocht dit inderdaad het geval zijn, dan is het best mogelijk, dat bij het begin der nieuwe teelt nog veel haring van het vorige seizoen in con sumptie moet worden gebracht, want voor een snellen afzet plegen mini mum-prijzen allesbehalve bevorderlijk te zijn. De oude haring zal in dit geval niet nalaten, eenongunstigen invloed uit te oefenen op dë prijzen van het nieuwe product. Te Aberdeen heeft men dit blijkbaar ingezien en daarom besloten niet vóór 23 Juni te gaan zouten, indien de be staande voorraden vóór dien tijd niet zijn verkocht. Men hield daar dus reeds rekening met de kans, dat de oude haring tot 23 Juni den prijs voor de nieuwe haring zal kunnen beder ven. Het voornemen, om geen nieuw product op de markt te brengen, zoo lang het oude nog niet in consumptie is gebracht, is op zichzelf zeer prijzens waardig. Vooreerst is het echter de vraag, of men zich aan het besluit zal houden; de ervaringen op dit gebied zijn in het algemeen niet bemoedigend En nu. reeds klinken verontwaardigde protesten uit het noorden van Schot land, in het bijzonder van Shetland waar de haringvisscherij gewoonlijk het eerst begint. In de tweede plaats is het zelfs lang niet zeker, dat op 23 Juni de oude haring verkocht zal zijn, immers niet alleen is het een abnormaal groot deel der vangst 1924 aan het einde van het jaar nog onverkocht, maar bovendien werd toen de afzetgelegenheid door het ophouden van de Sovjet-vraag veel slechter. Een lichtpunt is de betrekkelijk ge ringe vangst van Britsche winterha- ring. Desniettemin blijft de kans zeer groot, dat de haring van de vangst 1924 een slechten invloed zal hebben op de markt voor het seizoen 1925 Worden de afzetmogelijkheden niet gunstiger, dan zal dus de aanvoer ge ringer moeten zijn dan verleden jaar, wil men voor de haring voldoende prijzen kunnen maken, d.w.z. prijzen, welke, daar de prijzen van verschillen de visscherijbenoodigdheden en dus de bedrijfskosten nog altijd zeer hoog zijn, die van voor den oorlog beduidend overtreffen. In dat geval zal de harin visscherij bij normale vangsten alleen in beperkter omvang dan verleden jaar met voordeel of liever zonder ver lies uitgeoefend kunnen worden. Laten wij dus hopen, dat de tegenwoordige tegenspoed een les voor de Britten is geweest, zoodat zij met de deelneminj aan de haringvisscherij wat meer te rughoudend worden, dan zij verleden jaar zijn geweest. (Handelsberichten.) P. E. v. Renesse. Stcrt. no. 65 bevat de statuten der volgende naamlooze vennootschappen: Visscherij-Maatschappij „Heemste de I" te IJmuiden. Doel: het uitoefenen der zeevisscherij in haar vollen om vang, enz. Duur 40 jaren. Kapitaal f 10.000.verdeeld in aandeelen van f 1000.geheel geplaatst en volgestort. Oprichters de heeren E. A. de Gruyter te Heemstede en P. J. de Gruyter te Delft. Directeur de heer E. A. de" Gruy ter te Heemstede. Visscherij-Maatschappij „Heemstede II" te IJmuiden. Doel, duur en direc teur als voren. Kapitaal f 8000.—, ver deeld in aandeelen van f 1000.—, geheel geplaatst en volgestort. Visscherij-Maatschappij „Heemstede III", te IJmuiden. Geheel als van de maatschappij „Heemstede I". Zeevisscherij-Maatschappij „Tuban- tia" te IJmuiden. Doel: de uitoefening der visscherij in haar vollen omvang, enz. Duur: 30 jaren. Kapitaal: f 18.000 verdeeld in aandeelen van f 500.—, ge heel geplaatst en volgestort. Inge bracht in de vennootschap de stoom trawler Tubantia, IJM 47, vroeger ge naamd Johanna. Oprichters en raad van beheer de heeren E. Zwart Pz., ree der te IJmuiden, R. Gomes, smid te IJmuiden en W. Loendersloot, machi nist te Velseroord. De groote vangsten der vorige week zijn weer geëindigd en vele traw lers komen weer binnen met 100 man den, of nog minder visch. Dit werkt natuurlijk ongunstig op de besommingen, zoodat het moeite kost de inkomsten en uitgaven in even wicht te houden. Deze tijd wordt dan ook door de ree- derijen bij voorkeur benut om de noo- dige reparatiën aan de schepen te laten verrichten, zoodat zij geruimen tijd stil liggen, voor de kant. Onjuist zijn ech ter tot heden de geruchten omtrent het oplee-gen der schepen, van de gansche vloot is slechts een trawler reeds ge- ruimen tijd opgelegd. De stoomtrawler Insulinde IJ.M. 54, verspeelde bij het visschen in de Duit sche bocht, achtereenvolgens 2 netten en een der borden. Van eenige in de buurt komende IJmuider trawlers, leende men toen gedeeltelijk nieuw vischtuig en zette het bedrijf voort. In de buurt van een vuurschip, nabij Helgoland, bleef men opnieuw haken en kon slechts door achteruitslaan die hinderpaal los scheuren. Bij het halen bleek men een groot scheepsanker losgewoeld te heb ben, dat men niet kon