ijmuider Courant
L Dl. Joh. Jansen.
j I -ij
ilJïsi! f ï1 i i
filefd IS
18 Juli 1925.
2e blad
pgEDlKBEURTEN
VOOR ZONDAG A.S.
IJMUIDEN
ned. hert. kerk
Di. J. H. Ledeboer, Em. Pred. te
f Affliterdam.
i j. dj. W. Kroeie, van Velseroord
-gpjERK (Koning Willomsbolc)
De Heer Tismeer.
iiadigavond s uur: Bidstond.
Lisftz. Com. Aid. ProL Bond.
„utMevr. Moolj, van Busiem.
oeref. kerk.
(t; Dezelfde.
chr. oeref. kerk.
i Ds. T. A. Bakker.
Dezelfde.
pgelisatie hoogeberg.
„morgen 10 uur: Samenkomst,
«middag 12 uur: Zondagschool.
Invond 7.30uur: Samenkomst.
Lker: B. jenninga.
■dagavondOpenlucht-Samenkomst op
het Koningsplein,
«sdagivond 7.30 uur: Meisjeskrans
voor meisjes vanaf 12 jaar.
dinligavond 8 uur: Bijbelbespreking.
I VELSEROORD.
ne». herv. kerk
rl Ds. W. Kroese.
geref. kerk.
et: Di. J- Krüger, van Delden.
f: Dezelfde.
VELSEN
ned. hert. kerk
c: Dl. C.J.Warners, van Helder.
WIJEEROOG.
geref. kerk.
[f: Ds. J. D. Boerkoel.
e: Dezelfde.
SANTPOORT
ned. hert. kerk
t: Prof. Dr. O. A. v. d. Berg v. Eysinga,
lokaal bethel,
gr: De heer L. N. Smelik.
■r: Dezelfde.
evangelisatie.
Ds. P. J. Wierstra te Amsterdam.
BEVERWIJK.
OOFSGEZINDE GEMEENTE.
Ds. van Calcar.
SLAG VAN DE VEREENIGING VAN
REEDERS VAN VISSCHERSVAARTUI-
GEN TE IJMUIDEN.
Vreemde aanvoereiL
invoeren van vreemde trawlvisch, d.w z,
wlvisch aangevoerd met vreemde schepen,
ractisch gedurende de laatste jaren ge-
om de Duitsche aanvoeren,
is in het jaar 1924 een niet onaanzienlijke
ring gekomen. De invoer over land kan
evenals het vorige jaar gerust buiten be
ng worden gelaten.
iioh gaat het geheel om de Duitsche traw-
geheele jaar kwamen 161 Duitsche traw-
IJmuiden en losten daar 2.478.050 K.G.
unvoeren verdeelden zich over het ge
ar als volgt, waarbij wij ter vergelijking
1923 daarnaast plaatsen.
1 eo n o> -i o t
1» N M
TO
0;v-;C->'^rooOrO
S-fvÓtni/ir-'-t* i>*
1
N •- 7) N i
I Os vo O f)
I E 1
.£i3'3!,0'v>c-c>t«ONmi/ï
.vino|0>nMt>os«F> m
i - i S r'r' n d n n'
IS £2 r- f oi (si
1 - n tn H in c -> os
- n
U
Ö6 v
t; os ei -5
w. so s£> o co
i n n n p)
<o cs) tn so so
ei v H in >o' o
n in n ifl m n
s oo o co so n co o
i 8 g s a g 8 g s
ft* Van staatje dient nog te wor-
®rkt, dat onder deze aanvoeren begre-
ir' an IJslandreizen in de maanden
j en Mei en twee Wittezee-reizen in
"gember, met respectievelijk 26.696,
W l 611 108.614 Kilogrammen visch,
hooge gemiddelde der aanvoeren
twe i?tt b.e^riiPeliiker wordt.
.we plaats moet rekening worden ge-
j de omstandigheid dat het relatief
fctt i ^aw^ers *n December verband
werkstaking in het visscherijbedrijf
^ogtTolge van welke staking de
verleiding voor de Duitsche reeders groot was
booten naar IJmuiden te zenden, terwijl ook van
Hollandsche zijde er aandacht aan werd gegeven
om vreemde schepen naar IJmuiden te trekken,
om daar in de behoefte aan visoh te voorzien.
Dit een en ander in aanmerking nemende blijkt
wel zeer duidelijk de groote achteruitgang der
Duitsche aanvoeren, hetgeen wel te verstaan is
waar tengevolge der grootere stabiliteit
Duitschland de positie der Duitsche booten in
eigen land niet onaanzienlijk verbeterde en ten
gevolge der algemeene opleving van drn expori
naar Duitschland, de Nederlandsche trawlvloot
geleidelijk weer geheel in de vaart kon worden
gebracht.
