ijmuider Courant L Dl. Joh. Jansen. j I -ij ilJïsi! f ï1 i i filefd IS 18 Juli 1925. 2e blad pgEDlKBEURTEN VOOR ZONDAG A.S. IJMUIDEN ned. hert. kerk Di. J. H. Ledeboer, Em. Pred. te f Affliterdam. i j. dj. W. Kroeie, van Velseroord -gpjERK (Koning Willomsbolc) De Heer Tismeer. iiadigavond s uur: Bidstond. Lisftz. Com. Aid. ProL Bond. „utMevr. Moolj, van Busiem. oeref. kerk. (t; Dezelfde. chr. oeref. kerk. i Ds. T. A. Bakker. Dezelfde. pgelisatie hoogeberg. „morgen 10 uur: Samenkomst, «middag 12 uur: Zondagschool. Invond 7.30uur: Samenkomst. Lker: B. jenninga. ■dagavondOpenlucht-Samenkomst op het Koningsplein, «sdagivond 7.30 uur: Meisjeskrans voor meisjes vanaf 12 jaar. dinligavond 8 uur: Bijbelbespreking. I VELSEROORD. ne». herv. kerk rl Ds. W. Kroese. geref. kerk. et: Di. J- Krüger, van Delden. f: Dezelfde. VELSEN ned. hert. kerk c: Dl. C.J.Warners, van Helder. WIJEEROOG. geref. kerk. [f: Ds. J. D. Boerkoel. e: Dezelfde. SANTPOORT ned. hert. kerk t: Prof. Dr. O. A. v. d. Berg v. Eysinga, lokaal bethel, gr: De heer L. N. Smelik. ■r: Dezelfde. evangelisatie. Ds. P. J. Wierstra te Amsterdam. BEVERWIJK. OOFSGEZINDE GEMEENTE. Ds. van Calcar. SLAG VAN DE VEREENIGING VAN REEDERS VAN VISSCHERSVAARTUI- GEN TE IJMUIDEN. Vreemde aanvoereiL invoeren van vreemde trawlvisch, d.w z, wlvisch aangevoerd met vreemde schepen, ractisch gedurende de laatste jaren ge- om de Duitsche aanvoeren, is in het jaar 1924 een niet onaanzienlijke ring gekomen. De invoer over land kan evenals het vorige jaar gerust buiten be ng worden gelaten. iioh gaat het geheel om de Duitsche traw- geheele jaar kwamen 161 Duitsche traw- IJmuiden en losten daar 2.478.050 K.G. unvoeren verdeelden zich over het ge ar als volgt, waarbij wij ter vergelijking 1923 daarnaast plaatsen. 1 eo n o> -i o t 1» N M TO 0;v-;C->'^rooOrO S-fvÓtni/ir-'-t* i>* 1 N •- 7) N i I Os vo O f) I E 1 .£i3'3!,0'v>c-c>t«ONmi/ï .vino|0>nMt>os«F> m i - i S r'r' n d n n' IS £2 r- f oi (si 1 - n tn H in c -> os - n U Ö6 v t; os ei -5 w. so s£> o co i n n n p) <o cs) tn so so ei v H in >o' o n in n ifl m n s oo o co so n co o i 8 g s a g 8 g s ft* Van staatje dient nog te wor- ®rkt, dat onder deze aanvoeren begre- ir' an IJslandreizen in de maanden j en Mei en twee Wittezee-reizen in "gember, met respectievelijk 26.696, W l 611 108.614 Kilogrammen visch, hooge gemiddelde der aanvoeren twe i?tt b.e^riiPeliiker wordt. .we plaats moet rekening worden ge- j de omstandigheid dat het relatief fctt i ^aw^ers *n December verband werkstaking in het visscherijbedrijf ^ogtTolge van welke staking de verleiding voor de Duitsche reeders groot was booten naar IJmuiden te zenden, terwijl ook van Hollandsche zijde er aandacht aan werd gegeven om vreemde schepen naar IJmuiden te trekken, om daar in de behoefte aan visoh te voorzien. Dit een en ander in aanmerking nemende blijkt wel zeer duidelijk de groote achteruitgang der Duitsche aanvoeren, hetgeen wel te verstaan is waar tengevolge der grootere stabiliteit Duitschland de positie der Duitsche booten in eigen land niet onaanzienlijk verbeterde en ten gevolge der algemeene opleving van drn expori naar Duitschland, de Nederlandsche trawlvloot geleidelijk weer geheel in de vaart kon worden gebracht. Aangenomen mag worden dat het geringe ver schil in exploitatiekosten in Duitschland en Ne- derland in 1924 vrijwel geheel is vervallen en daarnevens kan worden geconstateerd, dat v dumping met Duitsche visch geen sprake ineer geweest, zoodat de verwachi ngeu in ons vorig jaarverslag uitgesproken tamelijk wel zijn vervuld De belangrijkste wijzigingen in het vervoer per spoor betreffen het vervoer naar het binnenland, naar Engeland en naar Duitschland. De teruggang in het vervoer voor het binnen land in 1923, die in vergelijking met 1922 niet minder bedroeg dan ongeveer 2 360 000 K.G.. ver- anderde in een