binnenbrengen en dus opnieuw met verlies van het net, moest kappen en laten zinken. De bemanning meende dat het een anker was van gelijke afmeting als het reuzenanker, dat eenige jaren geleden door een sleepboot-trawler werd bin nengebracht. Alvorens het schip weer kon ver trekken, ontstond een kort oponthoud met de bemanning van de Duitsche IJslandvaarder Johan Stadtlander P.G 270. De Duitsche leden der bemanning bleken ontevreden dat hun loon, toch reeds minder dan dat der Hollanders aan boord, berekend werd na aftrek der gages van laatstgenoemden van de bruto-besomming. Zij beweerden, dat dit in strijd was met de voorwaarden hunner monster rol, doch zij mochten niet weigeren te. varen door die monstering. Onze landgenooten, niet gemonsterd en ongenoegen op zee willende vermij den, bleken bereid het' voor de Duit- schers op te nemen uit solidariteit, tot van de Duitsche vakorganisatie het be richt kwam, dat de lezing der voor waarden door de reederij juist was, en aan de bemanning bekend kon zijn eer zij monsterden. Voor de Hollanders bestond dus geen reden om in te grijpen en zij waren be reid opnieuw mee te gaan of eenige zieken te vervangen. Echter werd in hunne arbeidsvoor waarden zooveel verandert dat zij thans onder Duitsch zeerecht varen en als zoodanig verzekerd zijn. De gages voor hen zijn echter over eenkomstig of hooger dan op Holland sche trawlers. Bedoelde veranderingen geschiedden dan ook met volle medewerking der IJmuider vakorganisatie. Stichting van een Instituut ter bevordering der Visch-Industrie te A 11ona. In tegenwoordigheid van een aantal be langstellenden is te Altona een Instituut voor de visch-industrie gevestigd. Het doel dezer inrichting bestaat hierin om alle industrieën, die zich bezig houden met de visch, in welken vorm dan ook, als handels artikel te verwerken, theoretisch en prac- tisch ter zijde te staan. Naast wetenschap pelijke onderzoekingen en proefnemingen zullen ook op verl angen bedoelde industrieën gecontroleerd, de mislukking van fabricaten onderzocht en nieuwe ideeën in deze bran che beproefd worden. Over het algemeen zal bevordering en verbetering der vischindustrie nagastreefd worden. De leider van het Instituut is de ook in Holland bekende Dr. Hanss Lemgerich, die niet alleen de Duitsche visch-industrieele techniek en wetenschap beheerscht, maar ook in het buitenland door langdurige reizen, o.a. in Holland, zich op de hoogte gesteld heeft van den stand dei vraagstukken om trent de visch-industrie in andere landen. O. SCHEEPVAART. IJmuiden. Aangekomen 18 April. Haulerwijk, st., Melilla, ijzererts, Hoogovens; 19 April: Vreewijk, st., Caen, ijzererts, id. Vertrokken 17 April: Glytha, st., Newport, ledig, Thisbe, St., Newcastle, ledig. 21 April: Vreewijk, st., Dunston, ledig. - In de week van 13 tot 20 April 1925 zijn te IJmuiden uit zee binnen gekomen 55 stoomschepen en naar zee vertrokken 47 stoomschepen. Ondertrouwd: TJEERD MUURLINO en JOHANNA TROMP. De huwelijksvoltrekking zal plaats hebben op 14 Mei 1925, in* de Qereformeerde kerk te IJmuiden. Zwartsluis, Schans 32. IJmuiden, Kanaalstraat 23 zwart. 22 April 1925. Eenige en algemeene kennisgeving. Hedenavond nam Ood tot zich onze lieve jongste Dochter en Zuster ADA, in den ouderdom van 18 jaar. Mede namens de familie: J.- Bralten A. Bralten—Hofman Velseroord, 21 April 1925. Rijksstraatweg 112. Qe teraardebestelling zal plaats hebben op Zaterdag 25 April a.s. des nam. 2 uur. Flinke Dienstbode gevraagd, voor dag of dag en naeht. Adresbureau van dit blad. BU1TENWONE ALQEMEENE VEROADERINO van Aandeelhouders in de N. V. Fxpl. Mij. „Voorwaarts" te 'i-Ora- venhage op Vrijdag 8 Mei 1925, ten kantore der Vennootschap. De directie. Oevraagd een in een gezin van 3 personen voor. dag of dag en nacht. Adres te bevr. bureau van dit blad. gevraagd voor dag en nacht. Mevr. Lussenburg, DeMeerle, Duinweg26 Santpoort. Mevr. HOOOERWERF, Kanaal straat 21, vraagt voor direct een net beschikkende over pakhuisruimte en telefoon, die bereid is de Inkoop en expeditie van visch op zich te nemen, tegen nader over een te komen voorwaarden. Br. onder No. 2502, bureau van dit blad. Juffrouw gevraagd die befeid is bij zich thuis te wasschen. Adres Bureau van'dit blad. YEKGUMIISG te pacht gevraagd, vóór 1 Mei a.s. Brieven onder No. 2504, bureau van dit blad. Wegens ophfffiag der afdeeling van de Oeitentok- Vereeniging Kennemerland te Vel seroord worden de leden die niet ter vergadering aanwezig waren kennis gegeven dat zij hun toeko mende deel in ontvangst kunnen nemen bij den Penningmeester. P. WAL, Tusschenbeeksweg E 25, Velseroord.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1925 | | pagina 3