Aangenomen mag worden dat het geringe ver
schil in exploitatiekosten in Duitschland en Ne-
derland in 1924 vrijwel geheel is vervallen en
daarnevens kan worden geconstateerd, dat v
dumping met Duitsche visch geen sprake ineer
geweest, zoodat de verwachi ngeu in ons vorig
jaarverslag uitgesproken tamelijk wel zijn vervuld
De belangrijkste wijzigingen in het vervoer per
spoor betreffen het vervoer naar het binnenland,
naar Engeland en naar Duitschland.
De teruggang in het vervoer voor het binnen
land in 1923, die in vergelijking met 1922 niet
minder bedroeg dan ongeveer 2 360 000 K.G.. ver-
anderde in een vooruitgang ii. 1924, vergeleken
met 1923, van ongeveer 3.000 009 K.G., zoodat het
fear 1924 het jaar 1922 zelfs nog met ongeveer
640.000 K.G. overtrof.
Ook bij de verzending van gerookte, gedroogd,
en gezouten visch voor het binnenland valt een
percentsgewijs aanzienlijke vermeerdering te con-
staleeren. Waren de jaren 1922 er. 1923 voor deze
laatste visscherij-producten vrijwel aan elkaar ge
lijk, het jaar 1924 overtreft 1923 met ongeveer
311.000 K.G. of met meer dan 40
Voor het visscherijbedrijf is dit een zeer verblij
dend verschijnsel, daar hieruit blijkt, dat de te
ruggang van 1923 niet een blijvend karakter
draagt, maar dat integendeel, met redelijken
grond, ook voor de toekomst een verhoogd bin
nenlandsche verbruik mag worden tegemoet ge
zien.
Het zou onjuist zijn uit de cijfers van bet ver
voer van haring naar het binnenland dezelfde
conclusies te trekken, aangezien de buitengewone
vermeerdering der verzending ten name van het
binnenland staande, met mag worden geacht in
overeenstemming te zijn met een werkelijk zoo
sterk vermeerderd binnenIandsoh verbruik daar
belangrijke hoeveelheden, die van uit IJmuiden
eene binnenlandsche beslemming kregen, niet voor
het binnenland bestemd bleven, maar later van
elders werden geëxporteerd
Desniettemin mag op goed gezag worden aan
genomen, dat het haringverbruik in Nederland
zelf ook regelmatig vooruitgaande is.
In het bijzonder dient nog dc aandacht geves
tigd op het verhoogd vervoer van haring in de
eerste maanden van liet jaar, tengevolge van de
zeer belangrijke omzetten van Zuiderzee haring
door den IJmuidenschen handel.
Voor een juiste beoordeeling der zeevisscherij-
uitkomsten zal deze haring natuurlijk buiten be
schouwing moeten blijven.
In de tweede plaats trekt bij deze statistische
gegevens de aandacht de achteruitgang van den
uitvoer naar Engeland, die vrijwel geacht kan
worden parallel te loopen met de verzending via
de Nederlandsche Spoorwegen, uit IJmuiden
naar Engeland. Ofschoon nog aanzienlijk booger
dan in 1922 is de achteruitgang, vergeleken met
1923, toch bijna 2.000 000 K.G.
Het is niet wel mogelijk precies te beoordee-
len in hoeverre dit een gevolg is van de intensie
vere uitoefening van de vischerij in Engeland
zelf, in hoeverre het verschil in vischprijzen tus-
schen IJmuiden en Engelsche vischraarkten deze
achteruitgang heeft veroorzaakt en in hoeverre
verband moet worden gezocht tusschen deze ver
mindering en de grootere vraag naar visch in
Duitschland. Waarschijnlijk hebben deze 3 in
vloeden zich allen, in mindere of meerdere mate,
doen gelden, maar één ding is zeker dat het niel
een gevolg is van ongunstiger verzendgelegenheid
in vergelijking met de Engelsche markten. De
voorsprong, die IJmuiden in deze heeft gehad, zoo
door ligging als door snelle en billijke verzending,
is gehandhaafd.
Van groote, en naar verwacht mag worden blij
vende, beteekenis is de vooruitgang in de ver-
nding naar Duitschland in 1924.
De jaren 1922 en 1923 waren voor de versche
vischverzending gedurende de eerste 11 maanden
vrijwel gelijk.