vooruitgang ii. 1924, vergeleken met 1923, van ongeveer 3.000 009 K.G., zoodat het fear 1924 het jaar 1922 zelfs nog met ongeveer 640.000 K.G. overtrof. Ook bij de verzending van gerookte, gedroogd, en gezouten visch voor het binnenland valt een percentsgewijs aanzienlijke vermeerdering te con- staleeren. Waren de jaren 1922 er. 1923 voor deze laatste visscherij-producten vrijwel aan elkaar ge lijk, het jaar 1924 overtreft 1923 met ongeveer 311.000 K.G. of met meer dan 40 Voor het visscherijbedrijf is dit een zeer verblij dend verschijnsel, daar hieruit blijkt, dat de te ruggang van 1923 niet een blijvend karakter draagt, maar dat integendeel, met redelijken grond, ook voor de toekomst een verhoogd bin nenlandsche verbruik mag worden tegemoet ge zien. Het zou onjuist zijn uit de cijfers van bet ver voer van haring naar het binnenland dezelfde conclusies te trekken, aangezien de buitengewone vermeerdering der verzending ten name van het binnenland staande, met mag worden geacht in overeenstemming te zijn met een werkelijk zoo sterk vermeerderd binnenIandsoh verbruik daar belangrijke hoeveelheden, die van uit IJmuiden eene binnenlandsche beslemming kregen, niet voor het binnenland bestemd bleven, maar later van elders werden geëxporteerd Desniettemin mag op goed gezag worden aan genomen, dat het haringverbruik in Nederland zelf ook regelmatig vooruitgaande is. In het bijzonder dient nog dc aandacht geves tigd op het verhoogd vervoer van haring in de eerste maanden van liet jaar, tengevolge van de zeer belangrijke omzetten van Zuiderzee haring door den IJmuidenschen handel. Voor een juiste beoordeeling der zeevisscherij- uitkomsten zal deze haring natuurlijk buiten be schouwing moeten blijven. In de tweede plaats trekt bij deze statistische gegevens de aandacht de achteruitgang van den uitvoer naar Engeland, die vrijwel geacht kan worden parallel te loopen met de verzending via de Nederlandsche Spoorwegen, uit IJmuiden naar Engeland. Ofschoon nog aanzienlijk booger dan in 1922 is de achteruitgang, vergeleken met 1923, toch bijna 2.000 000 K.G. Het is niet wel mogelijk precies te beoordee- len in hoeverre dit een gevolg is van de intensie vere uitoefening van de vischerij in Engeland zelf, in hoeverre het verschil in vischprijzen tus- schen IJmuiden en Engelsche vischraarkten deze achteruitgang heeft veroorzaakt en in hoeverre verband moet worden gezocht tusschen deze ver mindering en de grootere vraag naar visch in Duitschland. Waarschijnlijk hebben deze 3 in vloeden zich allen, in mindere of meerdere mate, doen gelden, maar één ding is zeker dat het niel een gevolg is van ongunstiger verzendgelegenheid in vergelijking met de Engelsche markten. De voorsprong, die IJmuiden in deze heeft gehad, zoo door ligging als door snelle en billijke verzending, is gehandhaafd. Van groote, en naar verwacht mag worden blij vende, beteekenis is de vooruitgang in de ver- nding naar Duitschland in 1924. De jaren 1922 en 1923 waren voor de versche vischverzending gedurende de eerste 11 maanden vrijwel gelijk. De verbetering trad in, in December 1923 en tengevolge van die verbetering werd het geheele jaar 1923 toch nog ongeveer 25 lioogcr dan 1922. De verzending in 1924 is evenwel ruim 3- maal zoo hoog als in 1923 of ongeveer 1.775 000 K.G. meer. Hoe verblijdend evenwel dit ver schijnsel moge zijn, dient er wel aan gedacht te worden dat wij, met deze vooruitgaande cijfers, nog zóóver ten achter zijn bij den voor-oorlogs toestand, dat er nog heel wat zal moeten gebeu ren, alvorens het oude pijl is bereikt. Om dit even duidelijk te maken, kunnen we er ter vergelijking op wijzen, dat b.v. in 1912 de er- zending voor het binnenland ongeveer 12.350 000 K.G. was en deze in 1924 is gestegen tot ongeveer 21.200,000 K.G., dus een vermeerdering voor bin- nenlandsch verbruik van ongeveer 8.840.000 K.G., terwijl de verzending naar Duitschland in 1922 was pl.m. 15.235.000 K.G. en in 1924 ongeveer 2.470.000 K.G. en dus eene vermindering van on geveer 12.765.000 K.G. Het blijkt daaruit voldoende dat, bij een vol ledig herstel van den handel in versche visch op Duitschland en daarbij in aanmerking nemende de grootere omzet naar Engeland en Frankrijk, de geheele IJmuider vloot niet alleen regelmatig zou kunnen worden in de vaart gehouden, maar dat ook voor uitbreiding in de toekomst nog ruim plaats zal zijn. De groote vraag is slechts in welk tempo het herstel van Duitschland voort zal gaan. Wat voor Duitschland ten aanzien van de versche visch geldt, kan vrijwel ook voor de ha ring van kracht worden geacht, ofschoon de cij fers ten aanzien van de verzending uit IJmuiden ten deze niet maatgevend zijn. Immers vóór den oorlog was de haringvloot in IJmuiden nog maar zeer klein en de handel nog van geen beteekenis, terwijl juist in de oorlogs- en na-oorlogsjaren èn de vloot èn de haringhandel zich hier sterk heb ben ontwikkeld. De verzending vanuit IJmuiden was in 1924 bij na het dubbele van het jaar 1923. Wat Frankrijk aangaat mag op een kleine ver hooging van den uitvoer worden gewezen. Deze is evenwel niet van dien aard dat ze voor het be drijf in zijn geheel van beteekenis is. Aan den Franschen handel staan bezwaren in den weg, waarvan sommige als de valuta en het veel tijd nemende vervoer van voorbijgaanden aard kunnen zijn, maar waarvan de invoerrechten wel van blijvenden aard zullen zijn. Als bewijs daarvoor mag zeker worden bijge bracht het feit, dat in 1924 door de Fransche Re geering maatregelen zijn genomen om door ver laging van verschillende invoerrechten de levens middelenvoorziening van Frankrijk goedkooper te maken, maar dat de pogingen die aangewend zijn om onder deze levensmiddelen ook visch op te nemen, zijn mislukt. De afzet naar België is wat het vervoer per spoor betreft, lager geweest dan in 1924. Naar uit vertrouwbare bron werd vernomen, moet [hoest Doos60 90cf.BijApoth.en 390 drogisten evenwel de verzending per scheepsgelegenheid zooveel hooger zijn geweest, dat de totaal-omzet naar België hooger is dan in het voorgaande jaar. Ook in dit jaar deed zich het bezwaar van de onzekerheid der valuta telkens weer gelden. De afzet naar andere landen levert over het jaar 1924 geen stof op tot het maken van eenige opmerkingen. Een en ander samenvattende mag dus worden geconcludeerd, dat de vooruitzichten, die zich ten aanzien van 1924 hadden geopend, ten volle zijn verwezenlijkt en dat voor het jaar 1925 ii menig opzicht de mogelijkheid en de waarschijn lijkheid nog bestaat op een ruimere afzet. Vervoer en Vrachttarieven. Ofschoon ten aanzien van de vrachttarieven der Nederlandsche snoorwegen nog heel wat te wenschen overblijft, ziin toch in 1924 weder een naar^ kleine verbeteringen tot stand gekomen- Zoo is in den loop van het jaar een speciaallariel gemaakt voor het vervoer van verc,-he haring van TJmuiden via Oldenzaal naar Duitschland. waarbij de ijltfoedvrachtorijs werd gesteld od f 0.80 per 100 K.G. Het is zeer te beiammeren. dat onze Nederlandsche Noordzeevisscherii zoo goed als in het geheel niet van dit tarief kan profiteeren, aangezien de versche haring bijna uitsluitend wordt aangevoerd door Engelsche en Schotsche drifters en door de Zuiderzeevïsscbers. Een andere verbetering waarvan de IJmuiden- sche visscherij wel een weinig beier wordt, is de vracht-verlaging, tengevolge van de vervoerover- eenkomst met de IJmuider Vischhandel Vereeni- ging gesloten, voor het vervoer van visch als ijl - en vrachtgoed naar de Provinciën Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. In hoeverre deze over eenkomst gesloten is onder druk van de moge lijkheid van vischvervoer per lastauto. durven wij niet beoordeelen, maar zeker