De verbetering trad in, in December 1923 en
tengevolge van die verbetering werd het geheele
jaar 1923 toch nog ongeveer 25 lioogcr dan
1922. De verzending in 1924 is evenwel ruim 3-
maal zoo hoog als in 1923 of ongeveer 1.775 000
K.G. meer. Hoe verblijdend evenwel dit ver
schijnsel moge zijn, dient er wel aan gedacht te
worden dat wij, met deze vooruitgaande cijfers,
nog zóóver ten achter zijn bij den voor-oorlogs
toestand, dat er nog heel wat zal moeten gebeu
ren, alvorens het oude pijl is bereikt.
Om dit even duidelijk te maken, kunnen we er
ter vergelijking op wijzen, dat b.v. in 1912 de er-
zending voor het binnenland ongeveer 12.350 000
K.G. was en deze in 1924 is gestegen tot ongeveer
21.200,000 K.G., dus een vermeerdering voor bin-
nenlandsch verbruik van ongeveer 8.840.000 K.G.,
terwijl de verzending naar Duitschland in 1922
was pl.m. 15.235.000 K.G. en in 1924 ongeveer
2.470.000 K.G. en dus eene vermindering van on
geveer 12.765.000 K.G.
Het blijkt daaruit voldoende dat, bij een vol
ledig herstel van den handel in versche visch op
Duitschland en daarbij in aanmerking nemende
de grootere omzet naar Engeland en Frankrijk,
de geheele IJmuider vloot niet alleen regelmatig
zou kunnen worden in de vaart gehouden, maar
dat ook voor uitbreiding in de toekomst nog
ruim plaats zal zijn. De groote vraag is slechts
in welk tempo het herstel van Duitschland voort
zal gaan.
Wat voor Duitschland ten aanzien van de
versche visch geldt, kan vrijwel ook voor de ha
ring van kracht worden geacht, ofschoon de cij
fers ten aanzien van de verzending uit IJmuiden
ten deze niet maatgevend zijn. Immers vóór den
oorlog was de haringvloot in IJmuiden nog maar
zeer klein en de handel nog van geen beteekenis,
terwijl juist in de oorlogs- en na-oorlogsjaren èn
de vloot èn de haringhandel zich hier sterk heb
ben ontwikkeld.
De verzending vanuit IJmuiden was in 1924 bij
na het dubbele van het jaar 1923.
Wat Frankrijk aangaat mag op een kleine ver
hooging van den uitvoer worden gewezen. Deze
is evenwel niet van dien aard dat ze voor het be
drijf in zijn geheel van beteekenis is. Aan den
Franschen handel staan bezwaren in den weg,
waarvan sommige als de valuta en het veel tijd
nemende vervoer van voorbijgaanden aard kunnen
zijn, maar waarvan de invoerrechten wel van
blijvenden aard zullen zijn.
Als bewijs daarvoor mag zeker worden bijge
bracht het feit, dat in 1924 door de Fransche Re
geering maatregelen zijn genomen om door ver
laging van verschillende invoerrechten de levens
middelenvoorziening van Frankrijk goedkooper te
maken, maar dat de pogingen die aangewend zijn
om onder deze levensmiddelen ook visch op te
nemen, zijn mislukt.
De afzet naar België is wat het vervoer per
spoor betreft, lager geweest dan in 1924. Naar
uit vertrouwbare bron werd vernomen, moet
[hoest
Doos60 90cf.BijApoth.en
390
drogisten
evenwel de verzending per scheepsgelegenheid
zooveel hooger zijn geweest, dat de totaal-omzet
naar België hooger is dan in het voorgaande jaar.
Ook in dit jaar deed zich het bezwaar van de
onzekerheid der valuta telkens weer gelden.
De afzet naar andere landen levert over het
jaar 1924 geen stof op tot het maken van eenige
opmerkingen.
Een en ander samenvattende mag dus worden
geconcludeerd, dat de vooruitzichten, die zich
ten aanzien van 1924 hadden geopend, ten volle
zijn verwezenlijkt en dat voor het jaar 1925 ii
menig opzicht de mogelijkheid en de waarschijn
lijkheid nog bestaat op een ruimere afzet.
Vervoer en Vrachttarieven.
Ofschoon ten aanzien van de vrachttarieven der
Nederlandsche snoorwegen nog heel wat te
wenschen overblijft, ziin toch in 1924 weder een
naar^ kleine verbeteringen tot stand gekomen-
Zoo is in den loop van het jaar een speciaallariel
gemaakt voor het vervoer van verc,-he haring
van TJmuiden via Oldenzaal naar Duitschland.
waarbij de ijltfoedvrachtorijs werd gesteld od
f 0.80 per 100 K.G. Het is zeer te beiammeren.
dat onze Nederlandsche Noordzeevisscherii zoo
goed als in het geheel niet van dit tarief kan
profiteeren, aangezien de versche haring bijna
uitsluitend wordt aangevoerd door Engelsche en
Schotsche drifters en door de Zuiderzeevïsscbers.
Een andere verbetering waarvan de IJmuiden-
sche visscherij wel een weinig beier wordt, is de
vracht-verlaging, tengevolge van de vervoerover-
eenkomst met de IJmuider Vischhandel Vereeni-
ging gesloten, voor het vervoer van visch als ijl -
en vrachtgoed naar de Provinciën Noord-Holland,
Zuid-Holland en Utrecht. In hoeverre deze over
eenkomst gesloten is onder druk van de moge
lijkheid van vischvervoer per lastauto. durven
wij niet beoordeelen, maar zeker mag de vraag
worden gesteld om welke reden deze overeen
komst juist tot deze 3 provinciën is beperkt ge
worden.
Mogen we derhalve dankbaar ziin voor de klei
ne verbeteringen, die ziin aangebracht, ook al
komen die IJmuiden slechts ten deele ten goede,
er blijft als boven gezegd ten deze nog heel wal
te wenschen over.
In betrekking tot het vervoer mag evenwel op
één belangrijke verbetering worden gewezen, waf
betreft de verzending naar Duitschland.
In Augustus is n.l. door de Nederlandsche spoor
wegen. in overleg met de betrokken Spoorweg,
directies, eene regeling getroffen. waardoor
voornamelijk de verzendingen naar het Roerge
bied en den linker Rijnoever belangrijk werden
verbeterd. Zoo is het mogeliik geworden, dat
visch, die des middags te 12.35 van IJmuiden
wordt verzonden, reeds des nachts te 2 uur in
Duisburg aankomt, te 3.42 in Essen, te 4.38 in
Keulen, te 5.35 in den morgen te Dortmund, te
6.07 in Aken, te 9.39 in Bonn en den volgenden
avond te 7.46 in Mainz," terwijl de visch, die te
12.35 uit IJmuiden vertrekt langs den rechter
Rijnoever, den volgenden middag te 5.40 in Wies-
baden aankomt en den volgenden avond te 7.50 in
Frankfurt a.d. Main. Deze verbetering, die aanvan
keliik verkregen was door samenwerking van de
Nederlandsche Spoorwegen en de Regiesooorwe-
gen, is ook aldus in stand gebleven na de Roer-
ontruiming en de overgave van de Spoorwegen
door de Regie aan de Duitsche Spoorwegen.
Credietwezen,
In de regeling van het credietwezen is ook in
1924 geen verandering gekomen. De klachten om
trent crediet aan den vischhandel blijven aanhou
den. De jvijziging die in het reglement op den
Rijksafslag was aangebracht, waarbij de rente
door de vischhandelaren te betalen vroeger zou
ingaan, is aanvankelijk teruggenomen.
Binnenlandsche Vischvoorziening.
Het Nationale Comité voor de propaganda van
vischverbruik, dat in 1923 tot stand was geko
men, op initiatief van den Hoofdinspecteur der
Visscherijen. is in een permanent Comité omge
zet, van welk Comité de heer J. M. Bottemanne,
ook na zijn verwisseling van werkkring, secreta
ris-penningmeester is gebleven. Het Comité heeft
van enkele ziiden. o.a. van de Kamer van Koop
handel en Fabrieken te Haarlem, eenige finan-
ciëele steun voor haar doel, het bevorderen van
den vischafzet in Nederland zelf, ontvangen. Deze
steun was echter nog niet van dien omvang, dat
belangrijke zaken konden aangevat worden.
In den loop van het jaar is van verschillende
gelegenheden, dat de Visscherijfilm vertoond
werd, gebruik gemaakt om door voordrachten
daarbij de belangstelling voor het Visscherübe-
drijf op te wekken en tevens reclame te maken
voor het vischgebruik. Het ligt in de bedoeling
van het Comité om zoo mogeliik in de komende
iaren met deze actie op breeder schaal voort te
gaan.
De propaganda met de Engelsche vischbak-
nvens, in 1923 gemaakt op de Tentoonstelling v.
Volksvoeding te Amsterdam, begint langzaam
aan door te werken en wordt hier en daar reeds
een enkele oven gebruikt. Nevens de Engelsche
bakovens worden nu ook reeds ovens van
Duitsch en Nederlandsch fabrikaat door den han
del aangeboden.
Hollandsch-Engelsch Arbitrage-verdrag.