mag de vraag worden gesteld om welke reden deze overeen komst juist tot deze 3 provinciën is beperkt ge worden. Mogen we derhalve dankbaar ziin voor de klei ne verbeteringen, die ziin aangebracht, ook al komen die IJmuiden slechts ten deele ten goede, er blijft als boven gezegd ten deze nog heel wal te wenschen over. In betrekking tot het vervoer mag evenwel op één belangrijke verbetering worden gewezen, waf betreft de verzending naar Duitschland. In Augustus is n.l. door de Nederlandsche spoor wegen. in overleg met de betrokken Spoorweg, directies, eene regeling getroffen. waardoor voornamelijk de verzendingen naar het Roerge bied en den linker Rijnoever belangrijk werden verbeterd. Zoo is het mogeliik geworden, dat visch, die des middags te 12.35 van IJmuiden wordt verzonden, reeds des nachts te 2 uur in Duisburg aankomt, te 3.42 in Essen, te 4.38 in Keulen, te 5.35 in den morgen te Dortmund, te 6.07 in Aken, te 9.39 in Bonn en den volgenden avond te 7.46 in Mainz," terwijl de visch, die te 12.35 uit IJmuiden vertrekt langs den rechter Rijnoever, den volgenden middag te 5.40 in Wies- baden aankomt en den volgenden avond te 7.50 in Frankfurt a.d. Main. Deze verbetering, die aanvan keliik verkregen was door samenwerking van de Nederlandsche Spoorwegen en de Regiesooorwe- gen, is ook aldus in stand gebleven na de Roer- ontruiming en de overgave van de Spoorwegen door de Regie aan de Duitsche Spoorwegen. Credietwezen, In de regeling van het credietwezen is ook in 1924 geen verandering gekomen. De klachten om trent crediet aan den vischhandel blijven aanhou den. De jvijziging die in het reglement op den Rijksafslag was aangebracht, waarbij de rente door de vischhandelaren te betalen vroeger zou ingaan, is aanvankelijk teruggenomen. Binnenlandsche Vischvoorziening. Het Nationale Comité voor de propaganda van vischverbruik, dat in 1923 tot stand was geko men, op initiatief van den Hoofdinspecteur der Visscherijen. is in een permanent Comité omge zet, van welk Comité de heer J. M. Bottemanne, ook na zijn verwisseling van werkkring, secreta ris-penningmeester is gebleven. Het Comité heeft van enkele ziiden. o.a. van de Kamer van Koop handel en Fabrieken te Haarlem, eenige finan- ciëele steun voor haar doel, het bevorderen van den vischafzet in Nederland zelf, ontvangen. Deze steun was echter nog niet van dien omvang, dat belangrijke zaken konden aangevat worden. In den loop van het jaar is van verschillende gelegenheden, dat de Visscherijfilm vertoond werd, gebruik gemaakt om door voordrachten daarbij de belangstelling voor het Visscherübe- drijf op te wekken en tevens reclame te maken voor het vischgebruik. Het ligt in de bedoeling van het Comité om zoo mogeliik in de komende iaren met deze actie op breeder schaal voort te gaan. De propaganda met de Engelsche vischbak- nvens, in 1923 gemaakt op de Tentoonstelling v. Volksvoeding te Amsterdam, begint langzaam aan door te werken en wordt hier en daar reeds een enkele oven gebruikt. Nevens de Engelsche bakovens worden nu ook reeds ovens van Duitsch en Nederlandsch fabrikaat door den han del aangeboden. Hollandsch-Engelsch Arbitrage-verdrag. De onderhandelingen omtrent een af te sluiten Hollandsch-Engelsch arbitrage-contract voor de visscherij, in verband met de Noordzee conventie, hebben in 1924 tot geen beslissing geleid. Vischrijkdom Noordzee. De reeds in het jaar 1923 aangevangen onder zoekingen omtrent den omvang van de pufvis- scherij en de schade die daardoor aan den visch- sland in de Noordzee zou kunnen worden toege bracht, zijn in 1924 voortgezet met de krachtige hulp van den heer Hoofdinspecteur der Vissche rijen. Op verzoek van de Reedersvereeniging heeft de heer Hoofdinspecteur op verschillende tijdstippen in IJmuiden hoeveelheden ondermaatsche visch (zoogenaamde puf) laten sorteeren, om te weten uit