De onderhandelingen omtrent een af te sluiten
Hollandsch-Engelsch arbitrage-contract voor de
visscherij, in verband met de Noordzee conventie,
hebben in 1924 tot geen beslissing geleid.
Vischrijkdom Noordzee.
De reeds in het jaar 1923 aangevangen onder
zoekingen omtrent den omvang van de pufvis-
scherij en de schade die daardoor aan den visch-
sland in de Noordzee zou kunnen worden toege
bracht, zijn in 1924 voortgezet met de krachtige
hulp van den heer Hoofdinspecteur der Vissche
rijen.
Op verzoek van de Reedersvereeniging heeft de
heer Hoofdinspecteur op verschillende tijdstippen
in IJmuiden hoeveelheden ondermaatsche visch
(zoogenaamde puf) laten sorteeren, om te weten
uit welke vischsoorten deze puf is samengesteld
en hoe groot het percentage der verschillende
vischsoorten, waaruit de puf bestaat, is. Van den
heer Directeur van het Staatsvisschershavenbe-
drijf werd een opgave verkregen omtrent de hoe
veelheid puf die in 1924 moet zijn aangevoerd.
Hieruit blijkt, dat alleen aan de eendenhouders
reeds 3.000.000 K.G. van deze puf was verkocht
geworden en dat waar deze hoeveelheid kan wor
den geschat op ongeveer 3/4 van den geheelen
pufaanvoer te IJmuiden, het totaal veilig op
4.000.000 K.G. over het jaar 1924 is te stellen.
Uit het rapport van den heer Bottemanne is
gebleken, dat van een totaal gewicht van 315 K.G.
onderzochte puf 307 K.G. (98 bestond^ uit 3
consumptievisschen, t.w. schol, schar en wijting.
De overige 8 K.G. bestond uit andere visch
soorten, eetbare en niet eetbare.
De 307 K.G. schol, schar en wijting bestond uil
6051 vischjes, waarvan er 5045 waren beneden
den consumptiemaat, terwijl de visch die de con-
sumptiemaat haalde, daar natuurlijk maar juist
bovenging.
Uit deze enkele cijfers blijkt derhalve reeds vol
doende hoe groot de schade is, die de pufvissche-
rij aanricht onder de jonge visch, die gaarne haar
eerste levensjaren op onze vlakke, zandige. Hol-
landsce kust komt doorbrengen. Door den heer
Hoofdinspecteur der Visscherijen is op grond
hiervan mede een becijfering gemaakt waaruit
blijkt, dat wanneer al deze ondermaatsche visch
maar 1 jaar langer vrij had kunnen opgroeien, de
ze reeds een waarde zou vertegenwoordigen van
900.000 Gulden.
In dit rapDort heeft het Bestuur van de Ree
dersvereeniging aanleiding gevonden zich te
richten tot den Raad van de visscherij, om me
dewerking te verkrijgen, dat aan dit systematisch
opvangen van te jonge visch, hetgeen alleen ge
schiedt in het belang der eendenhouders, een
einde wordt gemaakt.
Op dit adres, dat 26 Juni werd verzonden, is
nog geen beschikking gekomen, maar met ver
trouwen wordt tegemoet gezien dat maatregelen
zullen worden beraamd om de aanvoer hiervan in
de toekomst te beletten.
Dat dit ook gewenscht blijft, kan o.m. blijken
uil de omstandigheid dat hoewel in 1924 veel min
der aan de pufvtsscherij is gedaan dan in 1923,
daar de pufvisschers geruimen tiid bezig ziin ge
weest met de visscherij van Sardijn, die zich dit
jaar in belangriike hoeveelheden aan onze kust
ophield, toch in IJmuiden nog 40.000 50.000
twnden puf van 35 K.G. per mand, in 1924 wer-
den aangevoerd.
De actie door de Reedersvereeniging in deze
gevoerd, staat geheel los van en draagt een ander
karakter dan de perscamDagne gevoerd heeft
over de z.g. uitmoording der Noordzee, welke
laatste zaak. in tegenstelling met de pufvisscherii.
een quaestie is van internationale regeling en
waarbij bezwaren worden naar voren gebracht le
gen de normale visscherij. terwijl de pufvisscherii
geldt een abnormale visscherij.
Aangezien de actie tegen de Diepzeetrawlvis-
scherij, zooals die in de Nederlandsche pers is
gevoerd, een zaak is. die ook in hooge mate de
Engelschen en Duitschers raakt, die ter zake veel
grootere belangen hebben dan IJmuiden, bestaat
er geen gevaar, dat. op lichtvaardige wijze, in dit
bedriif zal worden ingegrepen, en zullen er meer
zakelijke argumenten naar voren moeten worden
gebracht, alvorens door gemeenschappelijk over
leg der betrokken landen tot beperking dezer
visscherij zal kunnen worden overgegaan.
Rechtspositie schepelingen.
In 1924 is gebleken, dat door de Regeering op
merkzaamheid was gegeven aan een vroeger door
de Reedersvereeniging ingediend verzoek, om in
tijds kennis te mogen nemen van het Vooront
werp inzake de regeling van de rechtspositie van
kapitein en schepelingen. Door de Regeering is
de heer J. F. Klercq uitgenoodigd deel te willen
uitmaken van eene Commissie, die speciaal in
lichtingen heeft te geven in deze materie met hel
oog op de Visscherij-belangen. Door den heer
Klercq is aan het verzoek gevolg gegeven, zoodat
verwacht mag worden, dat bij de tot stand koming
der wet zal blijken, dat met de eigenaardige be
hoeften verbonden aan de uitoefening van het
visscherijbedrijf behoorlijk rekening zal worden
gehouden.
Tijdschrift De Visscherij.
In het iaar 192-1 werd aan het tijdschrift ,.De
Visscherij" eene subsidie toegekend voor één
jaar, in het vertrouwen, dat bij verder herstel der
visscherij de uitgave van dit tijdschrift in de toe
komst ook zonder subsidie weer mogelijk zou blij
ken, door een grooter aantal lezers en meerdere
steun met advertenties. De Reedersvereeniging
achtte het gewenscht, dat dit eenigste Nederland
sche Tijdschrift op 't gebied van de Visscherij, niet
ter gevolge van de tiidsomstandheden zou ver
dwijnen.
Buitenlandsche Visscherijen.
In September 1923 bereikte het Bestuur van de
Reedersvereeniging via het Departement van Bui
tenlandsche Zaken een verzoek van de Bulgaar-
sche Regeering om voor gezamenlijke rekening
een onderzoek in te stellen naar de visscherij in
de Zwarte Zee, waarbij de Bulgaarsche Regeering
zich verbond, om, indien dit onderzoek een gun
stig resultaat afwierp, aan een Hollandsch bedriif
bij de wet een concessie te verleenen, met bizon-
dere voorrechten om vanuit Bulgarije en ten be
hoeve van de Bulgaarsche vischvoorziening het be
drijf aldaar uit te oefenen. Door de Reedersver
eeniging werd het standpunt ingenomen, dat men
dezerzijds bereid was aan hst onderzoek mede te
werken en een Commissie daarvoor uit te zenden,
mits de kosten geheel door de Bulgaarsche Re
geering gedragen zouden worden. In een later ge
voerde correspondentie is dit standpunt gehand
haafd en er tevens op gewezen, dat een onderzoek
als verlangd werd. het best in den zomer zou
kunnen geschieden. Het antwoord hieron, waarin
de Bulgaarsche Regeering zich vereenigde met de
dezerzijds gestelde eischen, bereikte het bestuur
evenwel eerst ver in het najaar en kon toen ten
gevolge van de gerezen arbeidsmoeilijkheden aan
het verzoek geen gevolg worden gegeven en moest
deze zaak voor onbepaalden tijd worden uitge
steld.
Behalve met de Bulgaarsche belangen, is de
Reedersvereeniging ook nog gepolst over de mo
gelijkheid van de uitoefening van de Trawlvis-
scherij op de Italiaansche kust. In den loop van
den zomer heeft een Commissie uit het Bestuur
^daarover bespreking gehad met 2 heeren uit Ge
nua, die hieromtrent inlichtingen kwamen inwin
nen. De gevraagde inlichtingen zijn bij die gele-
geneid verstrekt, maar werd verder van deze zaak
niets meer vernomen.
Algemeene opmerkingen inzake de exploitatie.
Van de algemeene opmerkingen die nog aan dit
jrslag behooren te worden toegevoegd, treedt
in de allereerste plaats op den voorgrond de sta
king, die op 8 December in het Visscherijbedrijf is
uitgebroken. (Wat hier verder over geschreven
wordt, laten wij, als voldoende bekend, achter
wege).
Wat de uitvoering der Sociale wetten langaat,
dient hier te worden medegedeeld, dat in 1924 tot
stand is gekomen de herziening van de loontabel-
Jen van de Zee-ongevallenwet. Voor de haringvis-
scherij heeft dit geleid tot een verlaging der loon-
normen, op grond van de bedrijfsresultaten der
laatste jaren en zijn de verzekerde loonen meer
gebracht in overeenstemming met de werkelijk
verdiende loonen. Wat de Irawlvisscherij betreft,
heeft de herziening geen enkele verlaging mede
gebracht, maar integendeel nog een paar kleine
verhoogingen der bestaande verzekerde loonen.