welke vischsoorten deze puf is samengesteld en hoe groot het percentage der verschillende vischsoorten, waaruit de puf bestaat, is. Van den heer Directeur van het Staatsvisschershavenbe- drijf werd een opgave verkregen omtrent de hoe veelheid puf die in 1924 moet zijn aangevoerd. Hieruit blijkt, dat alleen aan de eendenhouders reeds 3.000.000 K.G. van deze puf was verkocht geworden en dat waar deze hoeveelheid kan wor den geschat op ongeveer 3/4 van den geheelen pufaanvoer te IJmuiden, het totaal veilig op 4.000.000 K.G. over het jaar 1924 is te stellen. Uit het rapport van den heer Bottemanne is gebleken, dat van een totaal gewicht van 315 K.G. onderzochte puf 307 K.G. (98 bestond^ uit 3 consumptievisschen, t.w. schol, schar en wijting. De overige 8 K.G. bestond uit andere visch soorten, eetbare en niet eetbare. De 307 K.G. schol, schar en wijting bestond uil 6051 vischjes, waarvan er 5045 waren beneden den consumptiemaat, terwijl de visch die de con- sumptiemaat haalde, daar natuurlijk maar juist bovenging. Uit deze enkele cijfers blijkt derhalve reeds vol doende hoe groot de schade is, die de pufvissche- rij aanricht onder de jonge visch, die gaarne haar eerste levensjaren op onze vlakke, zandige. Hol- landsce kust komt doorbrengen. Door den heer Hoofdinspecteur der Visscherijen is op grond hiervan mede een becijfering gemaakt waaruit blijkt, dat wanneer al deze ondermaatsche visch maar 1 jaar langer vrij had kunnen opgroeien, de ze reeds een waarde zou vertegenwoordigen van 900.000 Gulden. In dit rapDort heeft het Bestuur van de Ree dersvereeniging aanleiding gevonden zich te richten tot den Raad van de visscherij, om me dewerking te verkrijgen, dat aan dit systematisch opvangen van te jonge visch, hetgeen alleen ge schiedt in het belang der eendenhouders, een einde wordt gemaakt. Op dit adres, dat 26 Juni werd verzonden, is nog geen beschikking gekomen, maar met ver trouwen wordt tegemoet gezien dat maatregelen zullen worden beraamd om de aanvoer hiervan in de toekomst te beletten. Dat dit ook gewenscht blijft, kan o.m. blijken uil de omstandigheid dat hoewel in 1924 veel min der aan de pufvtsscherij is gedaan dan in 1923, daar de pufvisschers geruimen tiid bezig ziin ge weest met de visscherij van Sardijn, die zich dit jaar in belangriike hoeveelheden aan onze kust ophield, toch in IJmuiden nog 40.000 50.000 twnden puf van 35 K.G. per mand, in 1924 wer- den aangevoerd. De actie door de Reedersvereeniging in deze gevoerd, staat geheel los van en draagt een ander karakter dan de perscamDagne gevoerd heeft over de z.g. uitmoording der Noordzee, welke laatste zaak. in tegenstelling met de pufvisscherii. een quaestie is van internationale regeling en waarbij bezwaren worden naar voren gebracht le gen de normale visscherij. terwijl de pufvisscherii geldt een abnormale visscherij. Aangezien de actie tegen de Diepzeetrawlvis- scherij, zooals die in de Nederlandsche pers is gevoerd, een zaak is. die ook in hooge mate de Engelschen en Duitschers raakt, die ter zake veel grootere belangen hebben dan IJmuiden, bestaat er geen gevaar, dat. op lichtvaardige wijze, in dit bedriif zal worden ingegrepen, en zullen er meer zakelijke argumenten naar voren moeten worden gebracht, alvorens door gemeenschappelijk over leg der betrokken landen tot beperking dezer visscherij zal kunnen worden overgegaan. Rechtspositie schepelingen. In 1924 is gebleken, dat door de Regeering op merkzaamheid was gegeven aan een vroeger door de Reedersvereeniging ingediend verzoek, om in tijds kennis te mogen nemen van het Vooront werp inzake de regeling van de rechtspositie van kapitein en schepelingen. Door de Regeering is de heer J. F. Klercq uitgenoodigd deel te willen uitmaken van eene Commissie, die speciaal in lichtingen heeft te geven in deze materie met hel oog op de Visscherij-belangen. Door den heer Klercq is aan het verzoek gevolg gegeven, zoodat verwacht mag worden, dat bij de tot stand koming der wet zal blijken, dat met de eigenaardige be hoeften verbonden aan de uitoefening van het visscherijbedrijf behoorlijk rekening zal worden gehouden. Tijdschrift De Visscherij. In het iaar 192-1 werd aan het tijdschrift ,.De Visscherij" eene subsidie toegekend voor één jaar, in het vertrouwen, dat bij verder herstel der visscherij de uitgave van dit tijdschrift in de toe komst ook zonder subsidie weer mogelijk zou blij ken, door een grooter aantal lezers en meerdere steun met advertenties. De Reedersvereeniging achtte het gewenscht, dat dit eenigste Nederland sche Tijdschrift op 't gebied van de Visscherij, niet ter gevolge van de tiidsomstandheden zou ver dwijnen. Buitenlandsche Visscherijen. In September 1923 bereikte het Bestuur van de Reedersvereeniging via het Departement van Bui tenlandsche Zaken een verzoek van de Bulgaar- sche Regeering om voor gezamenlijke rekening een onderzoek in te stellen naar de visscherij in de Zwarte Zee, waarbij de Bulgaarsche Regeering zich verbond, om, indien dit onderzoek een gun stig resultaat afwierp, aan een Hollandsch bedriif bij de wet een concessie te verleenen, met bizon- dere voorrechten om vanuit Bulgarije en ten be hoeve van de Bulgaarsche vischvoorziening het be drijf aldaar uit te oefenen. Door de Reedersver eeniging werd het standpunt ingenomen, dat men dezerzijds bereid was aan hst onderzoek mede te werken en een Commissie daarvoor uit te zenden, mits de kosten geheel door de Bulgaarsche Re geering gedragen zouden worden. In een later ge voerde correspondentie is dit standpunt gehand haafd en er tevens op gewezen, dat een onderzoek als verlangd werd. het best in den zomer zou kunnen geschieden. Het antwoord hieron, waarin de Bulgaarsche Regeering zich vereenigde met de dezerzijds gestelde eischen, bereikte het bestuur evenwel eerst ver in het najaar en kon toen ten gevolge van de gerezen arbeidsmoeilijkheden aan het verzoek geen gevolg worden gegeven en moest deze zaak voor onbepaalden tijd worden uitge steld. Behalve met de Bulgaarsche belangen, is de Reedersvereeniging ook nog gepolst over de mo gelijkheid van de uitoefening van de Trawlvis- scherij op de Italiaansche kust. In den loop van den zomer heeft een Commissie uit het Bestuur ^daarover bespreking gehad met 2 heeren uit Ge nua, die hieromtrent inlichtingen kwamen inwin nen. De gevraagde inlichtingen zijn bij die gele- geneid verstrekt, maar werd verder van deze zaak niets meer vernomen. Algemeene opmerkingen inzake de exploitatie. Van de algemeene opmerkingen die nog aan dit jrslag behooren te worden toegevoegd, treedt in de allereerste plaats op den voorgrond de sta king, die op 8 December in het Visscherijbedrijf is uitgebroken. (Wat hier verder over geschreven wordt, laten wij, als voldoende bekend, achter wege). Wat de uitvoering der Sociale wetten langaat, dient hier te worden medegedeeld, dat in 1924 tot stand is gekomen de herziening van de loontabel- Jen van de Zee-ongevallenwet. Voor de haringvis- scherij heeft dit geleid tot een verlaging der loon- normen, op grond van de bedrijfsresultaten der laatste jaren en zijn de verzekerde loonen meer gebracht in overeenstemming met de werkelijk verdiende loonen. Wat de Irawlvisscherij betreft, heeft de herziening geen enkele verlaging mede gebracht, maar integendeel nog een paar kleine verhoogingen der bestaande verzekerde loonen. Zeer valt te bejammeren dat eene door de Ree dersvereeniging gevraagde wijziging, n.l. om dc uitkeering te berekenen naar den aard der vis scherij, die wordt uitgeoefend wanneer het onge val plaats heeft, niet is doorgevoerd. Ofschoon bij eene bespreking aan het betrokken Departe ment wel den indruk werd verkregen, dat in deze richting werd gevoeld, is