Zeer valt te bejammeren dat eene door de Ree
dersvereeniging gevraagde wijziging, n.l. om dc
uitkeering te berekenen naar den aard der vis
scherij, die wordt uitgeoefend wanneer het onge
val plaats heeft, niet is doorgevoerd. Ofschoon
bij eene bespreking aan het betrokken Departe
ment wel den indruk werd verkregen, dat in deze
richting werd gevoeld, is toch aan de aanvankelijk
mogelijk geachte wijziging geen gevolg gegeven,
vermoedelijk met het oog op den letterlijken in
houd van de rwet.
In den loop van het bedrijfsjaar is nog van de
vakorganisaties een verzoek ingekomen om ook
voor de vischlossers, die niet onder de Zee-onge
vallenwet vallen, eene regeling te maken, waar
door het mogelijk zal zijn dat ook aan hen bij
ongeval eene uitkeering zal worden toegekend.
Daar de zee-ongevallenwet niet toestaai uit
keeringen te geven krachtens deze wet, aan per
sonen die volgens de wet daarvoor niet in de ter
men vallen, omdat een deel der kosten ten laste
van den Staat komt, is in beginsel besloten om de
aanvullende regeling van de Vereeniging Visch-
vaart Onderlinge IJmuiden aan te vullen met eene
bepaling, waardoor tijdelijke uitkeeringen kunnen
worden gegeven, op den zelfden voet als de uit
keeringen krachtens de wet, en welke uitkeerin
gen dan geheel komen voor rekening van de werk
gevers. Ofschoon de voorbereidende maatregelen
hiervoor reeds ver zijn gevorderd, is nochlhans
deze regeling in 1924 nog niet kunnen worden tot
uitvoer gebracht.
Een tweede zaak, die eveneens de aanvullende
regeling op de Zee-ongevallenwet betreft, is ook
m 1924 ter hand genomen, maar moet eveneens
wat de uitvoering betreft wachten totdat de ont
worpen reglementsherziening is tol stand geko
men. Dit betreft namelijk het stelle" van een limi-
!e T?°v.,de aanéifle van ziekten. Het blijkt her
haaldelijk dat zeevarenden zich bij binnenkomst
niet ziek melden en dan op punt van varen ge
neeskundige hulp inroepen en zich wèl ziek mel
den. Niet alleen doet zich daarbij het bezwaar
voor dat op deze wijze telkens de goede gang van
het bedrijf wordt verstoord, maar in vele geval
len is op deze manier ook niet te constateereo of
de zich als ziek aanmeldende oersonen bona fide
voor uitkeering in aanmerking behooren te komen
of niet. Te weinig wordt nog door de meeste on-
varenden het onderscheid gevoeld tusschen de
wettelijk geregelde uitkeeringen bij ongevallen en
de door de reeders vrijwillig tot stand gebrachte
uitkeering bij ziekte, met de daaraan verbonden
geneeskundige behandeling, vrije medicijnen en
zoo noodig vrije verpleging. Het gevaar dat er
voor de belanghebbenden zelf kan ontstaan, bij
een veelvuldig voorkomen van misleiding, simula
tie en aggravatie is nog niet voldoende donrge.
drongen, waardoor maatregelen als bovenbedoeld
helaas al te noodig zijn.
Op een paar zaken die de exploitatie ten zeer.
ste kunnen beinvloeden en die in dit jaar de volle
aandacht der vereeniging hadden, worde hier nog
met een enkel woord gewezen.
In de eerste plaats dreigde in den loop van dit
jaar het gevaar dat de regeering zou trachten een
groot deel van de tekorten van het Staatsvis-
schershavenbedrijf op het visscherijbedrijf te gaan
afwentelen, met het oog op het sluitend maken
van de landsbegrooting. De pogingen èn door de
reedersvereeniging èn door de Vischhandelsver-
eeniging aangewend om daarvan verschoond te
blijven, welke pogingen ook van ambtelijke zijde
zeer waarschijnlijk goede steun hebben ontvan
gen, hebben blijkbaar goed gevolg gehad en zijn
er geen maatregelen genomen om het bedrijf meer
dere lasten in verband daarmede op te leggen.