toch aan de aanvankelijk mogelijk geachte wijziging geen gevolg gegeven, vermoedelijk met het oog op den letterlijken in houd van de rwet. In den loop van het bedrijfsjaar is nog van de vakorganisaties een verzoek ingekomen om ook voor de vischlossers, die niet onder de Zee-onge vallenwet vallen, eene regeling te maken, waar door het mogelijk zal zijn dat ook aan hen bij ongeval eene uitkeering zal worden toegekend. Daar de zee-ongevallenwet niet toestaai uit keeringen te geven krachtens deze wet, aan per sonen die volgens de wet daarvoor niet in de ter men vallen, omdat een deel der kosten ten laste van den Staat komt, is in beginsel besloten om de aanvullende regeling van de Vereeniging Visch- vaart Onderlinge IJmuiden aan te vullen met eene bepaling, waardoor tijdelijke uitkeeringen kunnen worden gegeven, op den zelfden voet als de uit keeringen krachtens de wet, en welke uitkeerin gen dan geheel komen voor rekening van de werk gevers. Ofschoon de voorbereidende maatregelen hiervoor reeds ver zijn gevorderd, is nochlhans deze regeling in 1924 nog niet kunnen worden tot uitvoer gebracht. Een tweede zaak, die eveneens de aanvullende regeling op de Zee-ongevallenwet betreft, is ook m 1924 ter hand genomen, maar moet eveneens wat de uitvoering betreft wachten totdat de ont worpen reglementsherziening is tol stand geko men. Dit betreft namelijk het stelle" van een limi- !e T?°v.,de aanéifle van ziekten. Het blijkt her haaldelijk dat zeevarenden zich bij binnenkomst niet ziek melden en dan op punt van varen ge neeskundige hulp inroepen en zich wèl ziek mel den. Niet alleen doet zich daarbij het bezwaar voor dat op deze wijze telkens de goede gang van het bedrijf wordt verstoord, maar in vele geval len is op deze manier ook niet te constateereo of de zich als ziek aanmeldende oersonen bona fide voor uitkeering in aanmerking behooren te komen of niet. Te weinig wordt nog door de meeste on- varenden het onderscheid gevoeld tusschen de wettelijk geregelde uitkeeringen bij ongevallen en de door de reeders vrijwillig tot stand gebrachte uitkeering bij ziekte, met de daaraan verbonden geneeskundige behandeling, vrije medicijnen en zoo noodig vrije verpleging. Het gevaar dat er voor de belanghebbenden zelf kan ontstaan, bij een veelvuldig voorkomen van misleiding, simula tie en aggravatie is nog niet voldoende donrge. drongen, waardoor maatregelen als bovenbedoeld helaas al te noodig zijn. Op een paar zaken die de exploitatie ten zeer. ste kunnen beinvloeden en die in dit jaar de volle aandacht der vereeniging hadden, worde hier nog met een enkel woord gewezen. In de eerste plaats dreigde in den loop van dit jaar het gevaar dat de regeering zou trachten een groot deel van de tekorten van het Staatsvis- schershavenbedrijf op het visscherijbedrijf te gaan afwentelen, met het oog op het sluitend maken van de landsbegrooting. De pogingen èn door de reedersvereeniging èn door de Vischhandelsver- eeniging aangewend om daarvan verschoond te blijven, welke pogingen ook van ambtelijke zijde zeer waarschijnlijk goede steun hebben ontvan gen, hebben blijkbaar goed gevolg gehad en zijn er geen maatregelen genomen om het bedrijf meer dere lasten in verband daarmede op te leggen. Door de Reedersvereeniging is daarbij niet alleen gewezen op den algemeenen toestand van het be- drijf, die op zichzelf zoodanige maatregelen reeds erger dan ongewenscht maakte, maar is ook vast gehouden aan het beginsel, dat het staatsvis- schershavenbedrijf, voor zoover dit de eigenlijke havens betreft, niet alleen een belang is der IJ m u i d e r Reeders, maar een landsbelang, waarvoor de kosten niet kunnen worden gevor derd van de plaatselijke vloot, terwijl het juist de havens zijn en niet de andere werken, die de groote tekorten veroorzaken. Nu het de regeering gelukt is de Landsbegrooting