Door de Reedersvereeniging is daarbij niet alleen
gewezen op den algemeenen toestand van het be-
drijf, die op zichzelf zoodanige maatregelen reeds
erger dan ongewenscht maakte, maar is ook vast
gehouden aan het beginsel, dat het staatsvis-
schershavenbedrijf, voor zoover dit de eigenlijke
havens betreft, niet alleen een belang is der
IJ m u i d e r Reeders, maar een landsbelang,
waarvoor de kosten niet kunnen worden gevor
derd van de plaatselijke vloot, terwijl het juist
de havens zijn en niet de andere werken, die de
groote tekorten veroorzaken. Nu het de regeering
gelukt is de Landsbegrooting sluitend te maken,
zonder hier tot retributieverhoogingen over te
gaan, mag met meer vertrouwen worden gezien,
dat van verdere verhoogingen in de toekomst
geen sprake zal zijn en dat afgewacht zal worden
dat de tekorten in de toekomst zullen verdwünen
door een verhoogd gebruik van havens en hallen,
tengevolge van een gewenschte bedriifs-expansie.
Een andere aangelegenheid die in de toekomst
de resultaten der zeevisscherij sterk kan beïnvloe
den, is de aanstaande invoering van de Schipoers-
wet, althans de invoering van een niet onbelang
rijk deel van die wet.
De Hoofdinspecteur van de Scheepvaart heeft
de Commissie van Overleg uit de Vereeniging van
Reeders van Visschersvaartuigen te IJmuiden in
de gelegenheid gesteld om verschillende zaken
met deze invoering verband houdende, alsmede
uit de uitvoerige voortvloeiende, te bespreken en
van deze gelegenheid is gebruik gemaakt om
meerdere en betere aansluiting van de wettelijke
bepalingen aan de eischen van het bedrijf te ver
dedigen en te bepleiten.
Ofschoon geen directe toezeggingen konden
worden gedaan, meent het Bestuur toch te mogen
verwachten, dat van de zijde der Scheepvaart-
Inspectie alle medewerking is te verwachten, om
bij de uit te brengen adviezen ernstig rekening te
houden met wat van de zijde van het bedrijf, op
grond der ervaring, werd naar voren gebracht.
Met den heer Directeur van het Staatsvisschers-
havenbedrijf is ten aanzien van verschillende aan
gelegenheden contact gezocht en is aan menig
verzoek tegemoet gekomen of de vervulling
daarvan in uitzicht gesteld. Zoo werd op het oude
Droogdok een kraantje verkregen, werd een op-
lossing gevonden voor het doen drogen der ha
ringnetten, hetgeen dreigde moeilijkheden op te
leveren, bij het afzetten der duinen, enz.; terwijl
ten aanzien van betere meergelegenheid in de
visschershaven en andere belangen, maatregelen
worden overwogen, waarbij echter met de exploi
tatie tekorten van het Staatsvisschershavenbedrijf
dient te worden rekening gehouden, niet alleen
door de Directie van dat bedrijf, maar ook door
hen die vele verbeteringen begeeren.
In den loop van 1924 werd voorts een aanschrij
ving ontvangen van het Departement van Finan
ciën, waarbij oude voorschriften omtrent het too-
nen van in- en uitklaringsvlaggen opnieuw in
werking werden gesteld. Het Bestuur heeft zich
terzake in verbinding gesteld met jlen heer In
specteur der Invoerrechten en Accijnsen te Am
sterdam, onder mededeeling van de bezwaren,
die daar tegen bij de reederijen bestonden, v.n.
de financiëele bezwaren, waartegenover geen
voordeelen van beteekenis voor de administratie
der Belastingen konden worden gesteld, terwijl de
belangen van den betrokken dienst op andere wij
ze, zonder bezwaar voor de reederijen konden
worden behartigd. De gevoerde besprekingen heb
ben een gunstig resultaat opgeleverd en is aan
dit voornemen geen verder gevolg gegeven.
Ofschoon in dit boekjaar natuurlijk vele andere
niet onbelangrijke zaken aan de orde zijn ge
weest, leent het bestek van dit verslag er zich
niet toe daarvan en détail een overzicht te geven.
Ten slotte mag er dan nog op worden gewezen,
dat wanneer in dit jaar de toestanden eenigszins
zijn verbeterd en de toekomst iets minder don
ker is, dit, naast de algemeene verbetering der
economische omstandigheden, in de eerste plaats
le danken is aan de eigen energie van hen die in
liet bedrijf werkzaam zijn en dat geen dank ver
schuldigd is voor protectie, die in een of andere
vorm aan het bedrijf zou zijn ten goede gekomen.
Met de wensch dat de factoren, die tot het aan
vankelijk herstel hebben medegewerkt, ook in
1925 hun goeden invloed niet mogen missen cn het
bedrijf in dit jaar tot een volkomen herstel moge
geraken, kunnen deze mededeelingen gevoegelijk
worden gesloten.