sluitend te maken, zonder hier tot retributieverhoogingen over te gaan, mag met meer vertrouwen worden gezien, dat van verdere verhoogingen in de toekomst geen sprake zal zijn en dat afgewacht zal worden dat de tekorten in de toekomst zullen verdwünen door een verhoogd gebruik van havens en hallen, tengevolge van een gewenschte bedriifs-expansie. Een andere aangelegenheid die in de toekomst de resultaten der zeevisscherij sterk kan beïnvloe den, is de aanstaande invoering van de Schipoers- wet, althans de invoering van een niet onbelang rijk deel van die wet. De Hoofdinspecteur van de Scheepvaart heeft de Commissie van Overleg uit de Vereeniging van Reeders van Visschersvaartuigen te IJmuiden in de gelegenheid gesteld om verschillende zaken met deze invoering verband houdende, alsmede uit de uitvoerige voortvloeiende, te bespreken en van deze gelegenheid is gebruik gemaakt om meerdere en betere aansluiting van de wettelijke bepalingen aan de eischen van het bedrijf te ver dedigen en te bepleiten. Ofschoon geen directe toezeggingen konden worden gedaan, meent het Bestuur toch te mogen verwachten, dat van de zijde der Scheepvaart- Inspectie alle medewerking is te verwachten, om bij de uit te brengen adviezen ernstig rekening te houden met wat van de zijde van het bedrijf, op grond der ervaring, werd naar voren gebracht. Met den heer Directeur van het Staatsvisschers- havenbedrijf is ten aanzien van verschillende aan gelegenheden contact gezocht en is aan menig verzoek tegemoet gekomen of de vervulling daarvan in uitzicht gesteld. Zoo werd op het oude Droogdok een kraantje verkregen, werd een op- lossing gevonden voor het doen drogen der ha ringnetten, hetgeen dreigde moeilijkheden op te leveren, bij het afzetten der duinen, enz.; terwijl ten aanzien van betere meergelegenheid in de visschershaven en andere belangen, maatregelen worden overwogen, waarbij echter met de exploi tatie tekorten van het Staatsvisschershavenbedrijf dient te worden rekening gehouden, niet alleen door de Directie van dat bedrijf, maar ook door hen die vele verbeteringen begeeren. In den loop van 1924 werd voorts een aanschrij ving ontvangen van het Departement van Finan ciën, waarbij oude voorschriften omtrent het too- nen van in- en uitklaringsvlaggen opnieuw in werking werden gesteld. Het Bestuur heeft zich terzake in verbinding gesteld met jlen heer In specteur der Invoerrechten en Accijnsen te Am sterdam, onder mededeeling van de bezwaren, die daar tegen bij de reederijen bestonden, v.n. de financiëele bezwaren, waartegenover geen voordeelen van beteekenis voor de administratie der Belastingen konden worden gesteld, terwijl de belangen van den betrokken dienst op andere wij ze, zonder bezwaar voor de reederijen konden worden behartigd. De gevoerde besprekingen heb ben een gunstig resultaat opgeleverd en is aan dit voornemen geen verder gevolg gegeven. Ofschoon in dit boekjaar natuurlijk vele andere niet onbelangrijke zaken aan de orde zijn ge weest, leent het bestek van dit verslag er zich niet toe daarvan en détail een overzicht te geven. Ten slotte mag er dan nog op worden gewezen, dat wanneer in dit jaar de toestanden eenigszins zijn verbeterd en de toekomst iets minder don ker is, dit, naast de algemeene verbetering der economische omstandigheden, in de eerste plaats le danken is aan de eigen energie van hen die in liet bedrijf werkzaam zijn en dat geen dank ver schuldigd is voor protectie, die in een of andere vorm aan het bedrijf zou zijn ten goede gekomen. Met de wensch dat de factoren, die tot het aan vankelijk herstel hebben medegewerkt, ook in 1925 hun goeden invloed niet mogen missen cn het bedrijf in dit jaar tot een volkomen herstel moge geraken, kunnen deze mededeelingen gevoegelijk worden gesloten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1925 | | pagina 5